Samenvatting - LP5 Anatomie, Fysiologie en Pathologie (HBO-V Avans jaar 2)
Tout pour ce livre (216)
École, étude et sujet
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Verpleegkunde / HBO-V
Medische Kennis
Tous les documents sur ce sujet (129)
Vendeur
S'abonner
jlkok390
Avis reçus
Aperçu du contenu
Anatomie en fysiologie samenvatting toets 3
H6.8 Lymfevatenstelsel
Het lymfevatenstelsel is een gesloten buizensysteem dat de werking van het bloedvatenstelsel
ondersteund. Er stroomt een heldere vloeistof doorheen, die lymfe heet.
Lymfe ontstaat in de weefsels wanneer een deel van het weefselvocht opgenomen wordt in
de lymfevaten.
Bij het lymfevatenstelsel horen Lymfoïde organen, zoals de lymfeknopen en de milt en de
organen bestaan uit lymfatisch weefsel (reticulair weefsel)
Lymfoïde organen spelen een belangrijke rol bij de afweer van het lichaam.
Lymfe en lymfevaten:
De fijnste haarvaten heten lymfecapillairen (lymfehaarvaten).
Ze zijn het beginpunt van de afvoer van een deel (ongeveer 15%) van het weefselvocht dat zich
tussen de weefselcellen bevindt. Op het moment dat het weefselvocht in het lymfevatenstelsel
terechtkomt, heet de lymfe. In totaal circuleert er 3,5 L lymfe door de lymfevaten.
De samenstelling van de lymfe is grotendeels dezelfde als die van het weefselvocht van het weefsel
waar het lymfevat zich bevindt. De samenstelling hangt af van de plaats in het lichaam.
Voorbeeld: in de dunne darm heeft lymfe na patat met mayonaise een melkwitte kleur
vanwege het hoge vetgehalte.
De lymfecapillairnetwerken voeren de lymfe af naar kleine lymfevaten, zie zich op hun beurt
verenigen tot grotere lymfevaten. Bij toename van de diameter van de lymfevaten verschijnen er
in de wand geleidelijk meerdere lagen glad spierweefsel. De grotere lymfevaten in armen en
benen hebben kleppen.
De grootste lymfevaten worden aangeduid met de termen: ductus lymphaticus (lymfebuis) en
truncus lymphaticus (lymfestam).
De lymfe uit de benen en buikorganen wordt afgevoerd via de rechter en de linker truncus
lumbalis.
Twee trunci intestinales vervoeren lymfe uit de buikorganen.
Deze 3 vaten komen samen op een punt die de cisterna chyli wordt genoemd.
Vanaf daar loopt een grote lymfebuis naar boven, dit is de ductus thoracicus (borstbuis).
Deze loopt door het mediastinum achter de aorta langs en mondt uit in de linker v. subclavia.
Vlak voor deze plaats komt er nog een groot lymfevat in de borstbuis uit. hierin zit de lymfe
uit de linkerarm, de linkerhelft van het hoofd en de hals en uit de linkerlong.
Ook in de rechter v. subclavia mondt een ductus uit: de rechter lymfestam, die de lymfe
afvoert naar de rechterarm, rechterhelft van het hoofd en de hals en uit de rechterlong.
zo is vocht dat afkomstig was uit de bloedbaan via een omweg weer toegevoegd aan de
bloedbaan.
De lymfevaten bezitten kleppen en het lymfetransport wordt verder gestimuleerd door de
adempomp, de hartpomp, de spierpomp en de arteriële pomp. (vergelijkbaar aan de bloedstroom
door de aders)
Lymfoïde organen:
lymfatisch weefsel bestaat uit reticulair bindweefsel, lymfocytenvormend weefsel en veel
lymfocyten.
1
,De belangrijkste Lymfoïde organen zijn de lymfeknopen, de waldeyerring, de peyerplaques, de
thymus en de milt:
Lymfeknopen:
- Lymfeknopen bevinden zich op de plaatsen waar kleine lymfevaten overgaan in een
groter lymfevat.
- Ze heten ook wel lymfeklieren, hoewel het geen klieren zijn.
- Het zijn een soort tussenstations in de lymfevaten.
- Op sommige plaatsen zie je een aantal lymfeknopen dichtbij elkaar liggen: dit heet
regionale lymfeknopen:
Deze zitten strategisch op plaatsen waar de lymfe uit een groot achterliggend
gebied verzameld wordt.
Voorbeelden van deze plaatsen zijn de oksels en liezen.
- De lymfeknopen bestaat uit reticulair bindweefsel (merg) dat door bindweefselschotten
(trabekels) verdeeld is in vakken. De trabekels staan in verbinding met het kapsel van
de lymfeknoop. Via openingen in dit kapsel komen de lymfevaten het merg binnen. Via
het hilum aan de andere kant komt een arterie de lymfeknoop binnen en treden een of
twee lymfevaten en een vene naar buiten. Het uittredende lymfevat voert de lymfe naar
buiten. Het uittredende lymfevat voert de lymfe af uit het merg. De
bloedcapillairnetwerken bevinden zich in de merggedeelten. De grotere bloedvaten
vertakkingen lopen langs de trabekels.
- Tussen kapsel en merg zit een ruimte, de randsinus. Van hieruit stroomt aangevoerde
lymfe door de hele lymfeknoop.
- Binnen het merg zijn eveneens ruimten te vinden. Dat zijn de mergsinussen, die de
lymfedoorstroming naar het afvoerende lymfevat toe vergemakkelijken.
- De lymfeknoop werkt als een filter. De eventuele in de lymfe aanwezige bacteriën, dode
of geïnfecteerde cellen en andere lichaamsvreemde stoffen blijven in het merg steken.
- De reticulumcellen kunnen zelf bepaalde stoffen onschadelijk maken door fagocytose.
- De reticulumcellen kunnen zelf bepaalde stoffen onschadelijk maken door fagocytose. De
aanwezigheid van ongerechtigheden tussen de reticulumcellen is het startsein voor de
activering van bepaalde typen lymfocyten n de lymfollikels. dat zijn bolvormige
kiemcentra in het merg waar nieuwe lymfocyten worden bijgemaakt en waar antistoffen
geproduceerd worden.
- Sterk actieve lymfeknopen zwellen op. Op sommige plaatsen is dit dan goed te voelen
bijvoorbeeld in de oksel, de lies en de hals.
Waldeyerring:
- De waldeyerring (lymfatische keelring) is een verzameling verspreid liggende gebiedjes
lymfatisch weefsel op de overgang van de mondholte en de neusholte naar de keelholte.
- Ze liggen als het ware in een ring.
- Tot de waldeyerring behoren:
Tonsillae palantinae (gehemelteamandelen): Heten ook wel keelamandelen,
liggen links en rechts in de keel en ze kunnen bij een gewone verkoudheid
behoorlijk opgezet zijn en worden dan van achter de gehemeltebogen zichtbaar.
Tonsilla lingualis (tongamandel)
Tonsilla pharyngealis (neusamandel): heet ook wel adenoïd
Lymfatisch weefsel ronde de ingang van de buis van Eustachius.
Peyerplaques:
2
, - Dit zijn ophopingen lymfatisch weefsel die verspreid in de wand van de dunnen darm
liggen.
- Behalve deze vrij grote plaques komen er in de wand van et hele spijsvereringskanaal
ook kleinere ophopingen van lymfatisch weefsel voor.
- Overal kunnen lichaamsvreemde stoffen opgevangen worden, die vanuit de darmholte (=
uitwendig milieu) via de darmwand de bloedbaan in dreigen te gaan.
Thymus:
- De thymus (zwezerik) speelt tot aan de puberteit een belangrijke rol. Dan heeft hij zijn
maximale grootte behaalt.
- Na die tijd wordt de thymus geleidelijk aan weer een beetje kleiner en blijft uiteindelijk
zichtbaar als een klein vetkwabje.
- Hij bestaat uit 2 of 3 kwabben die achter het sternum op het hart liggen.
- De bouw en werking is vergelijkbaar met die van de lymfeknoop.
- In het reticulaire bindweefsel komen behalve reticulumcellen grote aantallen
thymocyten voor. Thymocyten zijn ongerijpte bloedstamcellen die zich kunnen
ontwikkelen tot T-lymfocyten. T-lymfocyten zijn werkzaam bij de afweer van het
lichaam.
Milt:
- De bouw en functie van de milt of lien zijn te vergelijken met een grote lymfeknoop,
echter niet als tussenstation in het lymfevatenstelsel maar in het bloedvatenstelsel. Van
de truncus coeliacus takt de a. lienalis (miltslagader) af, die via het hilum de milt
binnentreedt. In de milt vertakt de arterie zich, waarbij er geen gebruikelijk
capillairnetwerk ontstaat maar de arteriolen eindigen in de miltsinussen, buisvormige
ruimten in het merg. De uittredende v. lienalis (miltader) mondt uit in de v.portae
(poortader), die naar de lever gaat.
- Het merg, miltpulpa geheten, is verdeeld in witte pulpa (20%) en rode pulpa (80%):
Witte pulpa:
o bevindt zich ronde de vertakkingen van de milt arteriën en bestaat uit
lymfocyten.
o Dikkere gedeelten van de witte pulpa worden dan ook miltfollikels
genoemd.
o De uit de reticulumcellen gevormde lymfocyten worden aan de
bloedbaan toegevoegd en werken mee aan de afweer.
Rode pulpa:
o bestaat uit reticulair bindweefsel dat door het bloed roodgekleurd is.
o Ook de functie s vergelijkbaar met die van lymfeknopen: bloed wordt in
de milt gefilterd. Het bloed komt in de miltsinussen in nauw contact met
de reticulumcellen. Deze fagocyteren niet alleen lichaamsvreemde
stoffen maar ook verouderde of verzwakte bloedcellen, met name veel
erytrocyten. Het ijzer uit de hemoglobine van de afgebroken erytrocyten
wordt teruggewonnen en gerecycled: het wordt door het bloedvormend
weefsel ingebouwd in jonge erytrocyten.
- De milt heeft ook als functie bloedresevoir. In het miltkapsel bevindt zich glad
spierweefsel. Wanneer dat contraheert, wordt de miltpulpa als een spons uitgeknepen.
Dat voel je soms als de bekende ‘steek’ in de ‘zij’. Hierdoor kan extra bloed
gemobiliseerd worden. Gezien de geringe afmeting van de milt zal dit nier erg veel zijn.
De functie als bloedresevoir wordt dan ook nier erg belangrijk geacht.
3
, H6.9 Immuniteit:
In het lichaam kunnen er bedreigingen zijn, van tijd tot tijd worden er afwijkende cellen gevormd. Als
deze niet worden opgeruimd, kunnen ze ontaarden in kankercellen.
Het lichaam heeft 2 samenwerkende verdedigingssystemen die de aanvallen van ziekteverwekkers
(pathogenen) meestal met succes afslaan:
Niet-specifieke immuniteit: Dit is het systeem dat vanaf de geboorte aanwezig is en richt
zich tegen alle ziekteverwekkers, zonder onderscheid te maken in het soort belager.
Specifieke immuniteit: Dit afweersysteem valt specifieke ziekteverwekkers aan zodra die in
het lichaam binnengedrongen en herkend zijn.
Immunologie= Het vakgebied dat het menselijke afweersysteem bestudeert.
Immunologie houdt zich ook bezig met het vermogen van het afweersysteem om
lichaamseigen cellen te onderscheiden van cellen die niet-lichaamseigen zijn. Dit houdt
onder andere verband met afstotingsverschijnselen bij bloedtransfusies en andere weefsel-
of orgaantransplantaties.
Niet-specifieke immuniteit:
Niet-specifieke immuniteit begint aan de buitenkant van het lichaam, bij de huid en de slijmvliezen.
Deze vormen een fysieke barrière. Wanneer ziekteverwekkers toch binnengedrongen zijn, komt een
inwendige niet-specifieke immuniteit op gang. Hierbij zijn fagocyterende witte bloedcellen en
bepaalde soorten lymfocyten actief.
Andere mechanismen van de niet-specifieke immuniteit zijn de vorming van interferon, het
complementsysteem en de ontstekingsreactie.
Fysieke barrière:
De fysieke barrière tussen inwendig en uitwendige milieu van het lichaam wordt gevormd
door de epidermis (opperhuid) en de slijmvliezen.
De intacte epidermis sluit het onderliggend weefsel effectief af van de buitenwereld.
Slijmvliezen vind je in de neus, mond, ogen, vagina en urinewegen.
Epidermis en slijmvliezen vormen samen een bijna onneembare barrière voor micro-
organismen.
De fysieke barrière wordt gekenmerkt door een aantal verdedigingsmechanismen:
- De epidermis is ondoordringbaar doordat deze bestaat uit een laag aaneengesloten dode
verhoorde cellen.
- Zweet- en talgklieren scheiden stoffen af (o.a. melkzuur en vetzuren) die voor een
relatief lage zuurgraad (pH= 5) van het huidoppervlak zorgen. Dit is te zuur voor veel
micro-organismen. Talg bevat bovendien bepaalde stoffen die bacteriegroei remmen.
- Speeksel en slijm in de mondholte, slijm en traanvocht in de neusholte en ook het
traanvocht in de ogen spoelen veel lichaamsvreemde stoffen weg. Deze
lichaamsvloeistoffen bevatten bovendien een antibacterieel enzym, lysozym, dat veel
soorten bacteriën vernietigt.
- Het kleverige slijm van het trilhaarslijmvlies in de luchtwegen vangt veel mogelijke
ziekteverwekkers weg.
- Het maagslijmvlies produceert een sterke zoutzuur oplossing (pH= 1,5), waar veel
ziekteverwekkers niet tegen kunnen).
- Urinewegen worden schoongespoeld met urine.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jlkok390. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.