Milo97
Geschiedenis van de nieuwe tijd
Inleiding
➔ focus op Europa en de overzeese expansie en kolonisatie ( Z/N Amerika, Azië,
West-Afrika)
Periodisering : geen eenduidig beginpunt ( verschillende mogelijkheden):
• 1453: val van Constantinopel en einde van de 100-jarige oorlog en het
herschikken van de internationale verhoudingen.
• 1492: (her)ontdekking van Amerika en einde van de Reconquista in Spanje
markeren het begin van Europese mondiale dominantie en militante expansie
van het christendom.
• 1517: Luthers Thesenanschlag luidt het begin van Europees religieus pluralisme
in
Doordat er vanaf de tweede helft van de 15 de een aantal grote veranderingen plaats
vinden in Europa concluderen ook tijdgenoten dat er een nieuw tijdperk is aangebroken
na een donkere medium tempus.
Vb : Christophorus Cellarius, Historia Universalis (1685-1702)
Introduceert de driedeling Historia Antiqua – Historia Medii Aevi – Historia Nova
Aanvang Historia Nova (Nieuwe Tijd) gesitueerd bij start Reformatie in 1517
Terwijl er over het beginpunt weinig discussie is, is er dat over het eindpunt wel.
Sommige aanzien 1789 met de Franse revolutie als eindpunt door de drastische breuk
met het Ancien Regime.
Volgens andere is de Industriële revolutie (datum verschilt per land) het einde door de
overgang naar de moderne, industriële samenleving..
Nieuwe tijd/vroegmoderne periode:
• nieuwe tijd: wijst vooral op de breuk met de middeleeuwen
• vroegmoderne periode: recentere benaming waarbij vanuit het heden naar het
verleden gekeken wordt. Men verlegt de aandacht naar de ingrijpende
maatschappelijke veranderingen tussen 1450-1800 die de grondslag vormen
voor de moderne hedendaagse samenleving
1
,Milo97
H1: De genese van het moderne Europa
Europa ca. 1450 Europa ca. 1800
Politiek staat centraal in vroegmodern Europa en dan vooral in het teken van
staatkundige ontwikkeling. Doorheen deze periode nam het aantal Europese staten
sterk af. Dit komt vooral door de staatsvergroting van andere staten, waardoor de
kleinere staten dus een verlies van autonomie ondervinden.
Voornamelijk waren het eerste de grote Europese staten (Engeland, Frankrijk, Spanje)
die aan territorium wonnen. Later waren dit ook landen uit de Europese periferie (
Rusland, pruisen).
Deze territoriale ontwikkeling is zeker geen rechtlijnige ontwikkeling. Zo was Polen
vroeger een relatief groot rijk, dat op enkele jaren volledig verdween om daarna weer op
de kaart te komen ( Poolse delingen!). En het is ook geen uniforme ontwikkeling (
Nederlanden, Duitsland, Italië)
1 Staatsvorming
Bij het staatsvormingsproces eisen vooral de vorsten de hoofdrol op. Hun focus ligt op
het uitbreiden van territoria door een combinatie van dynastieke politiek en geweld.
Terwijl hun binnenlandse politiek dan weer eer gericht is op het versterken van een
centraal gezag. Hiervoor werden een aantal maatregelen in het leven geroepen
• inperken van de macht van de standenvertegenwoordiging
• Militaire revolutie maakt vorst onafhankelijk van steun adel
• Invloed steden aan banden gelegd door uitbouw centraal bestuurlijk apparaat.
politieke theorieën : Hobbes (1579), Montesquieu (1651)
2 Gestalten van de staat
De vroegmoderne Europese staten waren geen natiestaten zoals we die nu kennen. Het
waren voornamelijk conglomeraten van gebieden verworven door huwelijk, erfenis of
oorlog. Er was dus niet echt een samenhang en bovendien was er territoriale
versnippering waardoor de vorst een belangrijk figuur bleef ( samenhouden van staat).
Hierdoor waren de dynastieke staten eerder personele unies van territoria of
samengestelde staten (composite states).
2
,Milo97
Vb versnippering : Het rijk van Karel V
Naast de dynastieke staatsvorm ( erfelijke monarchie) waren er ook nog ander vormen
(met transformaties mogelijk):
• Electieve vorstendommen ( oa kieskoningschap)
Vb: Heilig Roomse Rijk, Polen, Hongarije, Bohemen
• Geestelijke vorstendommen
Vb: Pauselijke staat, Prinsbisdom Luik, Keulen, Metz,.
• Stadstaten en republieken
Vb: Hamburg, Genua, Venetië, Florence, Zwitsers Eedgenootschap
3 militaire revolutie
Het vroegmodern staatsvormingsproces werd mede op gang getrokken door de
militaire revolutie. Een term die geïntroduceerd werd door Michael Roberts (1955) en
duidt vooral op de diepgaande ontwikkelingen in militaire technologie en organisatie
rond 1550-1650. Zo kwam er een krachtigere en meer precieze artillerie en het
meest belangrijke: de vernieuwingen in de vestingbouw:
la trace italienne. La trace italienne werd ontwikkeld door Italiaanse militaire
ingenieurs rond 1450-1520, waarna het een verspreiding kenden buiten Italië ( buiten
Oost-Europa) in 1530-1540. En nog later (17de eeuw) werd het model geperfectioneerd
door oa Sébastien Le Prestre de Vauban (1633-1707).
Deze revolutie is dus eerder een evolutie, want de militaire veranderingen kwamen al op
midden 15de eeuw.
3
, Milo97
Meer specifiek waren er ook een aantal veranderingen :
Op land Op zee
• Oorlogen werden meer en meer • 15de eeuw: zware artillerie aan
een zaak van belegeringen dan van boord
veldslagen ( en dus ook meer van • 16de eeuw: ontwikkeling
kapitaal en logistiek) gespecialiseerde oorlogsschepen
• Belang van cavalerie (adel) daalt • Voortuitgang in scheepsbouw:
ten voordele van de infanterie met verbeterde snelheid, stabiliteit,
vuurwapens (vb: haakbus, musket) wendbaarheid en weerbaarheid
• Evolutie naar permanente, staande • Gespecialiseerde opleiding: van
legers landsoldaten op zee naar getraind
• Professionalisering: training, dril marinekorps
discipline, uniformen,.. • Evolutie naar permanente vloot in
• Drastische toename troepensterkte 16de eeuw
• Uitbreiding vloot
• 16de eeuw grootste zeemachten:
Spanje, Venetië, Ottomanen 17de
eeuw: Engeland, Republiek,
Zweden
4 uitbouw staatsapparaat
Door deze militaire revolutie steeg de kostprijs van de oorlog dramatisch. Zo slorpten de
militaire uitgaven een groot deel van het staatsbudget op en overschrijden ze het budget
niet zelden. Hierdoor is er dus een sterke nood aan nieuwe inkomstenbronnen. Zo ging
de staat leningen aan tegen woekerintresten waardoor de staatschuld alleen maar steeg
en dus zal het gewone volk meer belastingen betalen.
De militaire revolutie was dus vooral een sterke toename van directe en indirecte
belasting.
De groeiende fiscaliteit die er was was niettemin een teken van een groeiend
staatsgezag, het versterkt uiteraard de positie van de vorst en zijn staatsapparaat. Zo
eisten de stijgende belastingen middelen en organisatie om die inkomsten op een
correcte manier te innen en om tegenstand onder controle te houden. Er kwam een
wetgeving, de rechtspraak, bureaucratie, hofhouding en raden. Bij deze nieuwe
middelen waren de sleutelfuncties steeds meer voor geschoolde ambtenaren dan edelen
en geestelijken zoals voordien. Dit creëerde een afhankelijkheidsrelatie tov de vorst en
een zo betrouwbaar personeelskader
Enkele ontwikkelingen van het staatsapparaat na 1450 en vooral in de 16 de eeuw:
• Ontstaan van een gecentraliseerde wetgeving
• Hiërarchisering van de rechtspraak (bv installatie van koninklijk hof van beroep
als hoogste rechtbank)
• Permanente controle van de lokale bestuursinstanties
• Ontstaan van een bureaucratie
• Uitdijend staatsapparaat
4