H1: On social exclusion, inequality and poverty: a conceptual exploration
Social exclusion: a polysemic concept
History of a concept
Origine in 1970 in Frankrijk
o Voor de eerste keer werd het in een boek gebruikt op grote schaal ‘the excluded one
and ten’
o In de jaren 1960 was er een sterk geloof in de welvaartsstaat om armoede op te
lossen
o Ondanks de hoop voor de welvaartsstaat bleven er juist ook nog problemen en
waren er toch nog sommige mensen die niet beschermd waren
▪ Alleenstaande ouders: de sociale verzekering had sterke assumpties. Er werd
verondersteld dat gezinnen uit een man en een vrouw en kinderen zouden
bestaan
o Er kwamen wel steeds meer groepen bij die beschermd gingen worden
▪ Mensen met een handicap, alleenstaande moeders,…
In de late jaren 1980 waren er verschillende Europese documenten die verschenen rond de
sociale exclusie
A polysemic concept
Sociale exclusie is moeilijk om te definiëren
Verschillende landen hadden een verschillende interpretatie
o Dit is een probleem om te vergelijken
Als sociale exclusie een verschillende betekenis heeft dan zullen we ook veel leren over de
verschillende realiteiten waar het dan anders wordt gebruikt
o Het heeft te maken met het feit dat er over verschillende realiteiten wordt
gesproken
We gaan juist deze complexiteit omarmen, omdat die ook veel zegt
Three paradigms
Tekst Hilary Silver
Het gaat over nadelen voor bepaalde mensen
Je moet altijd definiëren waar ze van uitgesloten worden
o Dit is altijd ten opzichte van een bepaalde maatschappij,…
o Je moet de sociale orde kennen
Er zijn verschillende zaken van sociale integratie
o Extern opgelegd (imposed)
o Vrijwillige interactie tussen individuen
o Nationale culturele en waarden consensus
Afhankelijk van uw visie ga je ook een andere definitie over sociale exclusie hebben
1
,Tekst:
De transformaties (problemen waar de welvaartsstaten mee geconfronteerd worden) van
vandaag de dag houden nieuwe benamingen van sociale nadelen in:
o De onderklasse
o De nieuwe armoede
o Sociale exclusie
De term exclusie kwam op in de jaren 1960 in Frankrijk
o Maar kende meer opgang bij de economische crisis in de jaren 1980
o Maar sinds midden jaren 1970 werd er al wel meer beleid gevoerd om de personen
met een beperking, alleenstaande ouders,… te helpen
▪ In deze jaren werd er een onderscheid gemaakt tussen objectieve en
subjectieve exclusie
▪ In de sociale context ging het over het behandeld worden als een object
▪ In de meer economische context werden mensen buitengesloten van
economische groei
o Midden jaren 80 ging de term niet meer enkel over lange termijn werkloosheid,
maar ook over de groeiende instabiliteit in sociale banden
▪ Er kwamen dus ook meer symbolische zaken bij kijken
▪ Exclusie houdt een risico in op zowel het vlak van materialistische als
symbolische wisselwerking met de samenleving
Van Frankrijk verspreidde de term snel over de rest van Europa
o In 1989 voerde de Raad Van ministers een resolutie in voor sociale exclusie te
bevechten
Door de verschillende manieren waarop de term exclusie al gebruikt is, kan men zich de
vraag stellen hoe het nu juist kan gedefinieerd worden
o Deze paper gaat hier een antwoord op proberen te vinden door 3 paradigma’s te
onderscheiden
o Elk paradigma schrijft exclusie toe aan een andere oorzaak en is gegrond in een
verschillende politieke filosofie: republikeinen, liberalen en sociaal democraten
o Hoe de term exclusie wordt geïnterpreteerd heeft ook belangrijke beleidsimplicaties
Solidariteit Specialisatie Monopolie
Concept van Groepssolidariteit/ Specialisatie/ Monopolie/ sociale
integratie culturele grenzen afzonderlijke kringen/ sluiting
onafhankelijkheid
Bron van integratie Morele integratie Uitwisseling Mensenrechten
Discours van de Republikanisme Liberalisme Sociaal democratisch
ideologie
Baanbrekende Rousseau, Durkheim Locke, Madison, Marx, Weber, Marshall
denker Utilitaristen
Het model van de Flexibele productie Vaardigheid, Arbeidsmarktsegmentatie
nieuwe politieke werkonvriendelijke
economie maatregelen,
Netwerken, sociaal
kapitaal
2
,Solidarity paradigm
De meeste belangrijke bron is een nationale consensus
Dit is zeer Frans qua traditie
Sociale integratie door culturele grenzen en groep solidariteit
‘Solidarity is social bond between society and individual nurtured through a collectieve
conscience and tied together throught institutions’
o De scholen, arbeidsmarkten, … als instituties
o Wanneer je deelneemt aan de instituties kan je ook rekenen op de welvaartsstaat als
je pech hebt met iets anders
o Dit kan enkel, omdat je ook telkens op een bepaald uur aan de school of op het werk
staat
Een hoofddoek dragen wordt hier dan bv in Frankrijk als problematisch gezien
In ruil participeren burgers in het werkleven en het publieke leven
Exclusie komt op wanneer de culturele banden verdwijnen en de individuen niet langer
moreel geïntegreerd zijn in de instituties van de maatschappij
o De sociale band tussen individu en de samenleving breekt hier af
o Het gaat hier bij Rousseau en Durkheim meer om het normatieve
o Uitsluiting zou de sociale cohesie bedreigen en versterken
Het inverse van exclusie wordt als integratie gezien en insertie
o Bij Durkheim wordt dit dan gezien als in de dominante cultuur
o In de meer moderne theorieën worden wel meerdere culturele noties opgenomen in
hoe solidariteit wordt heroverwogen
Specialisation paradigm
Geassocieerd met het ‘Anglosaxon liberalism’
o Bij het Anglo-Amerikaans liberalisme wordt exclusie gezien als een gevolg van
specialisatie
o Er komt ook een onderscheid in de sociale sferen
Mensen kiezen vrijwillig met wie ze tijd doorbrengen
o Dit volgens hun interesses
De keuzes die ze maken doen hun tot een groep behoren
Je hebt een soort van accumulatie van verschillende groepen
→ gespecialiseerde, onafhankelijke en concurrerende groepen en sociale structuren
Exclusie als discriminatie; wanneer groepsgrenzen de individuele vrijheid belemmeren
(impede) om te participeren in sociale uitwisselingen
o Exclusie heeft hier dus bv niets met cultuur te maken
o Exclusie zal verschillende oorzaken en dimensies hebben
▪ Het is mogelijk dat een individu niet van elke sfeer is uitgesloten
o We praten enkel over discriminatie als het echt gaat over uitsluiten door bepaalde
karakteristieken van mensen
▪ Zolang individuen de mogelijkheid hebben om vrij te bewegen over de
grenzen van de verschillende sferen heen, dan is er nog geen probleem
Exclusie = een individueel proces van onthechting ( disaffiliation ) van sociale en economische
netwerken
Recht op sociale verzekering gelegitimeerd op basis van bijdragen tijdens het dienstverband
(sociaal liberalisme - sociaal contract)
3
,Monopoly paradigm
Geassocieerd met sociale democratie
Ze hebben een pessimistische visie van hoe de samenleving werkt
o Er zouden altijd armen en rijken blijven
Weber ziet de samenleving bv als een set van hiërarchische machtsrelaties
De enige oplossing = een eerlijkere orde in de samenleving in te voeren
o Bv een progressief belastingsysteem
Exclusie/ Uitsluiting vindt plaats wanneer een bepaalde groep grenzen gebruikt om groepen
tegen hun wil uit te sluiten
o Ze doen het om ongelijkheid te bestendigen
Om het onmogelijk te maken om niet toe te treden tot een bepaalde groep
o Bv uk: de beste universiteiten zijn zeer duur. En daardoor zullen de armere mensen
ook later minder kansen hebben dan de mensen die van die beste universiteiten
komen
Arbeidsmarktsegmentatie
o Antwerpse haven: het zijn meestal blanke dokwerkers
▪ Het werk hangt ervan af hoeveel boten er per dag zijn
▪ De vakbonden hebben een wet ingevoerd dat ervoor zorgt dat er een
beperkt aantal mensen zijn die hun diensten kunnen aanbieden
• Dit is om ervoor te zorgen dat de lonen niet te laag kunnen zakken
▪ De meeste mensen die hier de kansen krijgen zijn de blanken, omdat ze al in
de netwerken zitten
o Taxi bestuurders:
▪ Hier zien we ook een beetje het verhaal van de Antwerpse Haven
Het gaat hier over regelgeving die moeten zorgen voor de sociale exclusie te verminderen
Conclusie tekst:
De dominantie van het monopolie perspectief is ook meegenomen in methodes van bv
Eurostat die armoede meten aan de hand van het nationale inkomen
De term ‘new poverty’ werd geïntroduceerd om een onderscheid te kunnen maken tussen
de mensen die traditioneel als arm gezien werden en die nu als gevolg van economische
veranderingen bij de groep armen terechtkomen
Deelname aan het openbare leven maakt de strijd tegen uitsluiting politiek en brengt een
debat op gang over de aard van nieuwe vormen van solidariteit en de voorwaarden van een
nieuw sociaal contract
o Het concept exclusie heeft politiek belang
MAAR Hoewel het idee van uitsluiting nuttig kan zijn voor hervormers die willen wijzen op de
tekortkomingen van de bestaande welvaartsstaten, kan het omgekeerd de aandacht afleiden
van de algemene toename van de ongelijkheid, de algemene werkloosheid en de gezinsbreuk
die alle sociale klassen treft
o Het kan de universele sociale verzekeringssystemen ook ondermijnen dat
traditioneel de werkenden en de middenklassen beschermden
4
,Defining the concept: from social difference to social exclusion
Defining social exclusion
Social difference → social exclusion
Social difference
o We verschillen op verschillende manieren van elkaar
o Omdat het resulteert in sociale exclusie is het sociologisch betekenisvol
o Man/vrouw zijn = bv belangrijk
o Oogkleur = bv niet belangrijk
In een maatschappij hebben we breuklijnen (fault lines) (onderscheid het ene van het andere)
Er is ook vaak een hiërarchisering van maatschappelijke posities
From social difference to exclusion
No hierarchy Hierarchy
No fault lines Social differentation Social inequality
Fault lines Social fragmentation Social exclusion
Social differentiation: bv verschillende oogkleur
o De verschillen hebben geen nut
Bij hiërarchie ga je een verschil tussen bv inkomen zien
o Bij ongelijkheid ga je sneller de economische benadering innemen
Fragmentatie: mensen doen verschillende beroepen, maar de bakker is bv niet beter dan de
fietsenmaker
o Dit zien we ook bij verschillende muziekstijl, je bent misschien anders gekleed, gaat
naar een andere plaats. In de samenleving wordt er geen opperste muziekstijl
aangeduid
Social exclusion
o Armoede is een voorbeeld
Fault lines?
= plotselinge onderbrekingen
Er zijn verschillende soorten breuklijnen
o Sociaal-relationele breuklijnen bv isolatie van bepaalde netwerken
o Sociaaleconomische breuklijnen, b.v. segmentatie van arbeidsmarkten
o Ruimtelijke breuklijnen, b.v. getto's, gated communities, lage mobiliteit,
kern-periferie
o Institutionele breuklijnen, bijv. gebrek aan toegankelijkheid voor bepaalde
instellingen
o Culturele breuklijnen, b.v. etnisch-culturele grenzen tussen groepen
Social differentiation
Geen hiërarchische ordening of sociale posities, geen breuklijnen
Oneindige differentiatie waar de meeste geen sociale betekenis krijgen
Sociale differentiatie leidt niet automatisch tot sociale ongelijkheid
5
,Social fragmentation
Geen hiërarchische relaties, maar breuklijnen
Voorbeelden
o ‘Genuine multicultural society’ = verschillende groepen die naast elkaar leven zonder
hiërarchie
o Polycentric city
o Subculturen
Social inequality
Hierarchise relaties, maar geen breuklijnen
Gedifferentieerde toegang tot gewaardeerde middelen
Hoofd parameters:
o Overall amount of inequality
o Rigidity,
o Ascription (vs achievement)
o Crystallization
Social exclusion
Hiërarchische organisatie van maatschappelijke posities en scheiding door breuklijnen
Sommige hiërarchieën zijn onwettig
Het is alleen een probleem als het niet het gevolg is van vrije keuze
Het komt het dichtst in de buurt van de reguliere benadering in de sociologie van
ongelijkheid
Veel sociologen hebben aandacht voor de rol van structurele macht in de samenleving en
hoe deze zich afspeelt in meerdere maatschappelijke domeinen (sociaal, cultureel,
economisch en politiek)
Het neemt een groepsvorm aan
Het idee dat je geen naadloze en continue inkomensverdeling hebt, maar
‘geïnstitutionaliseerde’ groepen met vooraf ingestelde combinaties van gewaardeerde
goederen
Sociale exclusie vanuit de brillen van verschillende paradigma’s
o vanuit gedeelde cultuur en normen, belichaamd in het openbare instellingen
(solidariteitsparadigma) - benadrukt breuklijnen en kan zelfs culturele hiërarchieën
vestigen
o Van toegang tot waardevolle bronnen en politieke rechten, door sociale sluiting
(monopolie-paradigma) - spanningen
hiërarchische organisatie van sociale posities en breuklijnen
o Van vrijwillig in een relatie te treden met mensen of lid worden van sociale groep
(specialisatieparadigma) - benadrukt het onwettige effect van hiërarchieën, maar
stelt breuklijnen niet in vraag (indien resultaat van vrije keuze)
6
,Poverty
Defining poverty as a form of social exclusion
Poverty is a complex set of instances of social exclusion that stretches out over several areas of
individual and collective existence. It results in the poor being separated from the generally accepted
living patterns in society. They are unable to bridge this gap on their own. – Vranken
Social exclusion: alleen als het over verschillende domeinen gaat
Het resultaat: je kan niet langer participeren zoals het als gewoon wordt gezien in die
samenleving
Wat de mensen ook doen,.. ze kunnen het niet makkelijk alleen overbruggen
Six perspectives on poverty
Internal cause External cause
Micro (individual) Deficiency model (individual is Accident model (poverty can
to blame for poverty) happen to everyone)
Meso (institutions) Institutional Social status of institutions
deficiency (poverty (stigmatisation of social
result from failure of services)
institutions)
Macro (society) Structural model Cyclical model (poverty result
(poverty result of way of changes in society)
society is organised)
Waar komt armoede vandaan?
Defieciency: Het is door iets wat de persoon zelf heeft gedaan bv doordat je als minderjarige
al moeder bent geworden, uw school niet hebt afgemaakt,…
Accident: het individu kon er niet veel aan doen, je hebt gewoon geen geluk gehad
Institutional: er was iets niet goed aan het werken in de instituties. Bv het scholing systeem
werkt niet even goed voor de arme mensen als de rijken
Social status: bv OCMW ’s zijn vaak onderhevig aan stigma’s. Dit is niet omdat de OCMW
slecht werken, maar omdat de mensen minder snel ernaartoe durven gaan in de
veronderstelling dat mensen hun slecht gaan bekijken
Structural model: armoede is een gevolg van hoe de samenleving is georganiseerd bv de
arbeidsmarkt
Cyclical: bv corona door vleermuizen waar het contact met vleermuizen hoger is door
industrialisatie ( maar industrialisatie kan dan weer als intern gezien) Dit is dus moeilijk om
een voorbeeld van te geven
Anti-poverty policy: views on poverty from 18th century until today
Heel vroeger werd armoede gewoon geaccepteerd. Trends van:
o From blaming the poor to public responsibility for poverty
o From protection to promoting policies
There are 3 shifting views
o Armoede van goed voor het sociale leven → slecht
o Armoede is uit onze handen → armoede kan worden uitgebannen
o → overheidsbeleid kan helpen
7
,Tekst Martin Ravallion:
De voorbije 200 jaar is er een hele verandering gekomen in het denken over armoede
Wanneer overheidsbeleid zich op armoede richt wordt er gebruik gemaakt van
3 veronderstellingen:
o Armoede = sociaal slecht
o Armoede kan geëlimineerd worden
o Publiek beleid kan in die eliminatie helpen
Deze tekst gaat na hoe we tot het accepteren van deze veronderstellingen zijn gekomen
Vroeger (18de eeuw) werd armoede gezien als iets om mensen aan het werk te houden
+ de economie competitief te houden
De tekst toont aan dat vooruitgang in kennis ook vooruitgang in ontwikkeling reflecteert
Fleischacker definieert distributieve rechtvaardigheid (distributive justice) als een situatie
waarin "eigendom is verdeeld over de hele samenleving, zodat iedereen een bepaald niveau
van materiële middelen wordt geleverd”
o Hij vertrekt vanuit het standpunt dat armoedebestrijding vroeger meer een weldaad
was dan een recht voor de arme mensen
Before the Poverty Enlightenment
16 en 18de eeuw: mercantilistische kijk op armoede als sociaal goed
Manier van denken over economie in 16de eeuw = mercantilisme; wouden maximaal goud
door zoveel mogelijk te exporteren
o Dit kunnen we doen door voor goedkope inputs te zorgen
o Er was armoede nodig, want zo kon je de lonen laag houden
o Scholing = verkwisting
o Met scholing zou je enkel slechte ideeën aan mensen kunnen geven
De Mandeville: ‘to make the society happe and people easy under the meanest
circumstander, it is requisite that great numbers of them should be ignorant as well as poor’
Er was in deze tijd geen rol voor de staat
De mensen mochten enkel niet sterven, omdat ze wel moesten kunnen blijven werken en
daarom hadden ze in de 18de eeuw een beleid dat wel eten verspreidde
De reden voor armoede was de morele zwakte van de armen
Werk werd gezien als de oplossing voor armoede
Hielp de volgzame arbeidersklasse in stand te houden + politieke stabiliteit
First Poverty Enlightenment
Gevestigde morele argumenten voor publieke inspanningen om armoede uit te bannen,
maar zonder veel verandering in het leven van de armen
Eind 18de eeuw: nieuw respect voor arme mensen
o Kant: mensen hebben op zichzelf een betekenis
o De mens is een doel op zich en geen middel
▪ Dit gaf arme mensen dezelfde morele waarde als de rijke mensen
▪ In de periode ervoor ging het respect voor de arme mensen meer over hun
arbeid
8
, Smith: het gaat niet over een handelsbalans: the wealth of nations is people command over
commodities
o Een samenleving is rijk wanneer heel veel mensen rijk zijn
o Je moet voorkomen dat mensen arm zijn
o Armoede is een bedreiging voor de welvaart van uw maatschappij
▪ Hij brak dus met armoede als iets nuttig
o Hij zag een verbetering in de armoedecijfers als een doel voor ontwikkeling
Armoede is niet onvermijdelijk
o Armoede is het gevolg van slechte instituties (Rousseau)
o We zijn arm doordat we eigendom hebben
o Het komt door de instituties dat we eigendom hebben
De staat heeft een rol te spelen
o Kant: als we armoede willen bestrijden, hebben we geen liefdadigheid nodig, maar
we hebben een gelijke relatie tussen gever en ontvanger nodig
▪ Hij ging de liefdadigheid in vraag stellen
o Rousseau bracht ook een nieuwe manier van denken over de distributieve rol van de
staat
▪ Een erkenning voor de rol dat instituties en de overheid hebben in het
beïnvloeden van distributie
o Er zou een systeem nodig geweest zijn zoals wat we vandaag de dag de
welvaartsstaat noemen
o Er kwam een nieuw massaal bewustzijn over de schaal waarin politieke en
economische instituties in materiële behoefte kunnen voorzien
Liberté, égalité en fraternité omschrijven de geestgesteldheid van die periode
o Égalité werd bekeken in de vorm van gelijke rechten op mogelijkheden
o Toch zat er meer hoop voor de armen bij ‘fraternité’
MAAR nog steeds worden de armen zelf nog vaak veroordeeld voor hun armoede
o Er waren nog steeds mensen die het oneens waren
o Maltus dacht dat de voedselproductie de bevolkingsgroei niet meer ging kunnen
bijhouden; hij dacht ook dat zijn theorie de goede manier was. Anti-armoede beleid
zou de prikkel om te gaan werken laten verdwijnen
De belangrijkste bijdrage van de ‘eerste armoedebestrijding’ was in het vestigen van de
morele zaak van de idee van publieke moeite naar armoedebestrijding toe
o Er kwam meer respect voor de hardwerkende mensen
o Het zorgde niet voor dramatische veranderingen voor de omstandigheden van de
armen
o Degene die er het meest voordeel uit haalden waren de middenklasse
Second poverty Enlightenment
In de tijd rond 1950 zagen we ook een keerpunt met significantere snellere vooruitgang
tegen extreme armoede
Graduele veranderingen in de meningen tijdens de 20ste eeuw
1960: start van de 2de vorm van armoedebestrijding
o Er kwam een nieuw optimisme op
o In tegenstelling tot de eerste kwam het niet in het kader van de stijgende absolute
armoede
9
, In de jaren 1960/1970 ontstond in de economie en de filosofie een belangrijke twijfel over
het utilitaire paradigma
o Utilitarisme: afnemende marginaal nut van het gegenereerde inkomen argument
tegen inkomensongelijkheid
o Het Utilitaire kon gebruikt worden om acties te rechtvaardigen die de armoede lieten
toenemen zolang er maar een grotere welvaartswinst was
o MAAR waarom zouden we extra geld geven aan bv de baas van Amazon wanneer de
arme mensen in Afrika het het beste kunnen gebruiken?
Een keerpunt in dit denken kwam met Kenneth Arrow die wees op de noodzaak van
interpersoonlijke vergelijkbaarheid
Technische verandering en toenemende vraag naar geschoolde arbeid
o Er kwam een positievere kijk op scholing voor kinderen
Toename van het socialisme: kapitalisme als hoofdoorzaak
→ nieuwe handboeken in de economie
o Verschillende zaken zoals de rationaliteit van mensen worden in twijfel getrokken
Marshall: mogen we het geloof dat armoede noodzakelijk is achterwege laten?
o Hij was nog niet helemaal zeker
In de tweede helft van de 20ste eeuw: het geloof dat er was om armoede te bevechten
= tweede armoedeverlichting
o Je bent niet afhankelijk van uw vrienden en familie, maar je bent afhankelijk van de
staat en uzelf
o De staat werd geacht een belangrijke rol te spelen in het geven van scholing
o Het gaat over het promoten van beleid om zichzelf te ontwikkelen
Geïllustreerd door het denken van Rawls:
o = wetenschappelijke mijlpaal van de 2de armoedeverlichting
o Principe 1: iedere persoon zou gelijk recht moeten hebben op vrijheden die de
vrijheid van anderen niet ondermijnen
o Principe 2: wat de staat doet, zou zich moeten focussen op de mensen die het slechts
af zijn
o Om vrij te zijn, moet er een maximale gelijkheid zijn
o Dit is breder dan wat vaak "basisbehoeften" genoemd wordt, omdat het de
behoeften aan sociale inclusie en fundamentele vrijheden omvat
o Rawls zag de beginselen van rechtvaardigheid overeenkomen met die van fraternité,
égalité en Liberté
Sen had kritiek op de theorie van Rawls
o Het zou niet weergeven dat individuen ook vrijheid hebben om hun doelen na te
streven
Keynes: Armoede is slecht voor de economische ontwikkeling
o We moeten ervoor zorgen dat mensen hun geld goed besteden
o Het zijn de mensen die het slechts hebben en dan geld krijgen, die hun geld het
snelst zullen uitgeven, omdat ze het echt nodig hebben
In de 21ste eeuw kennen we een nieuw optimisme op het vlak van armoedereductie
o Zo werden de millenniumdoestellingen voor ontwikkeling in 2000 ingevoerd
o In 2010 kwam de Europese 2020 armoedereductie doelstelling
o Er is nog wel onenigheid over de bron van armoede, maar het kan wel aangepakt
worden door juist economisch en sociaal beleid
10