Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Inequality and Social Exclusion €0,00

Resume

Samenvatting Inequality and Social Exclusion

 35 vues  2 fois vendu

Deze samenvatting is opgebouwd aan de hand van mijn lesnotities en de verplichte lectuur. Ik volgde het vak voor 6 studiepunten. Dit betekent dat alle lessen aan bod komen. Op het einde van het document zijn er ook nog enkele examenvragen van 2021 toegevoegd. Ik behaalde een 15/20 voor dit vak.

Aperçu 10 sur 134  pages

  • 14 février 2021
  • 134
  • 2020/2021
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (1)
avatar-seller
vanosselaerlela
H1: On social exclusion, inequality and poverty: a conceptual exploration
Social exclusion: a polysemic concept
History of a concept
 Origine in 1970 in Frankrijk
o Voor de eerste keer werd het in een boek gebruikt op grote schaal ‘the excluded one
and ten’
o In de jaren 1960 was er een sterk geloof in de welvaartsstaat om armoede op te
lossen
o Ondanks de hoop voor de welvaartsstaat bleven er juist ook nog problemen en
waren er toch nog sommige mensen die niet beschermd waren
▪ Alleenstaande ouders: de sociale verzekering had sterke assumpties. Er werd
verondersteld dat gezinnen uit een man en een vrouw en kinderen zouden
bestaan
o Er kwamen wel steeds meer groepen bij die beschermd gingen worden
▪ Mensen met een handicap, alleenstaande moeders,…
 In de late jaren 1980 waren er verschillende Europese documenten die verschenen rond de
sociale exclusie

A polysemic concept
 Sociale exclusie is moeilijk om te definiëren
 Verschillende landen hadden een verschillende interpretatie
o Dit is een probleem om te vergelijken
 Als sociale exclusie een verschillende betekenis heeft dan zullen we ook veel leren over de
verschillende realiteiten waar het dan anders wordt gebruikt
o Het heeft te maken met het feit dat er over verschillende realiteiten wordt
gesproken
 We gaan juist deze complexiteit omarmen, omdat die ook veel zegt

Three paradigms
 Tekst Hilary Silver
 Het gaat over nadelen voor bepaalde mensen
 Je moet altijd definiëren waar ze van uitgesloten worden
o Dit is altijd ten opzichte van een bepaalde maatschappij,…
o Je moet de sociale orde kennen
 Er zijn verschillende zaken van sociale integratie
o Extern opgelegd (imposed)
o Vrijwillige interactie tussen individuen
o Nationale culturele en waarden consensus
 Afhankelijk van uw visie ga je ook een andere definitie over sociale exclusie hebben




1

,Tekst:

 De transformaties (problemen waar de welvaartsstaten mee geconfronteerd worden) van
vandaag de dag houden nieuwe benamingen van sociale nadelen in:
o De onderklasse
o De nieuwe armoede
o Sociale exclusie
 De term exclusie kwam op in de jaren 1960 in Frankrijk
o Maar kende meer opgang bij de economische crisis in de jaren 1980
o Maar sinds midden jaren 1970 werd er al wel meer beleid gevoerd om de personen
met een beperking, alleenstaande ouders,… te helpen
▪ In deze jaren werd er een onderscheid gemaakt tussen objectieve en
subjectieve exclusie
▪ In de sociale context ging het over het behandeld worden als een object
▪ In de meer economische context werden mensen buitengesloten van
economische groei
o Midden jaren 80 ging de term niet meer enkel over lange termijn werkloosheid,
maar ook over de groeiende instabiliteit in sociale banden
▪ Er kwamen dus ook meer symbolische zaken bij kijken
▪ Exclusie houdt een risico in op zowel het vlak van materialistische als
symbolische wisselwerking met de samenleving
 Van Frankrijk verspreidde de term snel over de rest van Europa
o In 1989 voerde de Raad Van ministers een resolutie in voor sociale exclusie te
bevechten
 Door de verschillende manieren waarop de term exclusie al gebruikt is, kan men zich de
vraag stellen hoe het nu juist kan gedefinieerd worden
o Deze paper gaat hier een antwoord op proberen te vinden door 3 paradigma’s te
onderscheiden
o Elk paradigma schrijft exclusie toe aan een andere oorzaak en is gegrond in een
verschillende politieke filosofie: republikeinen, liberalen en sociaal democraten
o Hoe de term exclusie wordt geïnterpreteerd heeft ook belangrijke beleidsimplicaties

Solidariteit Specialisatie Monopolie
Concept van Groepssolidariteit/ Specialisatie/ Monopolie/ sociale
integratie culturele grenzen afzonderlijke kringen/ sluiting
onafhankelijkheid
Bron van integratie Morele integratie Uitwisseling Mensenrechten
Discours van de Republikanisme Liberalisme Sociaal democratisch
ideologie
Baanbrekende Rousseau, Durkheim Locke, Madison, Marx, Weber, Marshall
denker Utilitaristen
Het model van de Flexibele productie Vaardigheid, Arbeidsmarktsegmentatie
nieuwe politieke werkonvriendelijke
economie maatregelen,
Netwerken, sociaal
kapitaal




2

,Solidarity paradigm

 De meeste belangrijke bron is een nationale consensus
 Dit is zeer Frans qua traditie
 Sociale integratie door culturele grenzen en groep solidariteit
 ‘Solidarity is social bond between society and individual nurtured through a collectieve
conscience and tied together throught institutions’
o De scholen, arbeidsmarkten, … als instituties
o Wanneer je deelneemt aan de instituties kan je ook rekenen op de welvaartsstaat als
je pech hebt met iets anders
o Dit kan enkel, omdat je ook telkens op een bepaald uur aan de school of op het werk
staat
 Een hoofddoek dragen wordt hier dan bv in Frankrijk als problematisch gezien
 In ruil participeren burgers in het werkleven en het publieke leven
 Exclusie komt op wanneer de culturele banden verdwijnen en de individuen niet langer
moreel geïntegreerd zijn in de instituties van de maatschappij
o De sociale band tussen individu en de samenleving breekt hier af
o Het gaat hier bij Rousseau en Durkheim meer om het normatieve
o Uitsluiting zou de sociale cohesie bedreigen en versterken
 Het inverse van exclusie wordt als integratie gezien en insertie
o Bij Durkheim wordt dit dan gezien als in de dominante cultuur
o In de meer moderne theorieën worden wel meerdere culturele noties opgenomen in
hoe solidariteit wordt heroverwogen

Specialisation paradigm

 Geassocieerd met het ‘Anglosaxon liberalism’
o Bij het Anglo-Amerikaans liberalisme wordt exclusie gezien als een gevolg van
specialisatie
o Er komt ook een onderscheid in de sociale sferen
 Mensen kiezen vrijwillig met wie ze tijd doorbrengen
o Dit volgens hun interesses
 De keuzes die ze maken doen hun tot een groep behoren
 Je hebt een soort van accumulatie van verschillende groepen
 → gespecialiseerde, onafhankelijke en concurrerende groepen en sociale structuren
 Exclusie als discriminatie; wanneer groepsgrenzen de individuele vrijheid belemmeren
(impede) om te participeren in sociale uitwisselingen
o Exclusie heeft hier dus bv niets met cultuur te maken
o Exclusie zal verschillende oorzaken en dimensies hebben
▪ Het is mogelijk dat een individu niet van elke sfeer is uitgesloten
o We praten enkel over discriminatie als het echt gaat over uitsluiten door bepaalde
karakteristieken van mensen
▪ Zolang individuen de mogelijkheid hebben om vrij te bewegen over de
grenzen van de verschillende sferen heen, dan is er nog geen probleem
 Exclusie = een individueel proces van onthechting ( disaffiliation ) van sociale en economische
netwerken
 Recht op sociale verzekering gelegitimeerd op basis van bijdragen tijdens het dienstverband
(sociaal liberalisme - sociaal contract)


3

,Monopoly paradigm

 Geassocieerd met sociale democratie
 Ze hebben een pessimistische visie van hoe de samenleving werkt
o Er zouden altijd armen en rijken blijven
 Weber ziet de samenleving bv als een set van hiërarchische machtsrelaties
 De enige oplossing = een eerlijkere orde in de samenleving in te voeren
o Bv een progressief belastingsysteem
 Exclusie/ Uitsluiting vindt plaats wanneer een bepaalde groep grenzen gebruikt om groepen
tegen hun wil uit te sluiten
o Ze doen het om ongelijkheid te bestendigen
 Om het onmogelijk te maken om niet toe te treden tot een bepaalde groep
o Bv uk: de beste universiteiten zijn zeer duur. En daardoor zullen de armere mensen
ook later minder kansen hebben dan de mensen die van die beste universiteiten
komen
 Arbeidsmarktsegmentatie
o Antwerpse haven: het zijn meestal blanke dokwerkers
▪ Het werk hangt ervan af hoeveel boten er per dag zijn
▪ De vakbonden hebben een wet ingevoerd dat ervoor zorgt dat er een
beperkt aantal mensen zijn die hun diensten kunnen aanbieden
• Dit is om ervoor te zorgen dat de lonen niet te laag kunnen zakken
▪ De meeste mensen die hier de kansen krijgen zijn de blanken, omdat ze al in
de netwerken zitten
o Taxi bestuurders:
▪ Hier zien we ook een beetje het verhaal van de Antwerpse Haven
 Het gaat hier over regelgeving die moeten zorgen voor de sociale exclusie te verminderen

Conclusie tekst:

 De dominantie van het monopolie perspectief is ook meegenomen in methodes van bv
Eurostat die armoede meten aan de hand van het nationale inkomen
 De term ‘new poverty’ werd geïntroduceerd om een onderscheid te kunnen maken tussen
de mensen die traditioneel als arm gezien werden en die nu als gevolg van economische
veranderingen bij de groep armen terechtkomen
 Deelname aan het openbare leven maakt de strijd tegen uitsluiting politiek en brengt een
debat op gang over de aard van nieuwe vormen van solidariteit en de voorwaarden van een
nieuw sociaal contract
o Het concept exclusie heeft politiek belang
 MAAR Hoewel het idee van uitsluiting nuttig kan zijn voor hervormers die willen wijzen op de
tekortkomingen van de bestaande welvaartsstaten, kan het omgekeerd de aandacht afleiden
van de algemene toename van de ongelijkheid, de algemene werkloosheid en de gezinsbreuk
die alle sociale klassen treft
o Het kan de universele sociale verzekeringssystemen ook ondermijnen dat
traditioneel de werkenden en de middenklassen beschermden




4

,Defining the concept: from social difference to social exclusion
Defining social exclusion

 Social difference → social exclusion
 Social difference
o We verschillen op verschillende manieren van elkaar
o Omdat het resulteert in sociale exclusie is het sociologisch betekenisvol
o Man/vrouw zijn = bv belangrijk
o Oogkleur = bv niet belangrijk
 In een maatschappij hebben we breuklijnen (fault lines) (onderscheid het ene van het andere)
 Er is ook vaak een hiërarchisering van maatschappelijke posities

From social difference to exclusion

No hierarchy Hierarchy
No fault lines Social differentation Social inequality
Fault lines Social fragmentation Social exclusion


 Social differentiation: bv verschillende oogkleur
o De verschillen hebben geen nut
 Bij hiërarchie ga je een verschil tussen bv inkomen zien
o Bij ongelijkheid ga je sneller de economische benadering innemen
 Fragmentatie: mensen doen verschillende beroepen, maar de bakker is bv niet beter dan de
fietsenmaker
o Dit zien we ook bij verschillende muziekstijl, je bent misschien anders gekleed, gaat
naar een andere plaats. In de samenleving wordt er geen opperste muziekstijl
aangeduid
 Social exclusion
o Armoede is een voorbeeld

Fault lines?

 = plotselinge onderbrekingen
 Er zijn verschillende soorten breuklijnen
o Sociaal-relationele breuklijnen bv isolatie van bepaalde netwerken
o Sociaaleconomische breuklijnen, b.v. segmentatie van arbeidsmarkten
o Ruimtelijke breuklijnen, b.v. getto's, gated communities, lage mobiliteit,
kern-periferie
o Institutionele breuklijnen, bijv. gebrek aan toegankelijkheid voor bepaalde
instellingen
o Culturele breuklijnen, b.v. etnisch-culturele grenzen tussen groepen

Social differentiation

 Geen hiërarchische ordening of sociale posities, geen breuklijnen
 Oneindige differentiatie waar de meeste geen sociale betekenis krijgen
 Sociale differentiatie leidt niet automatisch tot sociale ongelijkheid




5

,Social fragmentation

 Geen hiërarchische relaties, maar breuklijnen
 Voorbeelden
o ‘Genuine multicultural society’ = verschillende groepen die naast elkaar leven zonder
hiërarchie
o Polycentric city
o Subculturen

Social inequality

 Hierarchise relaties, maar geen breuklijnen
 Gedifferentieerde toegang tot gewaardeerde middelen
 Hoofd parameters:
o Overall amount of inequality
o Rigidity,
o Ascription (vs achievement)
o Crystallization

Social exclusion

 Hiërarchische organisatie van maatschappelijke posities en scheiding door breuklijnen
 Sommige hiërarchieën zijn onwettig
 Het is alleen een probleem als het niet het gevolg is van vrije keuze
 Het komt het dichtst in de buurt van de reguliere benadering in de sociologie van
ongelijkheid
 Veel sociologen hebben aandacht voor de rol van structurele macht in de samenleving en
hoe deze zich afspeelt in meerdere maatschappelijke domeinen (sociaal, cultureel,
economisch en politiek)
 Het neemt een groepsvorm aan
 Het idee dat je geen naadloze en continue inkomensverdeling hebt, maar
‘geïnstitutionaliseerde’ groepen met vooraf ingestelde combinaties van gewaardeerde
goederen
 Sociale exclusie vanuit de brillen van verschillende paradigma’s
o vanuit gedeelde cultuur en normen, belichaamd in het openbare instellingen
(solidariteitsparadigma) - benadrukt breuklijnen en kan zelfs culturele hiërarchieën
vestigen
o Van toegang tot waardevolle bronnen en politieke rechten, door sociale sluiting
(monopolie-paradigma) - spanningen
hiërarchische organisatie van sociale posities en breuklijnen
o Van vrijwillig in een relatie te treden met mensen of lid worden van sociale groep
(specialisatieparadigma) - benadrukt het onwettige effect van hiërarchieën, maar
stelt breuklijnen niet in vraag (indien resultaat van vrije keuze)




6

,Poverty
Defining poverty as a form of social exclusion
Poverty is a complex set of instances of social exclusion that stretches out over several areas of
individual and collective existence. It results in the poor being separated from the generally accepted
living patterns in society. They are unable to bridge this gap on their own. – Vranken

 Social exclusion: alleen als het over verschillende domeinen gaat
 Het resultaat: je kan niet langer participeren zoals het als gewoon wordt gezien in die
samenleving
 Wat de mensen ook doen,.. ze kunnen het niet makkelijk alleen overbruggen

Six perspectives on poverty
Internal cause External cause
Micro (individual) Deficiency model (individual is Accident model (poverty can
to blame for poverty) happen to everyone)
Meso (institutions) Institutional Social status of institutions
deficiency (poverty (stigmatisation of social
result from failure of services)
institutions)
Macro (society) Structural model Cyclical model (poverty result
(poverty result of way of changes in society)
society is organised)


Waar komt armoede vandaan?

 Defieciency: Het is door iets wat de persoon zelf heeft gedaan bv doordat je als minderjarige
al moeder bent geworden, uw school niet hebt afgemaakt,…
 Accident: het individu kon er niet veel aan doen, je hebt gewoon geen geluk gehad
 Institutional: er was iets niet goed aan het werken in de instituties. Bv het scholing systeem
werkt niet even goed voor de arme mensen als de rijken
 Social status: bv OCMW ’s zijn vaak onderhevig aan stigma’s. Dit is niet omdat de OCMW
slecht werken, maar omdat de mensen minder snel ernaartoe durven gaan in de
veronderstelling dat mensen hun slecht gaan bekijken
 Structural model: armoede is een gevolg van hoe de samenleving is georganiseerd bv de
arbeidsmarkt
 Cyclical: bv corona door vleermuizen waar het contact met vleermuizen hoger is door
industrialisatie ( maar industrialisatie kan dan weer als intern gezien) Dit is dus moeilijk om
een voorbeeld van te geven

Anti-poverty policy: views on poverty from 18th century until today
 Heel vroeger werd armoede gewoon geaccepteerd. Trends van:
o From blaming the poor to public responsibility for poverty
o From protection to promoting policies
 There are 3 shifting views
o Armoede van goed voor het sociale leven → slecht
o Armoede is uit onze handen → armoede kan worden uitgebannen
o → overheidsbeleid kan helpen

7

,Tekst Martin Ravallion:

 De voorbije 200 jaar is er een hele verandering gekomen in het denken over armoede
 Wanneer overheidsbeleid zich op armoede richt wordt er gebruik gemaakt van
3 veronderstellingen:
o Armoede = sociaal slecht
o Armoede kan geëlimineerd worden
o Publiek beleid kan in die eliminatie helpen
 Deze tekst gaat na hoe we tot het accepteren van deze veronderstellingen zijn gekomen
 Vroeger (18de eeuw) werd armoede gezien als iets om mensen aan het werk te houden
+ de economie competitief te houden
 De tekst toont aan dat vooruitgang in kennis ook vooruitgang in ontwikkeling reflecteert
 Fleischacker definieert distributieve rechtvaardigheid (distributive justice) als een situatie
waarin "eigendom is verdeeld over de hele samenleving, zodat iedereen een bepaald niveau
van materiële middelen wordt geleverd”
o Hij vertrekt vanuit het standpunt dat armoedebestrijding vroeger meer een weldaad
was dan een recht voor de arme mensen

Before the Poverty Enlightenment

 16 en 18de eeuw: mercantilistische kijk op armoede als sociaal goed
 Manier van denken over economie in 16de eeuw = mercantilisme; wouden maximaal goud
door zoveel mogelijk te exporteren
o Dit kunnen we doen door voor goedkope inputs te zorgen
o Er was armoede nodig, want zo kon je de lonen laag houden
o Scholing = verkwisting
o Met scholing zou je enkel slechte ideeën aan mensen kunnen geven
 De Mandeville: ‘to make the society happe and people easy under the meanest
circumstander, it is requisite that great numbers of them should be ignorant as well as poor’
 Er was in deze tijd geen rol voor de staat
 De mensen mochten enkel niet sterven, omdat ze wel moesten kunnen blijven werken en
daarom hadden ze in de 18de eeuw een beleid dat wel eten verspreidde
 De reden voor armoede was de morele zwakte van de armen
 Werk werd gezien als de oplossing voor armoede
 Hielp de volgzame arbeidersklasse in stand te houden + politieke stabiliteit

First Poverty Enlightenment

 Gevestigde morele argumenten voor publieke inspanningen om armoede uit te bannen,
maar zonder veel verandering in het leven van de armen
 Eind 18de eeuw: nieuw respect voor arme mensen
o Kant: mensen hebben op zichzelf een betekenis
o De mens is een doel op zich en geen middel
▪ Dit gaf arme mensen dezelfde morele waarde als de rijke mensen
▪ In de periode ervoor ging het respect voor de arme mensen meer over hun
arbeid




8

,  Smith: het gaat niet over een handelsbalans: the wealth of nations is people command over
commodities
o Een samenleving is rijk wanneer heel veel mensen rijk zijn
o Je moet voorkomen dat mensen arm zijn
o Armoede is een bedreiging voor de welvaart van uw maatschappij
▪ Hij brak dus met armoede als iets nuttig
o Hij zag een verbetering in de armoedecijfers als een doel voor ontwikkeling
 Armoede is niet onvermijdelijk
o Armoede is het gevolg van slechte instituties (Rousseau)
o We zijn arm doordat we eigendom hebben
o Het komt door de instituties dat we eigendom hebben
 De staat heeft een rol te spelen
o Kant: als we armoede willen bestrijden, hebben we geen liefdadigheid nodig, maar
we hebben een gelijke relatie tussen gever en ontvanger nodig
▪ Hij ging de liefdadigheid in vraag stellen
o Rousseau bracht ook een nieuwe manier van denken over de distributieve rol van de
staat
▪ Een erkenning voor de rol dat instituties en de overheid hebben in het
beïnvloeden van distributie
o Er zou een systeem nodig geweest zijn zoals wat we vandaag de dag de
welvaartsstaat noemen
o Er kwam een nieuw massaal bewustzijn over de schaal waarin politieke en
economische instituties in materiële behoefte kunnen voorzien
 Liberté, égalité en fraternité omschrijven de geestgesteldheid van die periode
o Égalité werd bekeken in de vorm van gelijke rechten op mogelijkheden
o Toch zat er meer hoop voor de armen bij ‘fraternité’
 MAAR nog steeds worden de armen zelf nog vaak veroordeeld voor hun armoede
o Er waren nog steeds mensen die het oneens waren
o Maltus dacht dat de voedselproductie de bevolkingsgroei niet meer ging kunnen
bijhouden; hij dacht ook dat zijn theorie de goede manier was. Anti-armoede beleid
zou de prikkel om te gaan werken laten verdwijnen
 De belangrijkste bijdrage van de ‘eerste armoedebestrijding’ was in het vestigen van de
morele zaak van de idee van publieke moeite naar armoedebestrijding toe
o Er kwam meer respect voor de hardwerkende mensen
o Het zorgde niet voor dramatische veranderingen voor de omstandigheden van de
armen
o Degene die er het meest voordeel uit haalden waren de middenklasse

Second poverty Enlightenment

 In de tijd rond 1950 zagen we ook een keerpunt met significantere snellere vooruitgang
tegen extreme armoede
 Graduele veranderingen in de meningen tijdens de 20ste eeuw
 1960: start van de 2de vorm van armoedebestrijding
o Er kwam een nieuw optimisme op
o In tegenstelling tot de eerste kwam het niet in het kader van de stijgende absolute
armoede



9

,  In de jaren 1960/1970 ontstond in de economie en de filosofie een belangrijke twijfel over
het utilitaire paradigma
o Utilitarisme: afnemende marginaal nut van het gegenereerde inkomen argument
tegen inkomensongelijkheid
o Het Utilitaire kon gebruikt worden om acties te rechtvaardigen die de armoede lieten
toenemen zolang er maar een grotere welvaartswinst was
o MAAR waarom zouden we extra geld geven aan bv de baas van Amazon wanneer de
arme mensen in Afrika het het beste kunnen gebruiken?
 Een keerpunt in dit denken kwam met Kenneth Arrow die wees op de noodzaak van
interpersoonlijke vergelijkbaarheid
 Technische verandering en toenemende vraag naar geschoolde arbeid
o Er kwam een positievere kijk op scholing voor kinderen
 Toename van het socialisme: kapitalisme als hoofdoorzaak
 → nieuwe handboeken in de economie
o Verschillende zaken zoals de rationaliteit van mensen worden in twijfel getrokken
 Marshall: mogen we het geloof dat armoede noodzakelijk is achterwege laten?
o Hij was nog niet helemaal zeker
 In de tweede helft van de 20ste eeuw: het geloof dat er was om armoede te bevechten
= tweede armoedeverlichting
o Je bent niet afhankelijk van uw vrienden en familie, maar je bent afhankelijk van de
staat en uzelf
o De staat werd geacht een belangrijke rol te spelen in het geven van scholing
o Het gaat over het promoten van beleid om zichzelf te ontwikkelen
 Geïllustreerd door het denken van Rawls:
o = wetenschappelijke mijlpaal van de 2de armoedeverlichting
o Principe 1: iedere persoon zou gelijk recht moeten hebben op vrijheden die de
vrijheid van anderen niet ondermijnen
o Principe 2: wat de staat doet, zou zich moeten focussen op de mensen die het slechts
af zijn
o Om vrij te zijn, moet er een maximale gelijkheid zijn
o Dit is breder dan wat vaak "basisbehoeften" genoemd wordt, omdat het de
behoeften aan sociale inclusie en fundamentele vrijheden omvat
o Rawls zag de beginselen van rechtvaardigheid overeenkomen met die van fraternité,
égalité en Liberté
 Sen had kritiek op de theorie van Rawls
o Het zou niet weergeven dat individuen ook vrijheid hebben om hun doelen na te
streven
 Keynes: Armoede is slecht voor de economische ontwikkeling
o We moeten ervoor zorgen dat mensen hun geld goed besteden
o Het zijn de mensen die het slechts hebben en dan geld krijgen, die hun geld het
snelst zullen uitgeven, omdat ze het echt nodig hebben
 In de 21ste eeuw kennen we een nieuw optimisme op het vlak van armoedereductie
o Zo werden de millenniumdoestellingen voor ontwikkeling in 2000 ingevoerd
o In 2010 kwam de Europese 2020 armoedereductie doelstelling
o Er is nog wel onenigheid over de bron van armoede, maar het kan wel aangepakt
worden door juist economisch en sociaal beleid



10

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur vanosselaerlela. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €0,00. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
Gratuit  2x  vendu
  • (0)