Deze samenvatting omvat alle hoorcolleges van het vak Taal diagnostiek dat gegevens is door meneer Chris De Bal. Met behulp van deze samenvatting was ik er van de eerste keer door.
Succes :)
Internationaal aanvaarde indelingen:
DSM – classificatie:
Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disordes
(Als logopedist weinig gebruik)
Kenmerken DSM-classificatie:
1. Persisterende moeilijkheden in verwerven en gebruik van taalsymbolen (gesproken,
geschreven, gebaren) → verschillende componenten.
2. Taalvaardigheden onder leeftijds-verwachtingen.
3. Taalstoornissen als primaire aandoening of als gevolg van andere beperkingen.
4. Symptomen aanwezig vanaf de kinderjaren.
5. Taalmoeilijkheden resulteren in functionele beperkingen m.b.t. effectieve communicatie,
schoolse prestaties en/of beroepsuitoefening.
(Persisterende moeilijkheden: blijven moeilijk in gesproken, geschreven en
gebarentaal. Moeilijkheden doen zich voor in alle componenten van taal.)
Klinische indeling:
ICIDH – ICF
o International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps.
o International Classification of Functioning, Disability and Health → multidimensionele benadering.
- Klinische context omdat hij de klinische aandacht zicht op:
Hoe al deze factoren kunnen bijdragen tot het in stand houden van functionele beperkingen.
Hoe ze kunnen samenwerken om het optimaal dagelijks functioneren te faciliteren.
1.1. Ontwikkeling VS. verworven (klinische indeling) → Meest gebruikt door logopedist.
Ontwikkelingsstoornis: 0 – 6 jaar
Verworven stoornis: Volwassenen
Bv. door hersentrauma, hersenbloeding.
,Uitzonderingen:
Kinderen kunnen verworven stoornis krijgen als het kind een normale taal ontwikkeling heeft. Maar dan
opeens een auto – ongeluk krijgt en met zijn hoofd tegen iets aan vliegt. Als het kind dan een hersentrauma
krijgt en in coma ligt en dan wakker wordt en niets meer kan zeggen en niets meer begrijpt.
Bij geboorte: bv. zuurstoftekort = verworven stoornis. → Doordat er iets misgelopen is kan het bij de
verworven stoornis zijn.
1.2. Specifiek VS niet – specifieke stoornis
Specifiek Niet – specifiek
Primair Secundair
Op zichzelf staand Niet op zichzelf staand
Geen oorzaak Duidelijke oorzaak
De diagnose van een specifieke ontwikkelingsstoornis wordt vaak gesteld op basis van exclusie – of
uitsluitingscriteria.
• Specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI): op basis van exclusiecriteria:
1. Benedengemiddelde intelligentie. (non-verb. IQ < 85)
2. Gehoorstoornis. (drempel op 25 à 30 dB)
3. Ernstige neurologische of orofaciale afwijkingen. (bv. Epilepsie)
4. Afwijkend sociaal gedrag. (cf. ASS bv. autisme)
5. Tweetaligheid.
6. Ernstige deprivatie of onvoldoende taalaanbod.
(deprivatie: beperkte opvoedkundige ontwikkeling)
• Niet-specifieke taalontwikkelingsstoornissen: duidelijk aanwezige oorzaak.
Als een van de exclusiecriteria niet aanwezig is.
Discrepantiecriteria: onderscheid tussen taalstoornissen:
➢ Kloof tussen actuele en verwachte taalniveau.
➢ Wanverhouding tussen verbale en non-verbale mogelijkheden.
(15 IQ-punten verschil? Kritiek! → Het ene kind is sterker in het verbale dan in het non – verbale)
➢ Klinische en psychometrische referentiepunten om discrepantie te beschrijven:
verschil in visie: Aram Tallal.
Visie:
Aram: Ouders en logopedisten weten zeer goed wanneer het fout of niet fout is. Ze weten waar ze naar
moeten kijken. (klinische referentie)
Tallal: Je moet testen gebruiken om dat te weten. (psychometrische referentie)
• Nodig dat wetenschappers en clinici zelfde criteria hanteren?
Wellicht niet; immers vaak andere doelstellingen.
• Combinatie exclusie-, inclusie- en discrepantiecriteria i.f.v. onderscheid specifieke en niet-specifieke
taalstoornissen
• I.f.v. klinische diagnose: discrepantiecriteria beter bruikbaar dan exclusie- en inclusiecriteria ➔ vraag is nl.
‘wijkt taal af?’
,• Alternatief voor exclusie en discrepantie: multi-axiaal classificatiesysteem (of sterkte-zwakte analyse)
• Uitgangspunt: classificatie op meerdere assen:
1. Taal en spraak
2. Gedrag
3. Cognitie
4. Medische problematiek
5. Pedagogische factoren
Meestal valt er niet 1 as uit, maar meerdere. ( 1 as: 17%, 2 assen: 33%)
• Belangrijk: Onderscheid tussen verschillende taalstoornissen i.f.v. kiezen therapievorm en – inhoud.
“Een kind heeft een taalontwikkelingsstoornis als de taalontwikkeling beduidend achterblijft bij of negatief
afwijkt van het normale verloop van het taalverwervingsproces met inbegrip van de normale interindividuele
variatie daarin, binnen de regionale en de sociale variëteit die het kind zich aan het verwerven is”.
“Gebrek aan een aanvaardbaar of efficiënt sociaal repertoire, ofwel bij het beïnvloeden van anderen in sociale,
opvoedkundige en/of professionele situaties ofwel bij het beïnvloed worden door het verbaal gedrag van
andere personen”.
→ Definitie gaat ervan uit dat taal een sociale vaardigheid is en effect heeft op de luisteraar.
Vroege definities: Focussen op taalontwikkelingsstoornissen op semantische en syntactische
aspecten.
Definities van nu: Focussen meer op pragmatische aspecten en hechten meer belang aan geschreven
taalvaardigheid.
1.2.2. Toelichting bij definities
• Definities: Vaak gaat men uit van afwijkingen van het normale verloop.
• Taalaanvang en tempo van taalverwerving : grote variaties! (bv. taalproductie)
➢ Grote kans op spontane inhaalbeweging.
➢ Tijdelijk temporiseren. (inhouden/ on holt zetten omdat het bv bezig is motorische
ontwikkeling)
• Ruime marges nemen voor definiëring van “normaal”.
, • Houvast om te zien of het normaal - afwijkend:
➢ Minimum Spreeknormen (Goorhuis-Brouwer 1985)
Leeftijd Spreeknormen
1 jaar Veel en gevarieerd brabbelen.
1 jaar 6 maand Naast papa – mama nog een 5 – tal woorden.
2 jaar Communiceren via 2 – woorduitingen Verstaanbaarheids-%: +/- 50%.
3 jaar Spreken in 3 tot 5 woorduitingen, nog afwijkende grammaticale structuren
Verstaanbaarheids-%: +/- 75%.
4 jaar Gebruik van enkelvoudige zinnen, betere grammaticale structuur.
5 jaar Redelijk goed gevormde, ook reeds samengestelde zinnen.
Verstaanbaar voor 90 à 95%.
➢ Leeftijdsgebonden indicaties (Manders 1991)
Leeftijd Indicaties
10 maand Weinig of niet brabbelen.
14 maand Geen aanwijs – of reikgedrag.
16 maand Geen taalbegrijpen.
21 maand Nog geen enkel zinvol woord.
24 maand Nog geen 2 – à – 3 woordzinnen.
3 jaar 6 maand Nog niet verstaanbaar.
4 jaar Nog weinig grammatica.
5 jaar 6 maand Nog uitspraakproblemen (/s/ en /r/)
• In definities wordt verwezen naar:
➢ Regionale en sociale verschillen: zijn vervaagd.
• Minder dialectsprekers dan vroeger.
• Meer peutertuinen/ meer en vroeger naar kleuterscholen.
➢ Voldoen aan de ‘school’ norm omdat achterstand kan leiden tot leer/ gedragsproblemen.
➢ Mondelinge taalvaardigheid: belangrijke voorwaarde voor te leren: lezen en schrijven.
➢ Één, meerdere of alle aspecten van taalvaardigheid kunnen problemen geven.
Vormen van taalontwikkelingsstoornis
A: CL komt overeen met TL
B: Kind begint niet alleen later te spreken,
maar achterstand word ook steeds groter
en groter. (TL verder achterop T.a.v. CL)
C: Kind begint later te praten, maar op een
bepaald moment loopt het samen met het
normale (spontane inhaal moment)
D: Kind begint veel later met praten,
achterstand wordt steeds groter en groter.
A + C = Goed (Verlaat)
B + D = niet goed (Vertraagd)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur M123P. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.