Hoofdstuk 1
Ontwikkelingspsychologie de wetenschappelijke studie naar de groei, verandering en stabiliteit
van conceptie tot ouderdom.
Fysieke ontwikkeling invloed van het lichaam op ons gedrag.
Cognitieve ontwikkeling hoe het gedrag wordt beïnvloed door groei en veranderingen in
intellectuele vermogens.
Sociale ontwikkeling manier waarop de interacties van mensen en hun sociale relaties in de loop
van hun leven groeien, veranderen en stabiel blijven.
Persoonlijkheidsontwikkeling stabiliteit en veranderingen in de eigenschappen die de ene persoon
van de andere onderscheiden.
Globale leeftijdsgroepen:
- Prenatale periode (conceptie tot geboorte)
- Baby- en peuter tijd (geboorte tot 3 jaar)
- Kleutertijd (3 tot 6 jaar)
- Schooltijd (6 tot 12 jaar)
- Adolescentie (12 tot 20 jaar)
- Baby 0 tot 1,5 jaar
- Peuter 1,5 tot 4 jaar
- Kleuter 4 tot 6 jaar
- Schoolkind 6 tot 12 jaar
- Puber 12 tot 16 jaar
- Adolescent 16 tot 21 jaar
Dit zijn sociale constructies, het hangt af van de maatschappij en de cultuur op een bepaald
moment, in welke groep je valt. Het gaat over gemiddelden.
Cohort groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren. Lidmaatschap aan
een cohort onderwerpt mensen aan invloeden die betrekking hebben op historische
gebeurtenissen, leeftijdsgebonden gebeurtenissen, socioculturele gebeurtenissen en niet –
normatieve gebeurtenissen.
Normatieve gebeurtenissen kunnen biologisch, sociaal of cultureel bepaald zijn.
- Historisch bepaalde invloeden biologische invloeden en omgevingsinvloeden die
verbonden zijn aan een specifiek historisch moment.
- Leeftijdgebonden invloeden biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk zijn in
een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.
, - Normatieve invloeden leiden tot conformiteit (verbuiging), omdat mensen de gevolgen
van afwijkend gedrag vrezen.
- Niet – normatieve invloeden specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van
een specifiek persoon op een tijdstip dat zulke gebeurtenissen de meeste andere mensen
niet overkomen.
Waarnemers probeerden in babybiografieën de groei van een kind bij te houden.
Eind 18e begin 19e eeuw onderwijs universeler aanwezig, kinderen niet meer als goedkope
arbeidskrachten gezien.
Eerste helft 20e eeuw grootschalige, systematische en langdurige onderzoeken naar kinderen en
naar hun ontwikkelingen tijdens de rest van hun leven.
Verschillende vraagstukken:
- Continue verandering vs. Discontinue verandering
o Continue nieuwe vaardigheden vloeien automatisch voort uit bestaande
prestaties. Is kwantitatief.
o Discontinue elk stadium levert gedrag op dat kwalitatief anders is dan gedrag in
eerdere stadia. Er is sprake van sprongetjes vooruit.
o Meeste ontwikkelingspsychologen zijn erover eens dat beide soorten veranderingen
naast elkaar bestaan.
- Invloed van omgeving
o Er is sprake van kritieke perioden wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten
omgevingsstimuli noodzakelijk is voor een normale ontwikkeling, of wanneer
blootstelling aan bepaalde stimuli abnormale ontwikkeling tot gevolg heeft. De
consequenties zijn dus permanent.
o Plasticiteit de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke
structuur kan worden gewijzigd.
o Gevoelige periodes hierin zijn organismen extra ontvankelijk voor bepaalde
soorten stimuli in hun omgeving.
- Levensloopmodel vs. Focus op specifieke perioden
o Vroeger: meeste aandacht naar babytijd en adolescentie.
o Nu: hele periode van conceptie tot en met adolescentie van belang. Er is in elk
levensstadium sprake van ontwikkelingsgroei en –verandering. Om sociale invloeden
op kinderen van een bepaalde leeftijd te kunnen begrijpen, moeten we de mensen
begrijpen die grotendeels verantwoordelijk zijn voor die invloeden ontwikkeling
van baby’s vloeit gedeeltelijk voort uit ontwikkeling van volwassenen.
- Nature en nurture
o Nature eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders
erven.
o Nurture omgevingsinvloeden die ons gedrag beïnvloeden.
Biologische invloeden (drank & drugs tijdens zwangerschap)
Maatschappelijke invloeden (economische omstandigheden)
Sociale invloeden (opvoeding)
, - Gevolgen voor opvoeding van kinderen en voor sociaal beleid
o Interactie tussen genetische factoren en omgevingsfactoren is complex.
Hoofdstuk 2
Perspectieven bij kijken naar kinderen:
- Psychodynamisch perspectief (Freud)
o Gedrag wordt gemotiveerd door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten
waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle
heeft. Deze innerlijke krachten blijven iemands gedrag gedurende zijn hele leven
beïnvloeden.
o Psychoanalytische theorie van Freud onbewuste krachten zijn bepalend voor
iemands persoonlijkheid en gedrag.
o Elke persoonlijkheid heeft 3 aspecten:
Het id primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel dat aanwezig is bij
de geboorte.
Het ego rationele en redelijke deel. Vormt een buffer tussen echte wereld
om ons heen en het primitieve id.
Superego vertegenwoordigd iemands geweten.
o Psychoseksuele ontwikkeling kinderen doorlopen een aantal fasen van genot , of
bevrediging, telkens met een ander deel van het lichaam. Wordt geassocieerd: mond
anus genitaliën. Als iets misgaat in een bepaalde fase kan dit leiden tot fixatie
gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een
onopgelost conflict.
o Erikson: mensen worden zowel gevormd als belemmerd door hun samenleving en
cultuur.
o Psychosociale ontwikkeling omvat veranderingen in de manier waarop we
aankijken tegen onze interacties met anderen, tegen het gedrag van anderen en
tegen onszelf als leden van de maatschappij.
- Behavioristisch perspectief (Watson)
o Bestuderen de mens volledig van buitenaf, met nadruk op direct waarneembare
feiten: de effecten van mensen, voorwerpen en gebeurtenissen op gedrag. Nature is
belangrijker dan nurture.
o Klassieke conditionering (Pavlov)
Wanneer een organisme op een bepaalde manier leert reageren op een
neutrale stimulus.
o Operante conditionering (Skinner)
Vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt
doordat die respons wordt geassocieerd met positieve of negatieve
consequenties.
Bekrachtiging stimulus aangeboden kans vergroot dat eerder gedrag
wordt herhaald.
, Straf introductie van onplezierige of pijnlijke stimulus of de verwijdering
van een wenselijke stimulus kans kleiner dat eerder gedrag in de
toekomst wordt herhaald.
Gedragsmodificatie formele techniek om frequentie van gewenst gedrag
te verhogen en frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.
o Sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura)
Nadruk op leren door observeren van het gedrag van een ander persoon,
een model.
Leren volstrekt zich in 4 stappen:
Waarnemer moet meest cruciale aspecten van het gedrag van een
model bewust waarnemen.
Waarnemer moet zich het gedrag kunnen herinneren.
Waarnemer moet het gedrag accuraat kunnen reproduceren.
Waarnemer moet gemotiveerd zijn om het gedrag te leren en uit te
voeren.
- Cognitief perspectief
o Richt zich op de processen die mensen in staat stellen de wereld te leren kennen, te
begrijpen en ervoer na te denken.
o Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget
Alle mensen doorlopen in een vaste volgorde een reeks universele cognitieve
ontwikkelingsstadia.
Kwantiteit en kwaliteit van informatie nemen in elk stadium toe. Handelen
gaat vooraf aan begrijpen.
Schema’s georganiseerde mentale patronen die bepaalde gedragingen of
acties vertegenwoordigen.
Adaptie (manier waarop kinderen reageren op en zich aanpassen aan nieuwe
informatie) van kinderen kan door 2 basisprincipes worden verklaard:
Assimilatie proces waarbij mensen een ervaring interpreteren
binnen hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze.
Accommodatie veranderingen in bestaande manieren van denken
in reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen.
Assimilatie en accommodatie zorgen samen voor onze cognitieve
ontwikkeling.
Mening:
Sommige cognitieve vaardigheden manifesteren zich duidelijk eerder
dan Piaget dacht.
Volgens Piaget volstrekt groei zich in 4 aparte stadia waarin de
kwaliteit van de cognitie per stadium verschilt. Veel
ontwikkelingsonderzoekers menen echter dat groei veel meer een
continu proces is.
o Informatieverwerkingstheorie
Alternatief voor Piagetaanse theorie.
Proberen te achterhalen op welke manieren mensen informatie coderen,
opslaan en terughalen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dewiromana. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.