Advanced methods in Rehabilitation Sciences and Physiotherapy in Metabolic Disorders
2e Master revaki
Ellen Buwalda
Lichaamssamenstelling – Calders
1. Terminologie
Lichaamssamenstelling is de hoeveelheid vet- en vetvrije massa (botten, spieren, H2O, bindweefsel,
organen,…).
Niet essentieel vet is adipositas/vetlijvigheid.
Essentieel vet (EV) is noodzakelijk voor een normaal metabolisme.
- ♂ 3-5% EV
- ♀ 8-12% EV
Lichaamssamenstelling is ≠ tussen ♂ en ♀ door ≠ hormonen.
Endomorf Mesomorf Ectomorf
- neiging tot adipositas - sterk ontwikkelde spieren - lineaire bouw
- ronde, zachte & skelet - ↓ spieren
contouren - ↓ vetafzetting - fragiel
- grote buikomvang - brede borst & schouders
Invalshoeken, voor lichaamssamenstelling beoordelen we obv:
1. Uiterlijk
2. Antropologie
3. Medische aspect: gezondheid, levensverwachting, inspanningscapaciteit
2. Determinanten
1. Genetische factoren (25%)
2. Omgeving (30%)
3. Niet overdraagbaar (45%)
1
,Advanced methods in Rehabilitation Sciences and Physiotherapy in Metabolic Disorders
2e Master revaki
Ellen Buwalda
3. Klinisch belang
Overgewicht is een risicofactor voor: Ondergewicht is een risicofactor voor:
- Hypertensie (RR = 2,9)
- Hypercholesterolemie (RR =1,5) - Osteoporose
- DM (RR = 2,9) - Sacropenie
- Coronair lijden
3.1 Vetmassa – regionale vetvedeling
- Subcutaan vet is minder gevaarlijk dan visceraal vet
- Bij ♂: visceraal vet > subcutaan
- Bij ♀: visceraal vet < subcutaan (vet rond de borstregio)
We zien op de MRI dat vet op ≠ plaatsen gelokaliseerd is. De plaats speelt een belangrijke rol in het
risico. Centrale obesiteit heeft ↑ risicofactoren dan lager gelokaliseerde obesiteit.
3.1.1 Abdominaal vet
Abdominale obesiteit:
- is een risicofactor voor coronairlijden onafhankelijk van het BMI, roken, cholesterol en hypertensie
- voorspelt CV risico onafhankelijk van het totale lichaamsvet
- verklaart ten dele de verschillen in CV risico tussen ♀ en ♂
3.2 Vrouwelijke triade
Dit fenomeen komt vaak voor bij dansers en turnsters op hoog niveau. Want het vraagt gigantisch veel
trainingsarbeid. (groen)
Oorzaak:
- veel en intensief trainen
- schoonheidsideaal waardoor ze ↓ eten, ondanks het feit dat ze al zeer intensief trainen.
Gevolg:
Vetverbruik ↑ > vet opname ↓, dit gaat ten koste van het endocrien – en voortplantingssysteem. Ze
Progressie naar een abnormale cyclus, uitblijven van de maandstonden (amenorea) door te weinig
androprogesteron en oestrogeen en dit zal op zijn beurt een invloed hebben op de botkwaliteit
(osteoporose ontstaat).
→ ↑ overbelastingsletsels, impact op gezondheidsrisico
2
,Advanced methods in Rehabilitation Sciences and Physiotherapy in Metabolic Disorders
2e Master revaki
Ellen Buwalda
3.3 Sarcopenie
Bij aanwezigheid van de volgende 3 condities spreken we van sacropenie:
1. Lage skeletale spiermassa
2. Lage spierkracht
3. Lage spierprestatie
Diagnose dmv: wandelsnelheid (6MWT), handknijpkracht (HKK) en spierpower.
4. Compartimenten
5. Methodes voor evaluatie van de lichaamssamenstelling
5.1 Body Mass Index (BMI)
BMI (kg/m2) = LG/ (LL2)
Bij kinderen bekijken we het BMI via groeicurves (BMI (%) of z-scores BMI).
LG en LL in kinderen ≤ 2j liggend meten, > 2j staand meten.
5.2 Waist/Hip ratio (WHI)
Centrale obesitas heeft meer gezondheidsgerelateerde risicofactoren dan lager gelokaliseerde
obesitas.
↑ Risico gezondheidsproblemen Centrale obesitas
♂: WC ratio > 94cm ♂: W/H ratio > 95%
♀: WC ratio > 80cm ♀: W/H ratio > 85%
WC: middelomtrek
Een hoge WC staat voor ↑ visceraal vet, ↑ abdominaal vet
dat geassocieerd is met ↑ incidentie insuline resistentie en ↑ CV risico
Bij ♂ is de WC betrouwbaarder.
Bij ♀ is de W/H ratio betrouwbaarder.
3
, Advanced methods in Rehabilitation Sciences and Physiotherapy in Metabolic Disorders
2e Master revaki
Ellen Buwalda
5.3 Huidplooidikte metingen
Obv huidplooidikte metingen gaan we de densiteit bepalen en de vetmassa.
Densiteit (g/cm3) = c – m (log S) (Durnin en Womersley)
c en m: standaard leeftijd en geslachtsspecifieke coëfficiënten
S: som van de huidplooimetingen
Vet (%) = [(4,95/D)- 4,5] x 100 (SIRI)
D: densiteit
4,95 en 4,5 zijn constante
5.4 Transformatie methoden
5.4.1 Densitometrie
Meten van de lichaamsdensiteit (D).
Vetmassa (VM) en vetvrije massa (VVM) hebben een andere densiteit, densiteit VM = 0,9 kg/l,
densiteit VVM = 1,1 kg/l.
Proportie waarin VM en VVM aanwezig zijn bepaalt de densiteit van het volledige lichaam.
Indien de lichaamsdensiteit gekend is, kan je proportie van VM en VVM berekenen via SIRI formule.
5.4.2 Hydrometrie
Meten van het totale lichaamswater (TBW).
VM bevat geen H2O, VVM bevat een gekende hoeveelheid H2O (73,8%). Als de totale hoeveelheid
H2O in het lichaam gekend is kan je de hoeveelheid VVM en VM berekenen.
5.5 Bio-impedantie
We laten een laag frequente elektrische stroom door het lichaam laten stromen.
1. Systemen die je in u handen vasthoudt
2. Systemen die meer geavanceerd zijn met elektrische stroming
Hoe ↓ vet, hoe sneller de stroomsnelheid door het lichaam.
Water is een goede geleider, vet niet.
Belangrijk:
- Niet te veel drinken
- Niet veel alcohol drinken (vochtafdrijvend)
- Moet liggend zijn op een bed/behandeltafel (laat die eerst 10’ liggen zodat het vocht stabiliseert)
- Na menstruatie ga je minder vocht ophouden, na ovulatie meer.
Total Body Water (TBW) = 0,372 (LL2/ I) + 3,05 (geslacht) + 0,142 (LG(kg)) – 0,069 (leeftijd)
→ Formule Lukaski & Bolonchuk’s
FFM = TBW / 0,73
FM = LG - FFM
4