Samenvatting van hoorcolleges, werkgroepen en boeken voor Inleiding Rechtspsychologie. Ik studeer zelf aan de Universiteit Leiden en heb dit vak in 1x gehaald met een 8.
Inleiding Rechtspsychologie Samenvatting
Week 1, H1 Rechtspsychologie:
De psychologie houdt zich bezig met hoe mensen zich gedragen en welke invloeden zij daarbij
ondergaan.
Rechtspsychologie komt voort uit de psychologische functieleer, forensische psychologie uit de
klinische psychologie
Rechtspsychologen doen niet alleen onderzoek maar leveren ook een bijdrage als
getuigendeskundigen in straf- en civiele zaken.
Er wordt veel gedaan om tunnelvisie van politie, OM en rechters tegen te gaan.
H2 Klassieke experimenten:
9 beroemde en invloedrijke rechtspsychologische experimenten:
- Experiment van Loftus met botsende auto’s [Suggestie en invloed van post-hoc informatie]: bij
verandering van het woord contacted in de vraag naar smashed, groeide de geschatte snelheid sterk.
Getuigen kunnen misleidende informatie geven omdat ze zich de situatie niet meer goed herinneren.
Woordkeuze in de vraag beinvloed of kleurt het antwoord/de herinnering.
- De deurstudie [Veranderingsblindheid]: studie naar het vermogen van mensen om veranderingen
in visuele informatie te detecteren. Met een deur tegen iemand aanbotsen terwijl je iemand de weg
vraagt, en dan van persoon wisselen. Mensen encoderen informatie op een oppervlakkige wijze.
- Het Alt-toets-experiment van Kassin en Kiechel [Valse bekentenissen]: mensen bekennen iets wat
zij niet gedaan hebben bij de confrontatie met vals bewijs en gaan het soms zelf ook geloven. De
deelnemers bekende de Alt-toets te hebben aangeraakt, terwijl ze dat niet gedaan hadden.
Verhoortechnieken zoals de Reid-techniek leveren meer valse bekentenissen op.
- Crashing memories en het probleem van source monitoring [Commissies in het geheugen]:
deelnemers beweren van rampen waar geen beelden van waren, toch beelden te hebben gezien.
- Het Deese-Roediger-McDermott-paradigma [Simpele pseudo-herinneringen]: Deelnemers krijgen
een lijst woorden die sterk verwant zijn aan een ander woord dat niet in de lijst is opgenomen. Als ze
even later de woorden moeten herhalen, zeggen ze vaak ook het ‘lokwoord’. Dit worden pseudo-
herinneringen genoemd. Activation/monitoring-theorie. Source monitoring error: iemand vergist zich
of een woord nu vanuit een externe bron afkomstig is of vanuit eigen gedachte.
Fuzzy trace theorie: letterlijke sporen verdwijnen eerder uit het geheugen terwijl algemene sporen
juist blijven bestaan.
- Het experiment van Asche naar groepsconformiteit bij het schatten van lijnlengtes [Compliance]:
veel mensen zijn geneigd zich aan het meerderheidsstandpunt aan te passen, zelfs als het
overduidelijk is dat dat standpunt onjuist is. Groepsconformiteit en meegaand gedrag leidt vaak tot
valse bekentenissen.
- Het Milgram-experiment met elektrische schokken [Gehoorzaamheid]: de proefpersoon moet
schokken toedienen als de leerling een vraag fout heeft. Als ze wilden stoppen zei de experimentator
‘please continue’ en 65% ging door tot het eind.
- Het onderzoek van Schunemann [Effect van dossierkennis vooraf op het bewijsoordeel van
rechters]: als mensen eenmaal een mening hebben gevorm over een bepaald onderwerp, zijn zij
geneigd zich hieraan vast te houden, ook als informatie hen bereikt die de grond onder hun mening
wegslaat. Dit heet belief perseverance. Een groep rechters kreeg vooraf aan de strafzaak info
voorgelegd dat duidelijk suggereerde dat de verdachte schuldig was, 82% achtte hem uiteindelijk
schuldig. Van de groep die de info niet kreeg achtte 53% hem schuldig.
H20 Waarschijnlijkheidsargumentatie:
Het beoordelen van bewijsmiddelen zodat ze bijdragen aan de rechterlijke overtuiging.
,Maar dit schema is niet altijd een goede tool om te bepalen of iemand schuldig is.
In een strafzaak heeft de rechter 3 taken:
Nagaan of de feiten door de verdachte zijn gepleegd.
Nagaan of het feit strafbaar is en dit de verdachte kan worden toegerekend.
Straf opleggen.
Bewijsproblemen (stap 1) komen zeer zelden aan de orde, maar als die er wel zijn is het lastig en
moet de rechter beyond reasonable doubt overtuigd zijn.
De OvJ schetst de situatie en brengt 2 argumenten naar voren:
Positieve argumentatie: De feiten zijn rijmbaar met het verhaal van het OM en de verdachte heeft de
feiten begaan.
Negatieve argumentatie: De feiten zijn niet rijmbaar met een ander verhaal waarin de verdachte de
feiten niet heeft begaan.
^dit is feitelijk onmogelijk (je kan nooit aantonen dat er geen ander verhaal is dat de feiten dekt)
maar wordt stilzwijgend geaccepteerd.
Statistische argumentatie: je beroepen op het feit van (on)waarschijnlijkheid. ‘In de gemeente zijn
wel 200 van dit soort koevoeten, dus het lijkt mij onwss dat de schade veroorzaakt is door de
koevoet van mijn client.’
Door het woord onwaarschijnlijk te gebruiken geeft iemand aan dat het niet uitgesloten is, een
alternatief verhaal zou dus waar kunnen zijn.
Aannemelijkheidsverhouding = De waarschijnlijkheid van het optreden van datgene wat
geobserveerd is als het ene verhaal (OM) zou gelden gedeeld door de waarschijnlijkheid van het
optreden van het geobserveerde als het alternatieve verhaal waar zou zijn. Dus de verhouding tussen
de conditionele kansen.
De kans op een eerlijke leraar maar foute test 40%, de kans op een liegende leraar een goede test is
90%. -> 90% : 40% = 2.25, hoe groter de verhouding des te sterker de zaak van het OM
Er moet ook worden gekeken naar de positieve en negatieve argumentatie in combinatie met ^ en
achterliggende logica.
Drogreden van de aanklager = je gevonden schoenafdruk is maat 41, de verdachte heeft maat 41.
Maar tegelijkertijd zijn er heel veel mensen met die schoenmaat.
= Prosecutor’s fallacy: ‘de kans dat de dader het gedaan heeft’ vage terminologie en dus een fout.
Aanhangers van de Bayesiaanse evidentieleer zijn voor waarschijnlijkheidstermen om een onzekere
zaak uit te drukken. De overtuiging dat de verdachte iets heeft gedaan stellen zij dus gelijk aan de
kans dat de verdachte dat heeft gedaan.
A priori waarschijnlijkheid = de waarschijnlijkheid van daderschap
, Regel van Bayes
Posterior odds = prior odds ● aannemelijkheidsverhouding
Echter heeft de Bayensiaanse benadering ook een viertal problemen:
1. de problemen rond verbale expressie van aannemelijkheidsverhoudingen
2. de onduidelijke rol van de alternatieve hypothese
3. de onmogelijkheid om tot een verdedigbare a priori schatting te komen
4. de onwenselijkheid van het gebruik van a priori schattingen, nu die onvermijdelijk tot met de
principes van het strafrecht strijdige praktijken leiden.
H21 Deskundigenbewijs:
Het NRGD registreert deskundigen in verschillende vakgebieden naar kwaliteit van hun werk.
Aan de deskundige wordt iets voorgelegd waarover hij zijn deskundige oordeel geeft, op basis van
o.a. onderzoek en wetenschap.
De deskundige staat altijd in dienst van de waarheidsvinding in het strafproces.
Als een deskundige eenmaal in een zaak voor de politie werkzaamheden heeft verricht, mag hij niet
meer als deskundige in het strafproces optreden.
De deskundige adviseert slechts.
Statistisch significant = de uitkomst niet meer kunnen toeschrijven aan toeval
De Validity Checklist (VCL) wordt gebruikt om te beoordelen of de verklaring van een kind valide is.
In Amerika bepaald de rechter welke bewijsstukken de jury te zien krijgt. In Nederland moet de
rechter zijn beslissing bewijstechnisch verantwoorden.
De rechter moet uitleggen: (1) dat de deskundige deskundige is op het gebied van schoensporen. Als
dat het geval is (2) welke methode de deskundige heeft gebruikt, (3) waarom de deskundige de
methode betrouwbaar genoeg acht, en (4) in welke mate de deskundige in staat is de methode
competent toe te passen.
Deskundigen moeten zich strikt beperken tot de feiten die aan hun oordeel zijn onderworpen.
H24 Het geheugen van getuigen: herinneren, vergeten en vergissen:
Semantische geheugen is algemene
kennis
Episodisch geheugen gaat om
herinneringen en persoonlijke
ervaringen (bepaalde plaats,
bepaalde tijd)
Priming is een vorm van geheugen
waarbij eerder waargenomen info
de volgende keer iets sneller en
efficiënter wordt verwerkt.
Heftige emotie kan zorgen voor dat bepaalde aspecten in een situatie aandacht krijgen en worden
opgeslagen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur iris10. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.