`
ECOLOGIE EN
TERREINWERK
PROFESSOR KOEDAM
, Ecologie en terreinwerk – 1e bachelor biologie – VUB – 1ste semester
INHOUDSTAFEL
INLEIDING ................................................................................................................................................................. 2
ONDERWERP VAN DE ECOLOGIE ............................................................................................................................ 3
HET ECOSYSTEEM ............................................................................................................................................ 3
ABIOTISCHE BESTANDSDELEN ........................................................................................................................ 4
BIOTISCHE BESTANDSDELEN ........................................................................................................................... 4
KLIMAAT & METEOROLOGIE ........................................................................................................................... 5
TIJD & SUCCESSIE ............................................................................................................................................. 6
ANALYSE: BOUWSTENEN EN FACTOREN ECOSYSTEEM ........................................................................................ 6
HULPBRONNEN ................................................................................................................................................ 6
OMSTANDIGHEDEN ......................................................................................................................................... 8
NICHE, HABITAT & ECOSYSTEEM .................................................................................................................... 8
BIOTISCHE BESTANDSDELEN ........................................................................................................................... 9
ENERGIE, BIOMASSA EN PRODUCTIVITEIT ........................................................................................................... 11
ENERGIE-VORMEN & ENERGIE-UITWISSELING............................................................................................ 11
PRIMAIRE PRODUCTIE ................................................................................................................................... 11
EUFOTISCHE ZONE ......................................................................................................................................... 14
ALLOCHTOON EN AUTOCHTOON ORGANISCH MATERIAAL ....................................................................... 14
SECUNDAIRE PRODUCTIE .............................................................................................................................. 15
ENERGIEFLUXMODEL HEAL & MACLEAN ..................................................................................................... 15
ECOLOGISCHE TRANSFEREFFICIËNTIES ........................................................................................................ 16
POPULATIEBIOLOGIE ............................................................................................................................................. 17
LOTKA EN VOLTERRA MODEL ....................................................................................................................... 17
1
, Ecologie en terreinwerk – 1e bachelor biologie – VUB – 1ste semester
INLEIDING
Deze cursus is gebaseerd op het college “Ecologie en terreinwerk”. Het onderwijs wordt verstrekt onder twee
vormen: de hoorcolleges en de werkcolleges.
Tijdens het hoorcollege verkrijgen we inzicht over de wisselwerking tussen organismen, ecosystemen,
energiemodellen… De werkcolleges zijn afgestemd op de excursie naar Frankrijk. Materiaal (levend of dood)
afkomstig van het excursiegebied, wordt geïdentificeerd, geobserveerd en schematisch geplaatst in trofische
systemen. Na de excursie worden de waarnemingen en metingen uitgewerkt en in verslagen uitgeschreven.
Deze bundel is samengesteld door verschillende studenten aan de VUB, om andere studenten te laten slagen
voor het vak ecologie en terreinwerk. Veel plezier ermee!
2
, Ecologie en terreinwerk – 1e bachelor biologie – VUB – 1ste semester
ONDERWERP VAN DE ECOLOGIE
HET ECOSYSTEEM
Ecologie is een recente wetenschap. Ecologie bestudeert de woonplaats van organismen. Een ecosysteem
is een overkoepelde term voor het geheel van biotische en abiotische bestandsdelen. Binnen de ecologie
zijn er veel termen die het woongebied van een organisme en het effect op het systeem van dat organisme
beschrijven.
Niche
De niche is de rol die een organisme in een ecosysteem in neemt. Twee diersoorten kunnen niet twee precies
dezelfde niches in een ecosysteem invullen, omdat zij met elkaar concurreren. Wanneer een ecosysteem de
gelegenheid biedt voor een niche, zal die niche uiteindelijk altijd gevuld worden. Voorwaarde hierbij is wel
dat de nieuwkomers een nieuwe plek of rol binnen het systeem moeten vinden (dus eigenlijk een “gat in de
markt”) en de nieuwkomers moeten of een concurrent verdringen of uniek zijn. Elke niche is het resultaat
van een voortdurend proces van aanpassing en natuurlijke selectie. Soorten concurreren met elkaar en
organismen evolueren naar de biotische en abiotische factoren die in de biotoop aanwezig zijn.
Habitat
De habitat is de werkelijke plaats waar een soort woont, maar daarnaast is het de plaats waar de niche van
een soort zich bevindt. In de habitat heerst het optimale microklimaat voor het organisme. De habitat is de
leefomgeving van een organisme en heeft specifieke biotische en abiotische factoren en omvat alle
mogelijke plaatsen waar een bepaald organisme voorkomt. Op deze plekken voldoen de biotische en
abiotische factoren aan bepaalde minimale levensvoorwaarden van het organisme, dat wil zeggen dat deze
factoren binnen de toleranties van dat organisme blijven. Het begrip habitat wordt vaak verward met het
begrip biotoop. Een biotoop beschrijft het geografische gebied waar een organisme leeft, terwijl een habitat
uitgaat van de biotische en abiotische eisen van het organisme. In het biotoop bos is de bodem de habitat
voor de pissebed. De biotoop en de biocenose bepalen samen het ecosysteem.
Overige begrippen
- Levensgemeenschap of biocenose = geheel van organismen in eenzelfde gebied
- Ecotoon = grensstrook tussen verschillende biotopen
- Bioom = homogeen gebied over een zeer grote geografische uitgestrektheid
- Ecotoop = kleinste, ecologisch nog onderscheidbare gebied
- Symbiose = samenwerking tussen organismen
Eigenschappen van een ecosysteem
Een ecosysteem is open
Binnen een ecosysteem wordt er voortdurend energie uitgewisseld.
Een ecosysteem is niet precies begrenst
Heel wat factoren beïnvloeden de omvang van een ecosysteem. Hierdoor wijzigen de randen van het
ecosysteem voortdurend (bv. randen van een meer veranderen bij regen/droogte)
Een ecosysteem heeft geen vaste dimensie
De grootte van een ecosysteem is afhankelijk van heel wat parameters. Men maakt onderscheid tussen twee
extremen: een bioom en een ecotoop.
3
, Ecologie en terreinwerk – 1e bachelor biologie – VUB – 1ste semester
ABIOTISCHE BESTANDSDELEN
Licht
Men maakt in deze categorie onderscheid tussen vier soorten licht. De lichtintensiteit is de mate van
helderheid van licht, bijv. fel, scherp, zwak, getemperd, diffuus of gelijkmatig. Hoe meer lichtinval, hoe meer
energie. De lichtkwaliteit beïnvloedt het gedrag van organismen. Organismen met een directe blootstelling
vertonen een verschillend gedrag dan organismen met indirecte blootstelling. Rood licht heeft een golflengte
van 400nm, blauw licht heeft een golflengte van 700nm. Seizoensveranderingen ontstaan door de rotatie
van de aarde rond de zon in combinatie met de gekantelde aardas ten opzichte van het baanvlak van de
aarde rond de zon. Met het verstrijken van de seizoenen treden veranderingen op. De mate van
seizoenswisselingen hangen samen met de afstand tot de evenaar, in de vorm van de lengte van de dag en
dus het aantal uren daglicht. Met de zomer komen lange dagen en korte nachten terwijl de winter wordt
gekenmerkt door korte dagen en lange nachten. Veel organismen anticiperen op deze fluctuaties in
daglengte door bijvoorbeeld de timing van voortplanting, rui/vervellen of migratie (vogels) aan te passen aan
het seizoen. De groei en ontwikkeling van planten hangt in sterke mate af van de kwaliteit en de hoeveelheid
licht die ze waarnemen. Planten hebben immers licht nodig voor de fotosynthese, het proces waarbij ze
koolstofdioxide omzetten in koolhydraten. Omdat planten niet zelf kunnen bewegen, groeien ze naar het
licht toe.
Water
Relatieve vochtigheid is de verhouding tussen de aanwezige hoeveelheid waterdamp en de maximaal
mogelijke, die lucht bij een bepaalde temperatuur kan bevatten. De relatieve vochtigheid drukt dus uit in
hoeverre de lucht met waterdamp verzadigd is. Organismen kunnen relatieve vochtigheid niet opnemen,
waardoor dit het uitdrogingsgedrag van organismen gaat beïnvloeden. Minerale nutriënten zijn essentiële
voedingsstoffen die planten, mensen en dieren in zeer kleine hoeveelheden nodig hebben om te groeien,
gedijen en gezond te blijven. Saliniteit is het zoutgehalte van het water in een meer, zee, oceaan of in een
bodem. Zouten bevinden zich in water in de vorm van geladen deeltjes, ionen. De verschillende soorten
opgeloste ionen in het water bepalen samen de saliniteit.
Bodem
De bodemstructuur of bodem-morfologie is de onderlinge rangschikking en samenhang van de vaste
gronddeeltjes en is zeer belangrijk voor een goede plantengroei. De meest voorkomende bodemtexturen
zijn silt en leem.
BIOTISCHE BESTANDSDELEN
Levensgemeenschappen
Een levensgemeenschap of biocenose, is een begrip uit de ecologie waarmee alle organismen in een bepaald
gebied worden aangeduid. Deze interageren onderling. De levensgemeenschap van de planten, noemt men
de fytocenose. De levensgemeenschap van de dieren, noemt men de zoöcenose. De levensgemeenschap van
de micro-organismen waartoe bacteriën en fungi behoren, noemt men de microbiocenose.
4