Bedrijfsmanagement: Algemene aspecten
Bedrijven
Existentiële vragen:
• Waarom bestaan er bedrijven?
• Wat zijn de grenzen van bedrijven? M.a.w., wat doet een bedrijf zelf en wat niet?
• Hoe organiseren we bedrijven?
Mogelijkheden van organisatie
• Eigen winkel, eigen infrastructuur, eigen werknemers
• Geen vaste winkel, geen vaste infrastructuur, geen vaste werknemers
Neo klassieke economie
• Neo klassieke theorie veronderstelt perfect competitieve markten
• Onderliggende assumpties van perfect competitieve markten:
o Kosteloze transacties vanwege efficiëntie:
▪ Veel verkopers (aanbieders) en kopers (vragers),
▪ Perfecte informatie (bijv. technologie)
▪ Rationaliteit
o Dit resulteert in de perfecte coördinatie van vraag en aanbod (‘the invisible hand’) en
leidt tot de ‘correcte’ (schaduw) prijs.
• In een perfect competitieve wereld, moeten bedrijven niet onderzocht worden.
Imperfect competitieve markten
• Verschillende markt imperfecties:
o Klein aantal kopers en verkopers.
o Missende markten.
o Inter-temporele onzekerheid.
o Informatie asymmetrie
o Overheidsinterventie.
Wat bepaalt het bestaan, de grenzen en de interne organisatie van bedrijven?
Ronald Coase (1910-2013) #1: “The Nature of the Firm” (1937)
→ het prijsmechanisme gebruiken om middelen te alloceren is niet kosteloos
Markt:
- Allocatie van middelen door het prijsmechanisme
Bedrijf (hiërarchie):
- Allocatie van middelen door interne bedrijfsbeslissing
Wat bepaalt het bestaan, de grenzen en de interne organisatie van bedrijven?
Ronald Coase (1910-2013) #2 : “The Nature of the Firm” (1937)
→ transactiekosten van het prijsmechanisme verklaart het bestaan van bedrijven alsook de grens
tussen markten en bedrijven.
,Markt:
- Allocatie van middelen door het prijsmechanisme
Bedrijf (hiërarchie):
- Allocatie van middelen door interne bedrijfsbeslissing
Wat bepaalt het bestaan, de grenzen en de interne organisatie van bedrijven?
“for his discovery and clarification of the significance of transaction costs and property rights for the
institutional structure and functioning of the economy ” Ronald Coase : Nobel Prize in Economics,
1991.
Transactiekosten
Transactiekosten = de kosten die moeten worden gemaakt om tot een transactie te komen.
3 soorten transactiekosten:
- Zoek- en informatiekosten
• Kosten die moeten worden gemaakt om informatie te vinden voordat de transactie tot stand
komt.
o Bv. Tijdkosten om een product te kiezen dat het best voldoet aan de eigen behoefte.
o Tijdkosten om aanbieders te vergelijken.
o Reiskosten om producten te kunnen zien en vergelijken.
o Kosten om extern advies in te huren.
• Deze kosten zijn ook afhankelijk van:
o De transparantie van de markt
o Het soort product en de frequentie van aankoop
- Contract- en onderhandelingskosten
• Kosten die moeten worden gemaakt om tot een overeenkomst te komen.
o Bv. Tijdkosten om te onderhandelen over de contractvoorwaarden
o Tijdkosten om een contract op te stellen
o Notariskosten
o Kosten om een extern advies in te huren, zoals een advocaat
• Deze kosten zijn ook afhankelijk van:
o Bestaande wettelijke bescherming
o Reputatie en vertrouwen
- Controle- en nalevingskosten
• Kosten die moeten worden gemaakt om naleving van de overeenkomst te waarborgen.
o Bv. personeelskosten om naleving van de afspraken te controleren
o Juridische kosten
• Deze kosten zijn ook afhankelijk van:
o Instituties zoals onafhankelijke rechtspraak
o Asymmetrische informatie
Transactiekosten theorie
Karakteristiek van het product of de dienst en transactie
• Product/dienst-specificiteit o Geografisch
o Fysisch o Menselijk
1
, o Merknaam o Opportunistisch gedrag
o Onzekerheid o Begrensde rationaliteit
o Frequentie o Vertrouwen en legitimiteit
• Gedragskarakteristieken
• Spotmarkt : je kan ten allen tijden iets aankopen (buy), je koopt alles aan ipv zelf te maken. Bv
granen of olie
• Hybride markten: gausscurve: de meeste samenwerkingsvormen op de markt zijn
samenwerkingsverbanden. Er zijn toolleveranciers , dus je koopt dingen aan maar wel in
samenspraak. (Ally)
• Geïntegreerd: bv Ford, de hele auto werd helemaal zelf door de onderneming gemaakt. Je
organiseert alles zelf. (Make)
Markten
Marktconcentratie: Maatstaven om concentratie en (on)gelijke verdeling van marktaandelen te
meten.
Markt: Producten die in principe dezelfde behoefte vervullen aan een algemene afnemersgroep. Het soort
product bakent de markten af. (Automarkt: alle middelen die transport per wagen mogelijk maken)
• Product gebonden dimensie:
- Markt: Alle producten die eenzelfde behoefte bevredigen van een algemene
afnemersgroep, vormen een markt. (bv. automarkt, printpapiermarkt,
computerschermenmarkt, ...)
- Segment (deelmarkt): verwijst naar alle producten met specifieke kenmerken en
eigenschappen die eenzelfde behoefte vervullen en gericht zijn op meer accuraat te
omschrijven afnemersgroep. (bv. gezinswagens en bedrijfswagens)
- Niche: Nog verder verfijnd naar productkenmerken en voorkeuren van afnemers. (bv.
sportwagens,
cabrio’s, stationwagens, 4x4 wagens, …)
• Geografische dimensie:
- Tot waar heeft een wijziging van verkoopsvoorwaarden van een product een
impact? Regionaal afgebakend: Als bakkers korting geven op een brood gaan mensen
geen 100 km rijden voor dat brood, het is een korting voor de wijk. De grotere markten
zijn meer verspreid, voor een Apple product komen mensen wel vanverder.
Criteria voor het definiëren van een markt:
✓ Het aantal spelers in de markt
✓ De aard van de verhandelde goederen of diensten
✓ De contesteerbaarheid van de markt
✓ Atomisme
✓ Transparantie van de transactievoorwaarden
Aantal spelers in de markt
1
,Ofwel 1 verkoper of weinig, ofwel oneindig veel.
• Oligopolie: telecommunicatiebedrijven: proximus, orange, base
• Monopolie: NMBS, De Lijn
• Monopolie: 1 aanbieder, 1 koper: het leger
De aard van de verhandelde goederen en diensten
• Homogene markten
- Consument kan onmogelijk onderscheiden
wie een bepaald product heeft gemaakt.
- Alle producten zijn als het ware identiek.
- Consument heeft geen voorkeuren.
• Heterogene markten
- Consument kan producten linken aan producent
- Hoe? verpakking, merk, slogan, …
- Consument kan bepaald product of merk verkiezen boven een ander.
Duopolie: Marktvorm waarbij slechts twee aanbieders verkopen en hun handelingen merkbare invloed
hebben op de afzet van de overige aanbieders.
• B2B (Business-to-Business) markten: Verkopen aan de volgende fase van het productieproces.
Intermediaire goederen en diensten (inputs, productiefactoren).
- Zowel vragers als aanbieders zijn producenten uit de bedrijfskolom.
• B2C (Business-to-Consumer) markten: Finale goederen en diensten worden aan de eindgebruiker
geleverd.
- Meestal via distributie: groothandel
(wholesale) en klein handel (retail).
- Vrager kan zowel consument als bedrijf zijn.
De contesteerbaarheid van de markt (contestable markets)
• In welke mate kan je op de markt gaan binnendringen? Is de huidige aard van de markt
contesteerbaar?
1
,- Kunnen nieuwe bedrijven vrij toetreden?
→ Makkelijk toetreden? = contesteerbaar. Hoe contesteerbaarder de markt → hoe
efficiënter, want dan kunnen er meer mensen toetreden dus zijn er meer kopers en
verkopers.
→ Moeilijk toetreden? = niet contesteerbaar
2
, • Soms zijn er toetredingsbelemmeringen (of uittredingsbelemmeringen).
- Aan de oorsprong van monopoliemacht liggen steeds toetredingsbelemmeringen.
- Veroorzaken niet enkel monopolies, ook monopolistische concurrentie of oligopolies.
- Structurele belemmeringen
- Strategische belemmeringen
Monopolies kunnen ontstaan als gevolg van wetgevende actie, het private bezit van een nat. Grondstof
(mijnbouw, olie, gas), technische redenen (R&D, patenten, octrooien, licenties) of economische
factoren kunnen tot toetredingsbelemmering leiden. (De aanwezigheid van deze factoren zorgt er
niet voor dat je een monopolie kan creëren, maar bv andere marktvormen als monopolistische
concurrentie).
Toetredingsbelemmeringen
• Structurele belemmeringen: Eigen aan de economische omgeving.
- Schaalvoordelen/daalgemiddelde kosten: hoe meer je produceert, hoe goedkoper
het is om te produceren (Aankoop van vele grondstoffen, betere prijs)
- Diversificatievoordelen: wanneer het goedkoop is om 2/meerdere producten in 1 bedrijf
te produceren
i.p.v. verschillende. → Vb. Verschillende zuivelproducten produceren
- Bestaande ervaring, technische knowhow en goodwill, toegang tot distributiekanalen
(bv op middelste schap van Carrefour staan) & merkbekendheid. → Zorgen ervoor dat als
iemand de markt wilt betreden, hij een groot risico neemt.
- Overheidsoptreden: subsidiepolitiek, vestigingswet (apothekers, notarissen, …),
patenten, …
• Strategische belemmeringen: wanneer huidige spelers in de markt doelbewust allerlei
constructies hebben opgericht om andere spelers buiten te houden.
- Extra reserves opbouwen
- Prijs laten zakken als bedrijf wilt toetreden op markt, zodat ze al concurrentienadeel
hebben vanaf het begin
- Investeringen in onderzoek en ontwikkeling kan de plotse introductie van een
technologisch product in de hand werken.
- Door schaalvoordelen kunnen bedrijven scherpe prijzen handhaven.
- De uitbouw van ruime productassortimenten vermindert het aantal gaten in de markt.
→ Klassieke trucs om bedrijven uit te sluiten: prijs verlagen, patent aanmaken,
klantbinding, nieuwe producten uitbrengen, ruim assortiment aanbieden, geen gaten in de
markt laten, …
3
, Schaalvoordelen = daalgemiddelde kosten
Natuurlijke monopolie: ontstaat ten gevolge van schaalvoordelen (d.w.z. dalende gemiddelde kosten)
over de volledige outputrange.
Bij monopolies met hoge kosten zorgt concurrentie ervoor dat alles duurder gaat worden want de
gemiddelde kosten (hoe minder produceren, hoe meer kosten) kan stijgen aangezien de bedrijven samen
een bepaalde aantal producten maar kan produceren en aanbieden.
In de straat liggen er waterleidingen, gasleidingen en elektriciteitsleidingen. Een 2de bedrijf kan die er
niet meer bijleggen.
Meerdere bedrijven zullen niet meer uit de kosten geraken.
Er valt ergens veel geld te verdienen, maar je hebt daar de kennis en ervaring niet voor.
Atomisme (mededingmarkten)
Het aantal afnemers en het aantal aanbieders onderscheiden de verschillende markttypes.
• Alle spelers in een bepaalde markt zijn zo klein in vergelijking met de totale markt, dat ze geen
invloed hebben op het marktevenwicht (prijs en verhandelde hoeveelheid).
• Alle spelers beslissen individueel, onafhankelijk van anderen, over hun eigen gedrag (geen
collusie)
• Zowel langs vraag- als langs aanbodszijde
o Zeer veel vragers en zeer veel aanbieders
o Vragers en aanbieders zijn prijsnemers (price takers)
>< prijsmakers (price makers)
Bv. Aardappelbroer -> 1 hectare beplant volgend jaar 10 hectare -> geen verschil op de markt. I.p.v. 1 bier 10
biertjes maakt geen verschil op de markt.
Monopolist kan wel invloed hebben op de markt.
Transparantie van de transactievoorwaarden
Een markt is transparant als iedereen op elke moment beschikt over alle nodige informatie om een
transactie af te kunnen wikkelen.
• De zuivere (theoretische) mededingingsmarkten en monopolies zijn transparant inzake de
prijsinformatie. In beide marktvormen heerst immers zekerheid omtrent het prijsniveau
waartegen transacties kunnen worden doorgevoerd
• Perfecte informatie over alle prijzen van relevante producten. Bv. Prijs vergelijkingssites
Op internet 1000 wasmachines, anders 2 of 3 winkels.
4