Samenvatting les 1 zie geschreven notities + zie BAS + zie leerpad + spelling en interpunctie
NTB samenvatting les 2
(samenvatting les 1 zie geschreven papieren)
Auteursnamen en inhoud van artikels kennen!
Artikel 1: Walter Haeseryn – ‘Grammaticale verschillen tussen het
Nederlands in België en het Nederlands in Nederland: een poging
tot inventaristatie’
1) Inleiding
Zijn er grammaticale verschillen tussen het BN en NN?
Noord-Zuid variatie binnen het Nederlandse taalgebied
Standaardtaal (Belgisch Nederlands en Nederlands Nederlands) – tussentaal – dialect
Norm voor BN? discussie vooral in Vlaanderen
Is NN dé norm voor AN? discussie in België en Nederland
2) Verschillen
Duidelijk merkbare verschillen op 3 niveaus: uitspraak, grammatica en lexicon.
Uitspraak BN: - eigen zinsmelodie
- spellinguitspraak (bv. dossier, planning: uitspreken zoals gespeld <-> NN:
meer Franse en Engelse uitspraak)
a) Uitspraakverschillen
o Lange monoftongen <ee>, <oo>, <eu>
B: geen diftongering
NL: (lichte) diftongering ([eej] , [ooj])
o Fricatieven v, g, z :
B: geen verstemlozing
NL: wél stemloze uitspraak (f, ch, s: bv. [soon] voor zoon)
o Grafeemcombinaties (<ti> en <ci>)
B: alveolaire [s] (nationaal wordt [nasionaal])
NL: licht gepalataliseerde uitspraak (nationaal wordt [natsjionaal])
o Vocalen in Romaanse leenwoorden
B: verdoffing ([tele(doffe e)fon])
Nl: geen verdoffing ([teeleefoon])
o Uitspraak van de /r/
B: trillende r (meer rollend)
NL: niet-getrild (meer Engelse uitspraak)
o B: zachte g <-> NL: harde g
o Bilabiale /w/ (NL: w wordt v)
o …
Normen? Enkel vaak gehanteerde normen qua uitspraak:
o Statistische norm: meerderheid volgen
o Autoriteitsnorm: Van Dale (of andere uitspraakwoordenboeken)
o Sociale norm: spraakmakende gemeenschap (soort toonaangevende groep, bv.
mensen in de journalistiek, docenten …)
o Geografische norm: bv. in Nederland: Nederlandse norm
, o Medianorm: bv. het BBC English, (vroeger de BRT, nu bv. journaal VRT, docu op
canvas …) norm die altijd van belang is geweest, waar we ons vaak op gericht
hebben. Vroeger BRT-norm, nu VRT-norm: consensus als ‘algemene uitspraak’ in
België, zelfs bij integrationisten (=voorstanders van zo groot mogelijke aansluiting bij
het Standaardnederlands zoals dat in Nederland gehanteerd wordt, zie hist. acht!)
o Verstaanbaarheidsnorm: heel praktische norm, je moet elkaar kunnen
begrijpen/verstaan.
o Esthetische norm (meest subjectieve norm): tegen slordige, informele uitspraak
o Bruikbaarheidsnorm: ruimte voor variatie, moet niet het ‘mooist denkbare’
Nederlands zijn, moet vooral bruikbaar/verstaanbaar zijn (dicht bij
verstaanbaarheidsnorm)
o Puristische norm: vreemde woorden, leenwoorden uitspreken met NL uitspraak
Verregaande mate van consensus over eigen standaarduitspraak VRT-norm
b) Grammatica volledig zie onderaan!!
o Er is altijd aangenomen dat de grammaticale verschillen tussen het Nederlands in NL
en B niet zo talrijk waren onderschatting
o Dit artikel maakt een inventaris van grammaticale verschillen op basis van
markeringen in de ANS (Algemene Nederl. Spraakkunst), vanuit descriptief standpunt
o Vlaams: principiële bereidheid om zich naar Ned. norm te richten
o Inventaris is ingedeeld in 4 rubrieken:
1) Genus en voornaamwoordelijke aanduiding
Genusproblematiek (met bijhorende voornaamwoordelijke aanduiding):
- Substantieven die zowel de-woord als het-woord kunnen zijn niet
duidelijke of het een noord-zuidkwestie is (mss wel bij ‘de kraam’ in NL
en ‘het kraam’ in België)
- (Genus van woorden (als je ne/nen in dialect kan zeggen mannelijk))
Substantieven die zowel mannelijk als vrouwelijk kunnen zijn wél een
noord-zuidkwestie, maar niet strikt volgens de landgrens.
Noorden: tweegenerasysteem (de-woorden en het-
woorden)
Zuiden: driegenerasysteem (m, v, o)
Maar evolueert, (Z->2genera), meeste woorden kunnen nu m/v zijn.
2) Morfologie en gebruik van bepaalde woordvormen
- Werkwoordsvormen: je kan/zal/wil (in NL: informeel, niet voor schrijftaal
<-> in B niet informeel)
- Voornaamwoorden
Ge/je (‘ge’ in B (niet in NL), informeel, ook andere dt-regels dan
‘je’)
Zo’n dingen/zulke dingen (zuidoostelijk (België+ ook bv. Noord-
Brabant): ‘zo’n’ kan voor mv en niet-telbare het-woorden)
- Onverbogen vorm van adjectieven: ‘ons nieuw huis’, ‘dat dik boek’: in B,
maar niet in NL (verbogen)
- Superlatieven: B: ‘je kunt best…’ in NL: ‘je kun het best…’
- Telwoorden: B: ‘wij twee’ in NL: ‘wij tweeën’
- Gebruik van ‘er’: meer in B dan in NL
Kwantitatieve ‘er’: B-> ‘ik heb er witte en rode’
‘Presentatieve ‘er’: B-> ‘op het plein is er een winkel’
, - Voornaamwoordelijke bijwoorden (werkwoorden met vast voorzetsel)
B: ‘Daarover zijn we het eens’, ‘Vanwaar komt u?’
NL: ‘Daar zijn we het over eens’, ‘Waar komt u vandaan?’
3) Syntaxis
- Groepsvormende werkwoorden
Hypothetische ‘moest(en)’, bv. ‘moest het regenen’ enkel in B
‘Moeten’ in negatieve contexten ipv. ‘hoeven’ (met inf. ‘te’), bv.
‘je moet niet komen, hoor’ enkel in B; hoeft niet, mag wel (in
NL: verplichting, verbod)
Weglaten van ‘te’ bij werkwoorden als durven, beginnen,
proberen (Bv. B: ‘hij durft niet weggaan’, NL: ‘hij durft niet weg te
gaan’) (wel bv. ‘dat zou ik niet durven zeggen’ ook in NL ,
eindgroep)
- Volgorde van ww in de werkwoordelijke eindgroep, bv. B: ‘ik geloof niet
dat hij zoiets kan beweerd hebben’ (fout)
- Woordvolgorde in de zin:
Splitsing van scheidbare ww (bv. B: ‘niet meer in kunnen kijken’)
Nevenschikking zinnen met ofwel-ofwel (B: ‘ofwel komt ze jullie
helpen, ofwel gaan we weg’, NL: ‘ofwel ze komt helpen, ofwel we
gaan weg=juist) Geen inversie.
- Congruentie onderwerp-persoonsvorm; bv. bij een aantal: in B vaker pv
in mv.
4) Overige gevallen (NTK)
Conclusie artikel
o Het gaat zelden om absolute tegenstellingen (juist/fout), maar wel om graduele
verschillen.
o Vaak ligt de scheidslijn niet op de landsgrens (vloeit over in elkaar)
o De beschreven gevallen hebben een verschillende status (regionaal (bv. ge) versus
BN)
Dit hoort al bij artikel van Willy Martin (zie volgende samenvatting!!)
c) Lexicon
- Numeriek het grootste aantal verschillen (B-NL)
Achtergrond
- decennialang: intergrationistische opvatting: NN als standaardtaal, hét model
- momenteel: bicentrisch model, met ‘spraakmakende gemeente’ in NL én in B model
met verschillende centra, 2 taalcentra: NL en B.
- Nederlandse bevat:
- intralinguale variatie (temporeel (bv. archaïsche woorden), stilistisch, inhoudelijk,
sociaal)
- interlinguale variatie: natiolecten: ‘die geografische varianten van een standaardtaal
die binnen landsgrenzen algemeen worden aanvaard’.
veel overlapping
Figuur in artikel van Willy Martin over lexicale verschillen en gelijkenissen tussen BN en NN
, overlappingen tussen NN en BN
BN: aandeel dat niet standaard is, is groter (dan wel standaard BN en dan niet
standaard van NN)
intuïtieve figuur
(zie volgende samenvatting!)
o Lexicale verschillen tussen B en NL: geen eensgezindheid
Er worden vaak verschillende criteria gebruikt:
Taalgebruik als criterium
Herkomst als criterium
Communicatieve criterium
Vroeger waren er veel verschillende criteria (wat niet standaard was, wat fout. Nu
Van Dale gebruiken)
Schema: communicatieve benadering van Martin en Colleman (zie ook HB) 2 modellen
samen (2de model zie volgende samenvatting)
Belgisch-Nederlandse woorden:
o Onderscheid tussen cultuurgebonden en niet-cultuurgebonden fenomenen (bv.
tradities bij geboortes: suikerbonen (kennen ze niet in NL), beschuit met muisjes
(=hagelslag in B) cultuurgebonden fenomenen)
o Niet-cultuurgebonden fenomenen
Interlinguale varianten (woorden die variëren: B-NL, alsof het 2
andere/aparte talen zijn)
1.1: Belgische varianten zonder volledig gelexicaliseerde expressie:
woord waar NL ander woord voor hebben, maar hebben wel
hetzelfde fenomeen. (bv. ‘langspeelfilm’ niet in NL, maar dat soort
films wel. Bv. ‘aprilse grillen’, komt ook in NL voor maar men heeft er
geen specifieke term voor)
1.2: unieke Belgische varianten: er bestaat een ander woord voor in
het NN (bv. ‘croque-monsieur’, NL: tosti)
Intralinguale varianten (binnen één land: België)
2.1: vrije alternanten: gelijkwaardige termen (maar hier binnen één
taal: BN). Woorden die we delen met NN, maar nog een ander
woord erbij. (Bv. NL: rotonde, B: rotonde en rondpunt, wordt door
elkaar gebruikt: geen connotatie) (Bv. NL: legerdienst, B: legerdienst
en militaire dienst)
2.2 alternanten met restricties (op vlak van tijd, stijl, sociale
groep/inhoud). Beperkingen, niet in alle contexten, bv. informeler,