ALW: algemene inleiding (syllabus p.1-11)
1. Literatuur en/versus wetenschap?
1.1 Literatuur
o Literatuur + wetenschap?
Waarneming Feiten
Subjectief Kennis
Oordeel Objectief
o Minimale vereisten voor wetenschap:
Object: wat is ‘literatuur’?
Terminologie: eens zijn over welke termen er gebruikt worden
Methode: hoe literatuur analyseren?
o ‘Vita’ (heiligenleven), boeken, internetpoëzie, Graphic novel, La Pléiade (reeks
boeken, zeer prestigieus, grote eer om in opgenomen te worden
Multimediaal: vertalingen, verfilmingen, games
->adaptatie van ene mediale vorm naar andere
o Literatuur definiëren:
Literatuur met L: literaire tekst als product van hoge cultuur,
kunstvorm
Ruimere opvatting: onderdeel van cultuur, fenomeen dat evolueert
en waarover we geen waardeoordeel vellen
Cultureel fenomeen:
- verschillende genres
- Hoog en laag, populair versus verheven
Litaratuur is een systeem, veld
Medium: geschreven vs. oraal (oorspronkelijk verteld, ook nu
populair: rap, spoken word…)
Papier vs. digitaal
o Literatuur verandert voortdurend: evolutie en dynamiek
Het centrum (de canon): meest herkenbaar als literatuur
De periferie (teksten, genres, auteurs in marge van het systeem):
Nieuwe dingen zoals Graphic Novel, spoken word…
Oude dingen: vita, sprookjes…
->onderscheid is belangrijk voor levendigheid en kunstvorm actueel houden
o Literatuur en fictie
Fictie
Ingebeelde gebeurtenissen of gevoelens (contrast met
werkelijkheid)
‘Science fiction’: feiten en fictie door elkaar. Nieuwe,
onbestaande werkelijkheid.
Contrast in houding van de lezer: beseft dat niet echt is, maar
beschouwt het alsof gebeurtenissen en personages echt zijn.
, Engels Romantische dichter Samuel Coleridge: ‘the willing
suspension of disbelief’. Belangrijk inzicht in science fiction,
schijn van waarheid, gevoel hebben dat het klopt.
In verschillende literaire werken: opschorten van ongeloof
geproblematiseerd als vorm van tijdelijke waanzin.
Bv. Don Quichot (arme edelman) na lezen van te veel
ridderromans beeldt hij zich in dat hij zelf ridder is.
Bv. Emma Bovary (van Flaubert): overgeromantiseerde visie op
leven en liefde die haar ten gronde richt.
Immersion (immersie)
Onderdompelen in mogelijke werelden (fenomeen dat
bestudeerd wordt in hedendaagse, cognitieve
literatuurwetenschap)
Marie-Laure Ryan: onderdompelen in ‘mogelijke werelden’ in
games en VR stap verder dan fictie, hier mogelijke wereld
transformeren tot echte ervaring.
Possible worlds (mogelijke werelden): afkomstig uit de logica,
grens tussen waarheid en fictie op een genuanceerde manier
≈ grens met waan/hallucinatie (zie Don Quichot)
Fictie: logisch en filofisch probleem (tussen waarheid en leugen)
Waarheid= overeenkomst tussen propositie en werkelijke wereld
Taalfilosoof John Searle:
- Fictionele taalhandelingen doen alsof ze verwijzen naar
de werkelijkheid (dus traditionele waarheidsregels
gelden niet voor fictie)
- Waarheid= contextgerelateerd (universum met eigen
wetten, bv. Harry Potter wel vliegen maar geen gsm’s)
Possible worlds theorie
- Werkelijke wereld is één van de mogelijke werelden
- Mogelijke werelden hebben verschillende
werkelijkheidswaarden, afhankelijk van hoe dicht ze
staan bij werkelijke wereld. Criteria om werkelijkheid
van mogelijke werelden te bepalen: wetten van logica
(causaliteit), tijd (lijn verleden-heden-toekomst) en
ruimte (zwaartekracht).
- Waarheidsclaims kunnen waar/fout zijn maar ook
mogelijk/onmogelijk, noodzakelijk/contingent
Niet alle literatuur is fictief
(auto)biografie of autofictie
Non-fiction novel: gebaseerd op feiten, echte
gebeurtenissen en historische personages verweven met
verzonnen/fictionele elementen.
Storytelling: populaire strategie om werkelijkheid en fictie door elkaar te
doen lopen en zo aan te zetten tot bepaald gedrag. -> controverse
binnen literatuurwetenschappen
Media en communicatie
Marketing (reclame) en politieke strategie
- Wereld of mythologie creëren rond een bepaald merk
(branding), bv. Coca Cola; wereld van mythologie,
‘happiness’.
, - Politiek: ‘spinning / spin doctors’: bepaalde politieke
beslissing proberen inkleden in web van verhalen en
leugens.
Grens tussen waarheid en fictie vervaagt en fictie neigt
meer naar de leugen. Waar ligt de grens?
Niet alle vormen van fictie zijn literatuur:
- genre- en pulpfictie
- autobiografiën (sommige wel literair, andere niet; zie je
aan de cover)
- games
o Literatuur als kunstvorm
Literatuur is kunstvorm die als stof de taal heeft (=meest enge definitie
van literatuur)
Verschillende auteurstypes/ types kunstenaars:
- Poeta vates (ziener): geïnspireerd door hogere krachten
en spreekt vanuit zijn genialiteit. Nu nog wordt literatuur
nauw verbonden met creativiteit, originaliteit,
genialiteit.
- Poeta faber (ambachtsman): goede beheersing van
technieken, nadruk op technisch kunnen en virtuositeit.
- Ook art (creativiteit, inspiratie) vs. craft (kunde,
techniek)
- Auteur als vakman (poeta faber) nu vaak verbonden met
genres zoals thriller, detectieve…
- Literaire auteur minder gebonden aan genres
1.2 Wetenschap
o Wetenschap= kennisverwerving
Objectief
Verifieerbaar
Methodisch, hypotheses, experimenten, observaties (inductie en
deductive)
o Wetenschappelijke taal
= eenduidig, transparent, ondubbelzinnig
Bv. formele talen in exacte wetenschappen: één op één relatie tussen vorm
en betekenis
1.3 Literatuur als wetenschap?
o Literatuur is veranderlijk en niet vrij van waardeoordelen (bv. ‘literaire thriller’
betere kwaliteit dan gewone thriller)
Rijk aan betekenis en vaak meerduidig
Polyinterpretabel: hetzelfde werk kan leiden tot
verschillende interpretaties
o Metataal
Nood aan eenduidigheid, want natuurlijke taal vaak meerduidig een vaag
(bv. ‘&’ in formele logica enkel aaneenschakelend verband, maar ‘en’ in
natuurlijke taal nevenschikking of temporele relatie)
Taal van de literatuurwetenschap, taal over een taal
Terminologie ontleend aan verschillende bronnen
, - Traditionele poëtica’s (sonnet, tragedie, rijm, roman,
versregel etc.)
- Gecreëerd in 20ste eeuw (bv. ‘possible worlds’)
o Methodes en modellen
Methodestrijd:
- structuralisme en poststructuralisme
- bv. cognitieve narratologie (dichter bij wetensch.
houding) en feministische narratologie (vertrekt vanuit
idee van feminisme)
Recente theorieën:
- Zelfreflexief: nadenken over vooronderstellingen die
bepaalde narratologische concepten (zoals verteller)
impliceren
- Metatheoretisch: zelf bevragen, onderzoeken over
gebruikte concepten, termen, modellen
2. Historiek van de literatuurstudie
2.1 Poëtica’s
o Begrip poëtiek of poëtica soms gebruikt als equivalent voor literatuurtheorie of
verzameling van literatuuropvattingen
1) Aristoteles
o Poetica: over dichtkunst
o Retorica: over retoriek, leer van welsprekendheid
->Veel navolging tot 18de eeuw: Horatius (Latijn), Boileau (Frans), Gottshed (Duits)
o Belangrijkste inzichten (Poetica):
3 hoofdgenres: epiek, dramatiek, (lyriek)
- Epiek: verhalende dichtwerken
- Drama: uitbeelding van een handeling (plot)
- Lyriek: gezongen, gereciteerde verzen (leunt dicht aan bij
wat wij nu verstaan onder poëzie)
Maar in zijn ‘Poetica’ verwijst hij niet expliciet naar lyriek
(mogelijke verklaring omdat het niet valt onder
mimesisbegrip, geen plot)
Mimesis= ‘uitbeelding’, afbeelding van de werkelijkheid
Poesis= ‘maken’, handelingen en situaties voorstellen als een plot,
coherent geheel
Poetica: descriptief: verschillende vormen en bouwstenen van literaire
genres (vnl. tragedie)
Ook prescriptief: schrijft regels voor die dichter moet volgen om ‘goed’
literair werk te maken
Imitatio en aemulatio
= voorbeelden worden nagevolgd en eventueel overtroffen
- Griekse literatuur lange tijd model voor Latijnse
- Vooral in Renaissance werden klassieke Griekse/Latijnse
dichters vertaald, nagevolgd en creatief aangewend
- Eind 18de eeuw, Romantiek: begrip kreeg negatieve
lading, ‘originaliteit’ werd belangrijker. Ook nu: hoe
origineler hoe beter.