− Passief → volgens concentratiegradiënt: van hoog nr laag
− Permeabiliteit afh van:
• Grootte
• Lading
• Vetoplosbaarheid
Transporteiwitten
− Type I (gefaciliteerd transport):
• Passief → van hoge conc nr lage
− Type II (actief transport)
• Actief → van lage conc nr hoge
• Energie-eisend → ATP-asen
• 3 soorten:
Uniports: transport 1 substantie
Symports: transport meerder sub in zelfde richting
Antiports: uitwisseling sub tssn intra- en extracellulair
Endocytose en exocytose
− Endocytose:
• Fagocytose: opnemen grotere partikels adhv pseudopodia
• Pinocytose:
Macropinocytose: analoog fagocytose maar met kleinere partikeles
Micropinoctyose: opnemen vloeistoffen adhv invaginaties
• 2 soorten mechanismen:
Vloeibare-fase-pinocytose → niet selectief:
Opgeloste stof en oplosmiddel samen opgenomen
Plasmamembraan nt gespecialiseerd
Vesikel: smooth concourtes vesicle
Absorptiepinocytose → selectief:
Coated vesicles: invaginaties gecoat met haartjes en glycocalyx
Aard en conc opgenomen materiaal afh van aantal en affiniteit
➔ Materiaal in vesikels nog steeds nt in intracellulair milieu
− Exocytose: omgekeerde endocytose → blaasjes van binnen cellen naar buiten
,Osmose
Cel is semipermiabe
Verschil is osmotische waarden intra en extra
− Hypertoon: Osmotische waarde extra groter dan intra
− Isotoon: Osmotische waare gelijk intra en extra
− Hypotoon: Osmotische waarde extra kleiner dan intra → cel barst: hemolyse
Membraanpotentiaal
Rustmembraanpotentiaal
− Na+/K+-ATP-ase pompactiviteit:
• Natriumconc groter in ICV
• Kaliumconc groter in ECV
• Pomp voert 3 Na+ nr ECV
• Pomp voert K+ nr ICV
• ICV neg tov ECV → pomp = elektrogeen
− Membraanpermiabliliteit voor ionen (lekkanalen):
• K-lekkanalen > Na-lekkanalen (3:1)
• K van ICV naar ECV
• Na van ECV nr ICV
• ECV nog meer neg
− Verschil samenstelling ICV en ECV:
• Proteïnen zorgen voor neg lading in ICV
• Cl kan van ICV naar ECV gaan → ICV minder neg en zo stabiel
Actiepotentiaal
Naast lekkanalen → spanningsafh kanalen: Na-kanaal heeft 2 poorten (snelle en
trage) K-kanaal heeft 1 poort (trage)
In rusttoestand: trage dicht en snelle open
− Fase -1: potentiaal vermindert tot drempelpotentiaal
− Fase 0 (depolarisatie) : poorten openen → massale Na stroom nr ICV → cel
depolariseert
− Fase 1: Na-poorten sluiten → maximale depolarisatie
− Fase 2 (repolarisatie): K-poorten open → massale K stroom nr ECV → cel
repolaristeert
• In hart: Ca stroom en K stroom bereiken evenwicht → plateau
− Fase 3: Ca sluiten en K blijven open tot rustmembraanpot weer bereikt is
− Fase 4: kanaal nog steeds beetje open → hyperpolarisatie
,− Frequentie van ectiepot in cel varieert
− Duur actiepot afh v celtype (bepaalt door duur plateau)
− Cel is refractair tijdens actiepot; s-nt gevoelig voor nieuwe prikkel
• Absoluut refractair: prikkel → gn respons = depolarisatie
In hart: verlengt door plateaufase
• Relatief refractair: prikkel → verminderde respons
• Niet-refractaire periodes: prikkel → normale respons
− Actiepot is elektronisch voortgeleid
Ontstaan van actiepot:
− Spontaan: variabel permiabiliteit voor K
− Uitgelokt door:
• Agonisten: hechten aan receptoren → openen Na-poorten
• Depolarisatie naburige cellen: als er veel nexussen aanwezig zijn
Effect actiepot:
− Zenuwuiteinden: neurotransmitters komen vrij
− Spieren: contractie
− Kliercellen: substanties komen vrij
Potentiaalberekeningen
Zie cursus en ppt
Intercellulaire communicatie
Communicatie tssn cellen via:
− Chemische substanties
− Gap junctions
− Comm molec via ECV
• Autocriene comm: effect op cel die molecule vrijgeeft
• Pracriene comm: effect op naburige cellen
• Endocriene comm: molec via bloed → beirkt hele organisme
Comm moelc kan op verschillende manieren inlvoed uitoefenen:
− Receptor is kanaal: prim boodschapper bindt op kanaal → kanaal opent of
sluit → kans op depolarisatie
− Receptor is G-proteïne verbonden met kanaal:
• Activerende proteïne (Gs) → kanaal opent
• Inactiverende proteïne (Gi) → kanaal sluit
− Receptor is G-proteïne aangesloten met enzyme → sec boodschappers
• Activatie adenylaatcyclase (AC) of guanylaatcyclase (GC) via Gs
Activatie adenosinetrifosfaat (ATP) of guaninetrifosfaat (GTP) → cyclisch
adeninemonofosfaat (cAMP) of cyclische guaninemonofosfaat (cGMP)
Activatie cAMP en cGMP afh-proteïnekinasen → fysiologicsh effect
• Activatie fosfolipase C (PLC) → splitsing fosfatidylinositoldifosfaat (PIP2) in
diacylglycerol (DAG) + inositoltrifosfaat (PI3)
, DAG activeert proteïnekinase C → fysiologisch effect
Door IP3 komt er Ca2+ vrij uit ER → Ca2+ op prot → fysiologisch effect
• Activatie fosfolipase A2 → sec boodschapper = arachidonzuur
− Receptoren voor setroïden of schildklierhormonen bevinden zich in
doelwitcellen, in cytoplasma of in de kern → als ligandafh trasncriptiefactoren
• Hormoonreceptorcomplex bindt aan promotorgebieden van genen →
stimuleert of remt transcriptie genen
• Modulatie van genexpressie in doelwitcel door steroïdhormonen
Structuur van receptoren
Steroïd- en schildklierhormoonreceptoren = transcriptiefactoren → opgebouwd
uit polypeptideketens → verdeeld in 3 domeinen
− De amino-terminus: betrokken bij activering/stimulering transcriptie → door
interactie andere comp → seq is variabel tss verschillende receptoren
− Het DNA-bindingsdomein: binding receptor aan DNA-seq
− Het cerboxy-terminus of ligandbindend domein: bindt hormonen
Hormoon-receptorbinding en interactie met DNA
Steroïdhormonen komen cel binnen via diffusie
Schildklierhormonen komen cel binnen via gefaciliteerde diffusie
➔ Hormonen binden aan receptor in ctyplasma of kern, daarna:
− Receptoractivering: receptor in staat om met DNA te binden
− Geactiveerde receptoren binden aan hormoonresponselementen: korte
sequenties DNA in promotors van genen
− Transcriptie v gebonden genen w beïnvloed → stimulatie
De cytoplasmatische organellen
Het endoplasmatisch reticulum
Ruw endoplasmatisch reticulum (RER)
− Opgebouwd uit cysternae, tubuli en vesiculae
− Op buitenzijde membraan → ribosomen (belangrijk vr eiwitsynthese)
− Eiwitten opgeslaan in cysternae
Glad endoplasmatisch reticulum (SER)
− Gn ribosomen op membraan
− Synthese steroïdhormonen
− In darmepitheel: rol in metabolisme vet
− In lever: rol in metabolisme toxische stoffen
Cellen waar RER en SER samen voorkomen → overgaan in elkaar + verbinden
tssn kernenveloppe, ER en Golgi
,Ribosomen en polysomen
− Vrije ribosomen of gebonden aan RER
− In groepjes → polysomen verbonden met mRNA
− Twee subeenheden:
• Opgebouwd uit eiwitten
• Gebonden aan rRNA
• Kleine eenheid: binden rRNA
• Grote eenheid: vorming peptidebindingen
− RNA w aangemaakt in nucleolus → cytoplasma
− Eiwitsynthese op ribosomen
Aminozuren via tRNA naar ribosomen → ribosomen bepalen volgorde door mRNA
→ aminozuren binden en worden peptidekettingen
− Secretie-eiwitten w gemaakt op ribosomen aan RER → komen in cysterna
− Eiwitten voor eigen cel w gemaakt op vrije ribo
RER nt noodzakelijk vr eiwitsyn → transportmiddel: van ribo nr Golgi → in Golgi
w secretie-eiwitten verpakt en dan vrijgelaten via exocytose
Annulate lammelae
− Komen voor in veel cellen
− Lopen soms over in RER
− Gn ribo op membraan
− Functie:
• Voorbereiden weefsels om kankercellen te ontvangen
• In stamcellen: cellen integreren in weefsels
Sarcoplasmatisch reticulum
− In spiercellen: gespecialiseerd SER
− Bij actiepoentiaal: Ca vrijlaten → contractie
− Ca opnemen → relaxatie
− SERCA in membraan → Ca-ionen tegen gradiënt in → ATP nodig
Het Golgi-apparaat
Structuur
− Parallelle, boogvormige, afgeplatte cysternae, uitzettingen aan einde:
• Drielagig membraan
• Gn ribo
• Convexe zijde: vormingszijde
• Concave zijde: rijpinszijde
− Visuculae begrensd door effen membraan aan vormingszijde:
• Klein aantal: bezet door stekeltjes (coated vasiculae)
− Sferische vacuaolen gelegen tegen rijpingszijdeµ
,Geringe celactiviteit: cysternae concentrisch, dicht bij de kern → vormingszijden
vormen sferische Golgi-zone: opgevuld met vacuolen en vesiculae, bevat
centriolen
Hoge activiteit: groepjes cytsernae verspreiden in cytoplasma. Bij zenuwcellen
omringen ze de kern
Functie
− Synthese membraanglycoproteïnen:
• Eindfase vd glycoproteïnen vd cell coat
− Verpakking eiwitachtige secretieprod:
• In vorm v secretiekorrels
• Eiwitten in RER → vasiculae nr vormingszijde → opgestapeld in cysternae
→ rijpingszijde in vacuolen → verder geconcentreerd → secretiekorrels →
cytoplasma
− Lysosomale enzymen: verpakt in lysosomaal membraan
− Vorming melanosomen v melanocyten
− Rol in absorptieprocessen (vet in darmepitheel)
Mitochondriën
Structuur
− In alle eukaryote cellen
− bewegelijk en plastisch
− plaatsen waar veel ATP verbruikt w
− omgeven door dubbele fosfolipidemembranen:
• interne matrixruimte
• smalle intermembranaire ruimte
− uitstulpingen in matrix:
• cristae mitochondrialesn → afgeplat
• tubuli → dwarse buisjes
Functie
Energieleverancier van de cel → #mitochondriën // activiteit cel
Energie in vorm van ATP → fosforylatie van ADP → E fodorylatie v oxidatie
voedingsstoffen
Eigenschappen:
uitwendige membraan
− bevat grote eiwitmoleculen
− bevat enzymen → breken lipiden af
,intermembranaire ruimte
− bevat enzymen → gebruikt ATP om andere nucleotiden te fosforyleren
− creatine → creatinefosfaat
inwendige membraan
bevat 3 soorten belangrijke eiwitten:
− enzymen voor oxidatiereacties id respiratorische keten:
1. Complex I (NADH ubichinon-oxireductase):
NADH + H+ + Q → NAD+ +QH2 (ubichinol)
Ubichinol diffundeert nr complex III
4 prot v matrix nr cristae → protonengradiënt
E vr dit transport komt van NADH
2. Complex II (succinaat-dehydrogenase):
Maakt deel uit v citroenzuurcyclus
Succinaat → fumaraat
2 prot + 2 elek + FAD → FADH2
Via ijzer-zwavelcentra: elek FADH2 aan ubichonine/coenzyme Q10 →
ubichinol (diffundeert nr complex III)
3. Co-enzym Q10: alle toegangspoorten tot de oxidatieve fosforylering
komen uit bij Q
4. Complex III (cytochroom bc1-complex):
Ubichinok doorloopt Q-cyclus
2x2 prot getransporteerd va matrix nr cristae + 2x cytochroom c1
gereduceerd
C1 met elek nr complex IV
Complex III is verdeler: 2 elek v Q verdelen over 2 c1
5. Complex IV (cytochroom oxidase):
Reductie O2 tot H2O vergt 4 elek → geleverd dr cytochroom c
Koper- en heemgroepen vangen elek op en geven door aan O2 die
w gereduceerd tot H2O
4 prot gepompt v matrix nr cristae
− Enzymcomplex ATP-synthetase: vorming ATP in interne matrixruimte
− Transporteiwitten: transport metabolieten nr en uit matrix
Interne matrixruimte
− Geconcentreerd mengsel v enzymen
− Enzymen v oxidatie pyruvaat en vetzuren en Krebs-cyclus
− Kopieën mitochondriaal DNA-genoom, mitochondriale ribosomen, tRNA,
enzymen voor genexpressie v mitochondriale gen
, − Mitochondriën bevatten eigen DNA en RNA → eigen eiwitten
− Eigen DNA zorgt voor: coderen DNA, RNA, hun eiwitten, hun ribosomen, hun
tRNA en sommige structurele elementen
− Mitochondriën nt permanent → vervangen door nieuwe via deling ander
mitochondriën
Cytosomen
Lysosomen
Elektrodense partikels met eigen membraan
Primaire lysosomen
− Homogeen dense inhoud
− Bevatten alleen hydrolasen
− Aangemaakt in Golgi
− Talrijk in fagocyterende cellen
Secundaire lysosomen
− Samensmelting van prim lysosomen met vacuole
− Vacuole ontstaat door exogene stoffen → hetrofagische
vacuole/hetrofagosoom
Vacuole onstaat door degenererende organellen → autogische
vacuole/autofagosoom
− Na versmelting → hydrolyserende stoffen uitstorten in vacuole
− Naargelang vacuole: autolysosomen of hetrolysosomen
Prim lyso, sec lyso en vacuolen → verteringsapparaat cel
Onverteerbare resten w uitgescheiden aan celoppervalk of achterblijven als
gekleurde pigmentaccumulaties (lypofuscine)
Geen schade aan eigen cel door membraan
Bij gekwetste cellen → lyso geven hydrolyserende stoffen af → cel w verteerd
Peroxysomen
− Ontstaat uit SER
− Sferische vorm met membraan
− Bevatten matrix met denser lichaampje (kristalloïde structuur) = nucleoïde
− Breken vetzuurketens af door oxidatie
− H2O2 komt vrij → H2O en O2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur wannesvanhoutte. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.