Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Cytologie En Histologie - Cyto €2,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Cytologie En Histologie - Cyto

 99 vues  0 fois vendu

samenvatting van cyto en histo van het boekje, cursus en powerpoints

Aperçu 10 sur 34  pages

  • 21 janvier 2021
  • 34
  • 2020/2021
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (58)
avatar-seller
wannesvanhoutte
Cytologie
Inleiding
Celafmetingen

Grootte cel hangt af van 2 factoren:

− Verhouding oppervlakte en volume
− Cel is controlecentrum → hoe groter cel, hoe lagermetabolisme

Volume is onafhankelijk van individu

Celvorm

− Afwisselend: hangt af van externe factoren
− Constant: bepaald door functionele differentiatie en omgevende cellen

Celbouw

− Celmembraan
− Cytoplasma en celorganellen
− Celkern

Celmembraan
Structuur

− Fosfolipiden:
• Hydrofiel (fosfaatgroep)
• Hydrofoob (vetzuurketens)
− Eiwitten:
• Integrale eiwitten: overspannen membraan
• Perifere eiwitten: alleen aan buiten- of binnenkant
• Functies:
 Bouwelement
 Transport (leidt tot elektrochemisch gradiënt)
 Ionkanalen (passief transport)
 Pompen (actief transport)
 Receptoren
 Enzymen
− Glycocalyx:
• Glycoproteïnen en glycolipiden
• Functies:
 Bescherming
 Rol in transmembranair transport
 Rol in celadhesie

,  Rol in contactinhibitie
 Rol in herkenningsmechanisme

Speciale vormen van de celmembraan

Extracellulair

− Microvilli: vingervormige uitstulpingen → vergroting contactoppervlakte
− Cilia en flagella: trilharen → gecoördineerde bewegingen
• 9 groepen van perifere fibrillen:
 Subfribil A (13 eenheden)
 Subfibril B (10 eenheden)
 A heeft zijarmen die rijken tot duplet ernaast: dyneïne (ATP-ase-
activiteit) → beweging cilia
• 2 centrale fibrillen (axonema):
 Omgeven door mantel
 Spaken maken verbinding met A: verteerbaar door trypsine +
structurele samenhang axonema
• Basaal lichaampje (kinetosoom):
 Negen tripleten microtubili als perifere wand
 Distaal gesloten
 Proximaal open: vezelige verlengwortels

Intracellulair

− Zonula occludens (tight junction):
• Gordel rond cel
• Afsluiting intercellulaire spleet tegen lumen
• Spleet gedicht door puntvormige contacten
• Heel plastisch
• Hechting kan stevig zijn of losser: hangt af van functie
− Zonula adhaerens (intermediate junction):
• Gordel rond cel
• Strikt parallel + fijn filamenteus materiaal
• Cytoplasmatische zijde: ineengevlochten microfilamente → overbrengen
spanning tussen cellen
− Macula adhaerens (desmosoom):
• Schijfvormige membraanzone
• Strikt parallel + fijn filamenteus materiaal (glycoproteïnen)
• Cytoplasmatische blad: elektronendensse plaat met hierin
cytoplasmatische microfilamenten (steunfunctie)
− Hemidesmosomen:
• Halve desmosomen
• Aan basale zijde
• Functie:
 Connectoren tussen cytoskelet en basale membraan
 Verspreiden mechanische kracht over hele weefsel op passieve manier

,− Nexus (gap junction):
• Smalle spleet
• Hydrofiel kanaaltje: verbinding cytoplasma van 2 cellen → intercellulaire
communicatie
• Extracellulair afgesloten

Transport door celmembraan

Diffusie

− Passief → volgens concentratiegradiënt: van hoog nr laag
− Permeabiliteit afh van:
• Grootte
• Lading
• Vetoplosbaarheid

Transporteiwitten

− Type I (gefaciliteerd transport):
• Passief → van hoge conc nr lage
− Type II (actief transport)
• Actief → van lage conc nr hoge
• Energie-eisend → ATP-asen
• 3 soorten:
 Uniports: transport 1 substantie
 Symports: transport meerder sub in zelfde richting
 Antiports: uitwisseling sub tssn intra- en extracellulair

Endocytose en exocytose

− Endocytose:
• Fagocytose: opnemen grotere partikels adhv pseudopodia
• Pinocytose:
 Macropinocytose: analoog fagocytose maar met kleinere partikeles
 Micropinoctyose: opnemen vloeistoffen adhv invaginaties
• 2 soorten mechanismen:
 Vloeibare-fase-pinocytose → niet selectief:
Opgeloste stof en oplosmiddel samen opgenomen
Plasmamembraan nt gespecialiseerd
Vesikel: smooth concourtes vesicle
 Absorptiepinocytose → selectief:
Coated vesicles: invaginaties gecoat met haartjes en glycocalyx
Aard en conc opgenomen materiaal afh van aantal en affiniteit
➔ Materiaal in vesikels nog steeds nt in intracellulair milieu
− Exocytose: omgekeerde endocytose → blaasjes van binnen cellen naar buiten

,Osmose

Cel is semipermiabe

Verschil is osmotische waarden intra en extra

− Hypertoon: Osmotische waarde extra groter dan intra
− Isotoon: Osmotische waare gelijk intra en extra
− Hypotoon: Osmotische waarde extra kleiner dan intra → cel barst: hemolyse

Membraanpotentiaal

Rustmembraanpotentiaal

− Na+/K+-ATP-ase pompactiviteit:
• Natriumconc groter in ICV
• Kaliumconc groter in ECV
• Pomp voert 3 Na+ nr ECV
• Pomp voert K+ nr ICV
• ICV neg tov ECV → pomp = elektrogeen
− Membraanpermiabliliteit voor ionen (lekkanalen):
• K-lekkanalen > Na-lekkanalen (3:1)
• K van ICV naar ECV
• Na van ECV nr ICV
• ECV nog meer neg
− Verschil samenstelling ICV en ECV:
• Proteïnen zorgen voor neg lading in ICV
• Cl kan van ICV naar ECV gaan → ICV minder neg en zo stabiel

Actiepotentiaal

Naast lekkanalen → spanningsafh kanalen: Na-kanaal heeft 2 poorten (snelle en
trage) K-kanaal heeft 1 poort (trage)

In rusttoestand: trage dicht en snelle open

− Fase -1: potentiaal vermindert tot drempelpotentiaal
− Fase 0 (depolarisatie) : poorten openen → massale Na stroom nr ICV → cel
depolariseert
− Fase 1: Na-poorten sluiten → maximale depolarisatie
− Fase 2 (repolarisatie): K-poorten open → massale K stroom nr ECV → cel
repolaristeert
• In hart: Ca stroom en K stroom bereiken evenwicht → plateau
− Fase 3: Ca sluiten en K blijven open tot rustmembraanpot weer bereikt is
− Fase 4: kanaal nog steeds beetje open → hyperpolarisatie

Kenmerken actiepotentiaal:

− Alles-of-nietsfenomeen: eenmaal drmeple bereikt → volledige depolarisatie

,− Frequentie van ectiepot in cel varieert
− Duur actiepot afh v celtype (bepaalt door duur plateau)
− Cel is refractair tijdens actiepot; s-nt gevoelig voor nieuwe prikkel
• Absoluut refractair: prikkel → gn respons = depolarisatie
 In hart: verlengt door plateaufase
• Relatief refractair: prikkel → verminderde respons
• Niet-refractaire periodes: prikkel → normale respons
− Actiepot is elektronisch voortgeleid

Ontstaan van actiepot:

− Spontaan: variabel permiabiliteit voor K
− Uitgelokt door:
• Agonisten: hechten aan receptoren → openen Na-poorten
• Depolarisatie naburige cellen: als er veel nexussen aanwezig zijn

Effect actiepot:

− Zenuwuiteinden: neurotransmitters komen vrij
− Spieren: contractie
− Kliercellen: substanties komen vrij

Potentiaalberekeningen

Zie cursus en ppt

Intercellulaire communicatie

Communicatie tssn cellen via:

− Chemische substanties
− Gap junctions
− Comm molec via ECV
• Autocriene comm: effect op cel die molecule vrijgeeft
• Pracriene comm: effect op naburige cellen
• Endocriene comm: molec via bloed → beirkt hele organisme

Comm moelc kan op verschillende manieren inlvoed uitoefenen:

− Receptor is kanaal: prim boodschapper bindt op kanaal → kanaal opent of
sluit → kans op depolarisatie
− Receptor is G-proteïne verbonden met kanaal:
• Activerende proteïne (Gs) → kanaal opent
• Inactiverende proteïne (Gi) → kanaal sluit
− Receptor is G-proteïne aangesloten met enzyme → sec boodschappers
• Activatie adenylaatcyclase (AC) of guanylaatcyclase (GC) via Gs
Activatie adenosinetrifosfaat (ATP) of guaninetrifosfaat (GTP) → cyclisch
adeninemonofosfaat (cAMP) of cyclische guaninemonofosfaat (cGMP)
Activatie cAMP en cGMP afh-proteïnekinasen → fysiologicsh effect
• Activatie fosfolipase C (PLC) → splitsing fosfatidylinositoldifosfaat (PIP2) in
diacylglycerol (DAG) + inositoltrifosfaat (PI3)

, DAG activeert proteïnekinase C → fysiologisch effect
Door IP3 komt er Ca2+ vrij uit ER → Ca2+ op prot → fysiologisch effect
• Activatie fosfolipase A2 → sec boodschapper = arachidonzuur
− Receptoren voor setroïden of schildklierhormonen bevinden zich in
doelwitcellen, in cytoplasma of in de kern → als ligandafh trasncriptiefactoren
• Hormoonreceptorcomplex bindt aan promotorgebieden van genen →
stimuleert of remt transcriptie genen
• Modulatie van genexpressie in doelwitcel door steroïdhormonen

Structuur van receptoren

Steroïd- en schildklierhormoonreceptoren = transcriptiefactoren → opgebouwd
uit polypeptideketens → verdeeld in 3 domeinen

− De amino-terminus: betrokken bij activering/stimulering transcriptie → door
interactie andere comp → seq is variabel tss verschillende receptoren
− Het DNA-bindingsdomein: binding receptor aan DNA-seq
− Het cerboxy-terminus of ligandbindend domein: bindt hormonen

Hormoon-receptorbinding en interactie met DNA

Steroïdhormonen komen cel binnen via diffusie

Schildklierhormonen komen cel binnen via gefaciliteerde diffusie

➔ Hormonen binden aan receptor in ctyplasma of kern, daarna:
− Receptoractivering: receptor in staat om met DNA te binden
− Geactiveerde receptoren binden aan hormoonresponselementen: korte
sequenties DNA in promotors van genen
− Transcriptie v gebonden genen w beïnvloed → stimulatie

De cytoplasmatische organellen
Het endoplasmatisch reticulum

Ruw endoplasmatisch reticulum (RER)

− Opgebouwd uit cysternae, tubuli en vesiculae
− Op buitenzijde membraan → ribosomen (belangrijk vr eiwitsynthese)
− Eiwitten opgeslaan in cysternae

Glad endoplasmatisch reticulum (SER)

− Gn ribosomen op membraan
− Synthese steroïdhormonen
− In darmepitheel: rol in metabolisme vet
− In lever: rol in metabolisme toxische stoffen

Cellen waar RER en SER samen voorkomen → overgaan in elkaar + verbinden
tssn kernenveloppe, ER en Golgi

,Ribosomen en polysomen

− Vrije ribosomen of gebonden aan RER
− In groepjes → polysomen verbonden met mRNA
− Twee subeenheden:
• Opgebouwd uit eiwitten
• Gebonden aan rRNA
• Kleine eenheid: binden rRNA
• Grote eenheid: vorming peptidebindingen
− RNA w aangemaakt in nucleolus → cytoplasma
− Eiwitsynthese op ribosomen

Aminozuren via tRNA naar ribosomen → ribosomen bepalen volgorde door mRNA
→ aminozuren binden en worden peptidekettingen

− Secretie-eiwitten w gemaakt op ribosomen aan RER → komen in cysterna
− Eiwitten voor eigen cel w gemaakt op vrije ribo

RER nt noodzakelijk vr eiwitsyn → transportmiddel: van ribo nr Golgi → in Golgi
w secretie-eiwitten verpakt en dan vrijgelaten via exocytose

Annulate lammelae

− Komen voor in veel cellen
− Lopen soms over in RER
− Gn ribo op membraan
− Functie:
• Voorbereiden weefsels om kankercellen te ontvangen
• In stamcellen: cellen integreren in  weefsels

Sarcoplasmatisch reticulum

− In spiercellen: gespecialiseerd SER
− Bij actiepoentiaal: Ca vrijlaten → contractie
− Ca opnemen → relaxatie
− SERCA in membraan → Ca-ionen tegen gradiënt in → ATP nodig

Het Golgi-apparaat

Structuur

− Parallelle, boogvormige, afgeplatte cysternae, uitzettingen aan einde:
• Drielagig membraan
• Gn ribo
• Convexe zijde: vormingszijde
• Concave zijde: rijpinszijde
− Visuculae begrensd door effen membraan aan vormingszijde:
• Klein aantal: bezet door stekeltjes (coated vasiculae)
− Sferische vacuaolen gelegen tegen rijpingszijdeµ

,Geringe celactiviteit: cysternae concentrisch, dicht bij de kern → vormingszijden
vormen sferische Golgi-zone: opgevuld met vacuolen en vesiculae, bevat
centriolen

Hoge activiteit:  groepjes cytsernae verspreiden in cytoplasma. Bij zenuwcellen
omringen ze de kern

Functie

− Synthese membraanglycoproteïnen:
• Eindfase vd glycoproteïnen vd cell coat
− Verpakking eiwitachtige secretieprod:
• In vorm v secretiekorrels
• Eiwitten in RER → vasiculae nr vormingszijde → opgestapeld in cysternae
→ rijpingszijde in vacuolen → verder geconcentreerd → secretiekorrels →
cytoplasma
− Lysosomale enzymen: verpakt in lysosomaal membraan
− Vorming melanosomen v melanocyten
− Rol in absorptieprocessen (vet in darmepitheel)

Mitochondriën

Structuur

− In alle eukaryote cellen
− bewegelijk en plastisch
− plaatsen waar veel ATP verbruikt w
− omgeven door dubbele fosfolipidemembranen:
• interne matrixruimte
• smalle intermembranaire ruimte
− uitstulpingen in matrix:
• cristae mitochondrialesn → afgeplat
• tubuli → dwarse buisjes

Functie

Energieleverancier van de cel → #mitochondriën // activiteit cel

Energie in vorm van ATP → fosforylatie van ADP → E fodorylatie v oxidatie
voedingsstoffen

Eigenschappen:

uitwendige membraan

− bevat grote eiwitmoleculen
− bevat enzymen → breken lipiden af

,intermembranaire ruimte

− bevat enzymen → gebruikt ATP om andere nucleotiden te fosforyleren
− creatine → creatinefosfaat

inwendige membraan

bevat 3 soorten belangrijke eiwitten:

− enzymen voor oxidatiereacties id respiratorische keten:

1. Complex I (NADH ubichinon-oxireductase):
NADH + H+ + Q → NAD+ +QH2 (ubichinol)
 Ubichinol diffundeert nr complex III
 4 prot v matrix nr cristae → protonengradiënt
 E vr dit transport komt van NADH

2. Complex II (succinaat-dehydrogenase):
 Maakt deel uit v citroenzuurcyclus
 Succinaat → fumaraat
 2 prot + 2 elek + FAD → FADH2
 Via ijzer-zwavelcentra: elek FADH2 aan ubichonine/coenzyme Q10 →
ubichinol (diffundeert nr complex III)

3. Co-enzym Q10: alle toegangspoorten tot de oxidatieve fosforylering
komen uit bij Q

4. Complex III (cytochroom bc1-complex):
 Ubichinok doorloopt Q-cyclus
 2x2 prot getransporteerd va matrix nr cristae + 2x cytochroom c1
gereduceerd
 C1 met elek nr complex IV
 Complex III is verdeler: 2 elek v Q verdelen over 2 c1

5. Complex IV (cytochroom oxidase):
 Reductie O2 tot H2O vergt 4 elek → geleverd dr cytochroom c
 Koper- en heemgroepen vangen elek op en geven door aan O2 die
w gereduceerd tot H2O
 4 prot gepompt v matrix nr cristae

− Enzymcomplex ATP-synthetase: vorming ATP in interne matrixruimte
− Transporteiwitten: transport metabolieten nr en uit matrix

Interne matrixruimte

− Geconcentreerd mengsel v enzymen
− Enzymen v oxidatie pyruvaat en vetzuren en Krebs-cyclus
− Kopieën mitochondriaal DNA-genoom, mitochondriale ribosomen, tRNA,
enzymen voor genexpressie v mitochondriale gen

, − Mitochondriën bevatten eigen DNA en RNA → eigen eiwitten
− Eigen DNA zorgt voor: coderen DNA, RNA, hun eiwitten, hun ribosomen, hun
tRNA en sommige structurele elementen
− Mitochondriën nt permanent → vervangen door nieuwe via deling ander
mitochondriën

Cytosomen

Lysosomen

Elektrodense partikels met eigen membraan

Primaire lysosomen

− Homogeen dense inhoud
− Bevatten alleen hydrolasen
− Aangemaakt in Golgi
− Talrijk in fagocyterende cellen

Secundaire lysosomen

− Samensmelting van prim lysosomen met vacuole
− Vacuole ontstaat door exogene stoffen → hetrofagische
vacuole/hetrofagosoom
Vacuole onstaat door degenererende organellen → autogische
vacuole/autofagosoom
− Na versmelting → hydrolyserende stoffen uitstorten in vacuole
− Naargelang vacuole: autolysosomen of hetrolysosomen

Prim lyso, sec lyso en vacuolen → verteringsapparaat cel

Onverteerbare resten w uitgescheiden aan celoppervalk of achterblijven als
gekleurde pigmentaccumulaties (lypofuscine)

Geen schade aan eigen cel door membraan

Bij gekwetste cellen → lyso geven hydrolyserende stoffen af → cel w verteerd

Peroxysomen

− Ontstaat uit SER
− Sferische vorm met membraan
− Bevatten matrix met denser lichaampje (kristalloïde structuur) = nucleoïde
− Breken vetzuurketens af door oxidatie
− H2O2 komt vrij → H2O en O2

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur wannesvanhoutte. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

77858 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€2,99
  • (0)
  Ajouter