Samenvatting Algemene Economie Kennis A H1-H4 periode 2 B&A
4 vues 0 fois vendu
Cours
Algemene Economie (BAKA)
Établissement
Fontys Hogeschool (Fontys)
De samenvatting bestaat uit H1 t/m H4 van het e-reader Algemene Economie. Ik heb deze samenvatting gamaakt op basis van de e-reader en de power points van de lessen. Ik heb extra voorbeelden staan met afbeeldingen. Hierme kan jij de stof makkelijk onthouden.
Samenvatting Algemene Economie Kennis A jaar 1 B&A Periode 2
Hoorcollege 1 Marktwering
Mensen met een laag inkomen alleen toekomen aan het kopen
van basisgoederen. Mensen met een hoog inkomen kunnen het
zich beter veroorloven om ook de goederen aan te schaffen om
de ‘hogere’ behoeften te vervullen.
Hoewel de behoeften in categorieën hetzelfde zijn, verschilt de
invulling ervan van persoon tot persoon. Toch kun je in al deze
individuele consumptiepatronen een aantal factoren en trends
herkennen en afleiden. Zie Pyramide van Maslov.
De vraag naar goederen en diensten is afhankelijk van:
· Demografische ontwikkelingen (leeftijd,
gezinssamenstelling, opleiding, …)
· Trends in levensstijl (individualisering, gezondheid, uiterlijk, man-vrouwrelaties, …)
· Seizoens- en klimaatinvloeden
· Overheidsmaatregelen (verplichte verzekering, alcohol en tabak)
Natuurlijk heeft een prijsdaling niet alleen effect op de vraag van datzelfde product, maar ook op
de vraag naar concurrerende producten. Als de prijs van benzine bij Esso stijgt, zullen
automobilisten bij Shell of Total gaan tanken. Dit heet het substitutie-effect.
Een prijsverandering heeft ook een inkomenseffect. Natuurlijk stijgt het inkomen zelf niet door
een prijsdaling, maar wel is het zo dat je met hetzelfde inkomen meer van dat product kunt
kopen. Je koopkracht stijgt. Deze toename van de koopkracht heet het inkomenseffect.
Marktwerking
Als het duur is daalt de vraag, als het goedkoper wordt, stijgt de vraag.
Q = quantity (hoeveelheid)
Vraaglijn
Gevraagde hoeveelheid kan niet alleen veranderen door prijs maar ook door verandering van:
• Behoeftes
• Reclamecampagnes
• Wegvallende concurrenten
, 1. Als product populair wordt -> (vraag) lijn naar rechts
2. Minder populair product -> (vraag) lijn naar links.
P=Prijs Q= Hoeveelheid
Aanbodlijn
Bedrijven maken goederen en diensten en bieden dit aan op de markt (verkopen). Alles bij elkaar
opgeteld is het aanbod.
Lijn loopt van linksonder naar rechtsboven.
Een hogere marktprijs leidt tot een hogere winst(marge).
Er wordt meer geproduceerd als de prijs hoger ligt.
De lijn kan veranderen door:
• Kostendaling (loon, grondstoffen),
• Efficiencywinst (innovatie, sneller produceren),
• Hogere afzetverwachting (er zit groei in het product, er komt
meer vraag naar).
Qa=Aanbod
Marktmodel
Een simpele weergave van de werkelijkheid. Lijnen geven simpel vraag en aanbod weer.
Waar lijn vraag en lijn aanbod elkaar kruisen is het marktevenwicht, je komt daar (in theorie) altijd
terecht.
Er is één prijs waarbij de gevraagde hoeveelheid gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid
➔Marktprijs
Door verschuivingen van de vraag- en aanbodlijnen moeten er steeds nieuwe evenwichten gevonden
worden.
,Markten zijn niet snel of flexibel.
Marktstructuur
Kenmerken van een markt:
• Concentratie van aanbieders
Bedrijven die iets leveren/verkopen. Verschil tussen markten met veel kleine bedrijven of een
paar hele grote. Cn-ratio (c = concentratie van aanbieders, n = aantal (grootste) aanbieders).
Hoe groter de bedrijven die aanwezig zijn op de markt, hoe sterker de concentratie, dus weinig
aanbieders. Bij hoge concentratie ligt macht bij verkopers.
• Aard van product
Homogene producten (concurrentie op prijs, macht bij de koper) (zout, suiker, benzine)
Heterogene producten (concurrentie op product, macht bij de verkopers) (kleding en
voedingsmiddelen).
• Kostenstructuur
Hoe hoger de vaste kosten, hoe groter het bedrijf. Kleine bedrijven hebben lage vaste kosten,
kostenstructuur heeft invloed op grootte van het bedrijf.
• Toetredingsbarrières
Hoe moeilijk is het om toegang te krijgen tot de markt? (Toegang tot distributiekanalen,
bescherming door de overheid (overheid kan bedrijfstakken beschermen tegen nieuwe
ondernemers, b.v tandartsen of notarissen), schaalvoordelen (veel producten produceren, dus
weinig vaste kosten. Nadeel als je moet toetreden omdat je nog op kleine schaal produceert
dus je hebt meteen hoge kosten), merkbekendheid, overstapkosten (machines ombouwen,
dingen moeten veranderen en dat kost tijd en geld))
Kenmerken van de vraag:
• Groei van de vraag
Groeimarkt, er komt meer vraag naar dus je kunt daar meer gaan verdienen en de afzet stijgt. De
macht van de verkopers is hoog, we spreken van een verkopersmarkt. Bij een krimpmarkt werkt
het net andersom.
, • Concentratie van afnemers
Consumenten, bij business-to-businessmarkten (Treinproducenten bv) dan zijn er weinig afnemers en
dus hebben afnemers een onderhandelingspositie en een sterke positie over het algemeen. Afnemers
hebben dan een grote marktmacht Concentratie van klanten is van belang. De macht ligt dan niet bij
de leveranciers (verkoper), maar bij de afnemers (kopers), het is dan een kopers-markt. Voordeel is
dat afnemende bedrijven invloed hebben op de prijs en andere voorwaarden.
• Winsthoeveelheid
Voor bedrijven zelf telt als resultaat voor de winstgevendheid. De winst ten opzichte van het
vermogen op de balans (rentabiliteit) is daarbij de meest gebruikte maatstaf. Ook de afzet-
ontwikkeling is een belangrijk resultaat: het draagt bij aan het marktaandeel van een bedrijf.
Kenmerken van aanbod:
Veel aanbieders➔ Meer concurrentie en weinig invloed voor een individuele producent. Als er weinig
spelers zijn in een markt, is de marktmacht wel hoog.
Behalve het aantal aanbieders op een markt en hun marktaandeel is ook van belang de doorzichtigheid
van de markt, namelijk of informatie over concurrenten (prijzen, kosten, productie) openbaar is of niet.
Soort Producten➔ Bij heterogene goederen en diensten kan een producent juist wel een product-
en merkvoorkeur creëren: zijn macht is hierdoor groter. Voor producten die in de ogen van
consumenten uniek zijn, wil hij meer betalen. Soms is de marktmacht van de verkoper hierdoor erg
groot, bijvoorbeeld in het geval van de producten van Apple.
Vaste Kosten➔Bedrijven hebben vaste kosten, deze zijn onafhankelijk van de hoogte van de
productie. In de chemische industrie zijn dat de installaties, gebouwen en machines die kosten met
zich meebrengen ook als ze niet draaien en er geen productie is. Daarnaast zijn er variabele kosten
deze zijn wel afhankelijk van de productie, bijvoorbeeld grondstofkosten.
Kostprijs➔De kostprijs van een product is de prijs die het kost om het te maken. Dat is dus niet de
verkoopprijs, als het goed is ligt die iets hoger, zodat er nog een winstmarge in zit voor de
producent. De kostprijs per product bestaat uit variabele kosten en een stukje van de vaste kosten.
Dat stukje is de totale vaste kosten gedeeld door de productieomvang.
Schaalvoordelen➔Een bedrijf met hoge vaste kosten moet dus wel een hoge productie draaien om
te kunnen profiteren van schaalvoordelen➔ schaalvergroting.
Toetredingsbarrière➔Hoge vaste kosten vormen bovendien een enorme toetredingsbarrière. Een
andere barrière is een heterogene markt. Tenslotte speelt ook mee dat sommige sectoren
concurrentie vanuit het buitenland ondervinden.
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur violetp. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.