Quelques exemples de cette série de questions pratiques
1.
Alexie
Réponse: Taalstoornis bij het lezen
2.
Agrafie
Réponse: Taalstoornis bij het schrijven
3.
Apathie
Réponse: Gebrek aan emotie, motivatie
4.
Apraxie
Réponse: Stoornis in het handelen
5.
Agnosie
Réponse: Stoornis in het waarnemen, het niet kunnen herkennen van voorwerpen
6.
Anosognosie
Réponse: In de veronderstelling dat ze een verlamd lichaamsdeel nog kunnen gebruiken
7.
Neglect
Réponse: Verwaarlozing
8.
Anosmie
Réponse: Niet meer kunnen ruiken
9.
Hemianopsie
Réponse: Stoornis gezichtsveld
10.
Ptosis
Réponse: Hangend ooglid
Aperçu du contenu
Doelstellingen Neurologie
1. Stoornissen aan de hogere cerebrale functies
Terminologie
Impairement = de ernst van de stoornis
Disability = de functionele beperking van de stoornis
Handicap = de sociale gevolgen van de stoornis
Hogere cerebrale functies = cognitieve functies/ het waarnemen
Somna = p slaapt maar wekbaar
Sopor = p reageert maar kan geen gesprek mee gevoerd worden
Coma = reageert niet op pijnprikkles
EMV waarden om GCS schaal om bewustzijnsdaling te meten
Afasie = stoornissen in het gebruik van taal
Dysatrie spraakstoornis (stoornis in spraak itt taal) door het niet kunnen spreken door een
stoornis aan motoriek van tong, mond of keel
Brocca = motorisch spraakcentrum aangetast: bv. Stotteren
Wernicke = sensorisch spraakcentrum aangetast: kunnen vlot spreken maar spreken wartaal
Apraxie = wanneer een patiënt niet weet om doelgericht te handelen bv. Niet weet hoe kleding
aan te trekken wanneer motoriek intact is
Agnosie = het niet kunnen herkennen van zintuigelijke gewaarwording. Bv voorwerpen niet
herkennen
Neglect = verwaarlozing. Bv bord maar half leeg eten.
Welke soorten anamneses bestaan er en leg uit?
Soorten:
Opnamegesprek (gewone anamnese)
Heteroanamnese = dit is een gesprek met iemand in de omgeving van de patiënt, die de
patiënt goed kent zoals familie, partner, …
Pijnanamnese = gesprek waarbij de dokter of vpk vraagt naar de patiënt zijn pijn. Vragen
rond aard, de ernst, het verloop en de uitlokkende factoren van de pijn.
Opvolganamnese
Wat is klinemetrie?
Het meten van de ziekteverschijnselen om te bepalen van de ernst van de toestand en voor het
stellen van een prognose en voor het maken van een behandelplan.
We kunnen binnen de klinemetrie verschillende zaken meten:
De ernst van de stoornis (impairment)
De functionele beperking van de stoornis (disabitity)
Of de sociale gevolgen (handicap)
Meten doe je door schalen.
Hoe kunnen we het bewustzijn testen?
Door het afnemen van de Glasgow Coma Scale.
Leg de EMV score uit.
Ook wel Glasgow Coma Scale.
,E = eyes (open of niet)
4 = spontaan
3 = bij aanspreken
2 = na pijnprikkel
1 = geen reactie
M = motoriek (beste motorische reactie)(bepaalde opdrachten kunnen uitvoeren of niet)
6 = opdrachten uitvoeren
5 = lokaliseren van de pijn
4 = terugtrekken van pijn
3 = buigen
2 = strekken
1 = geen reactie
V = verbal (beste verbale reactie)(aanspreekbaar of niet)
5 = georiënteerd
4 = verward
3 = indequaat
2 = onverstaanbaar
1 = geen ractie
Bij normale patiënt score van 4 – 6 – 5
Bij patiënt met coma score van 1 – 5 – 2 of lager
Hoe testen we de oriëntatie?
Bevragen:
Hoe laat is het?
Welke dag van de week het is?
Welke maand is het?
Waar bent u?
Is dit u huis?
Leg het verschil uit tussen motorische brocca afasie en sensorische Wernicke afasie.
Motorische brocca afasie:
Een vorm van afasie waarbij het taalbegrip min of meer intact is, maar waarbij er sprake is van een
sterk verminderd vermogen of onvermogen tot het uitdrukken in allerlei vormen, waaronder
spreken, schrijven en gebaren maken (inclusief gebarentaal).
Begrijpen wat je zegt, maar kunnen niets of slechts een paar eenvoudige woorden terugzeggen.
Gaat vaak gepaard met heftige emoties door hem niet kunnen uitdrukken.
Sensorische Wernicke afasie:
Personen met deze vorm afasie vinden het moeilijk om dingen te begrijpen die andere mensen tegen
ze zeggen. Deze patiënten kunnen zelf wel woorden uitspreken maar er is meestal geen logica in hun
zinnen.
Patiënt begrijpt niet meer wat er gezegd wordt, ook al is zijn gehoor nog volledig in orden.
2. Stoornissen II, III, IV & V
Begrippenlijst
, Alexie = taalstoornis bij het lezen
Agrafie = taalstoornis bij het schrijven
Apathie = gebrek aan emotie, motivatie. Gelaten zijn, komt voor bij psychische stoornissen
Apraxie = stoornis in handelen
Agnosie = stoornis in waarneming, het niet herkennen van een voorwerp
Anosognosie = in de veronderstelling dat ze een verlamd lichaamsdeel nog kunnen gebruiken
Neglect = verwaarlozing van bv de linker helft gezicht niet scheren of linker helft bord niet leeg eten
Anosmie = niet meer kunnen ruiken
Hemianopsie = stoornis gezichtsveld
Ptosis = hangend ooglid
Anisocorie = pupillen verschillen in diameter
Miosis = kleinere pupillen
Mydriasis = grotere pupillen
Exofthalmus = uitpuilen oog meestal door hyperthyroïdie
Nystagmus = onwillekeurige ritmische bewegingen van de oogbollen (evenwichtprobleem)
Diplopie = dubbel zien
Spieratrofie = spiervolume neemt af en het lidmaat of dergelijke vermindert in volume
MRC Schaal = graderingsschaal van de spierkracht
Spierhypertonie of spasticiteit = de spiertonus is verhoogd
Hemiparese = halfzijdige verlamming
Cerebellum = kleine hersenen
Akinesie = geen bewegingen
Hyperkinesie = te veel bewegingen
Tremor = Regelmatige ritmische bewegingen
Chorea = onregelmatige niet ritmische bewegingen
Tics = kortdurende, plotselinge en complexe bewegingen, meestal in hoofd-hals gebied bv knipperen
Athetose = langzame krachtige bewegingen van de heup, de schouder, de romp en de hals. Hierdoor
ontstaan vreemde standen
Dystonie = nog langzamer dan athetose en ontstaat door lang aanhoudende spierspasmen
Ballisme = gooi of schopbewegingen van arm of been, meestal aan 1 kant
Myoclonieën = abrupte contracties van een spier of spiergroep. Kan in rust of in beweging
Leg uit: frontale syndroom en hoe uit zich dit bij een patiënt?
Frontale syndroom = een vorm van hersenletsel die het gevolg kan zijn van een harde klap die de
frontale kwabben te verwerken krijgen (bijvoorbeeld bij een val op het hoofd), van een herseninfarct
of -tumor.
Uit zich in apathie: lange stiltes, korte niet correcte antwoorden, vertraagd handelen, perserevaties
Kan ook in ontremming en decorumverlies
Wat is een delier, hoe uit zich dit en is dit permanent?
Verwardheid die binnen enkele uren tot dagen ontstaat. Iemand met een delier kan opgewonden en
onrustig zijn. Of juist stil en teruggetrokken. Een delier kan ontstaan door een ziekte, een operatie,
een ongeval of medicijnen. Vooral ‘s avonds en ‘s nachts aanwezig. Ze zien dingen en beestjes die er
niet zijn.
Acuut begin
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur janamartens. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.