FILOSOFIE & ETHIEK
1. Inleiding
1.1. Aard van de filosofische vraagstelling
1.1.1. Wie is ‘de mens’? Wat is ‘veiligheid’?
Sinds de jaren ’90: veiligheid politieke obsessie
o Vroeger: welzijnsprobleem
o Nu: veiligheid
Maatschappelijke vorm: georganiseerde vorm voor de zorg van de mens
Veiligheid samenleving mens: vanzelfsprekend, maar ligt NIET vast. (filosofische vragen)
o “Wat is de mens nu eigenlijk?”
o “Weten we wel wat we menen te kennen?”
1.1.2. De vraag naar het gekende
Wijsgerige vraagstelling (2 grondvragen)
o Kennen we het gekende wel echt?
o Wat is datgene wat we denken te kennen wel?
Wetenschappelijke vraag
o Oplossen + antwoord (met zekerheid) ook axioma, basisstelling…
Filosofische vraag
o Ligt aan het begin, de oorsprong, hoe dingen ‘echt’ zijn.
o In twijfel blijven steken
o GEVOLG: “ligt niets dan vast?” weten dat het onmogelijk is
o ANTWOORD: pogingen; iets weten, maar ligt niet vast
o Kennen vanzelfsprekend, maar wat is het?
1.1.3. De vraag naar zichzelf
Filosofische vraag
o Vanzelfsprekendheid in vraag stellen (de mens)
o Zichzelf in vraag stellen
Dubbel opzicht
o Onderzoek naar fundament van de mens
o Onderzoek naar mogelijkheid van zo’n onderzoek
Wijsbegeerte
o Andere manier van weten
o Voortdurende invraagstelling van elke vorm van weten
Ethiek: weten wat te doen om juist te handelen
Filosofie: vraag naar gekende + zoekt meteen uit wat kennis is hoe kijken naar de wereld?
FUNDAMENTEN: vragen vertrekken van daaruit
o Hoe naar de wereld kijken, verhoudingen van de mens tegenover de wereld
o De grond, de mogelijkheidsvoorwaarde, de waarheid
Wetenschappen & filosofie
Gelijkenis Verschil
Vragen naar het fundament (waarheid), van alles, Ze blijft erin steken (in die waarheid)
ook zichzelf. zich steeds weer afvragen wat het betekent: ‘dat
er iets is en niet eerder niets’.
1
, 1.2. Filosofie en veiligheid
1.2.1. Belang van inzicht in het begrip
We verstaan niet altijd allemaal hetzelfde onder het begrip ‘veiligheid’ verandert continu
Veiligheid
o Vroeger: enkel vrede & oorlog militair begrip
o Nu: veiligheid maakt het leven voor anderen aangenamer & beter + complexer, over ganse
wereld (over landgrenzen heen) instabiliteit, systematische afhankelijkheid
Risicomaatschappij: allemaal veiligheidsproblemen
o Mens zet de wereld naar zijn hand
o Veiligheidsbehoefte: dreigingen (niet allemaal meer zo de dag van vandaag)
o Veiligheidsgevoel/beleving: subjectief
Veiligheid
Safety & Security Fysieke & Sociale veiligheid Wetenschappelijk & spontaan
Safety: bescherming tegen Fysieke veiligheid: externe & Wetenschappelijke pogingen om
gevaren die niet voortkomen uit interne (on)veiligheid + veiligheid te definiëren.
menselijke moedwilligheid, zoals natuurrampen.
een natuurramp
Security: beveiliging tegen Sociale veiligheid: criminaliteit, Spontaan moraliserende wijzen
gecontroleerd menselijke leefbaarheid + overlast. om veiligheid te definiëren.
handelingen
1.2.2. Historische blik
Kritische vragen vragen hebben een historische laag historisch bewustzijn hebben
Vroeger – Noodlot
– Thomas Hobbes: “Het leven was bruut, smerig en kort.”
– Veiligheid: stand van zaken
– Godin Securitas met olijftak
e e
17 /18 eeuw – Meer zekerheid
– Wetenschap & statistiek
– Kennis over aarde, medische kennis & kennis over menselijke psyché
– Samenleving veilig organiseren
Nu – Organisatievraagstuk
– Met risico’s & statistiek
1.3. Ethiek en veiligheid
Ethiek:
o Mens, blik/visie op het ‘goede’ in de samenleving (onderscheid: goed-kwaad)
o We oordelen te snel in onze samenleving wat is rechtvaardig?
Zeker in crisisperiode (vb: nieuws, heeft goed gevoel)
vooral kinderen: normaal want denken op vlak van samenleving
niet weten = oordelen (dit ‘goed’, dat ‘kwaad’)
o Waarden die we zelf belangrijk vinden in vraag stellen
o Waarden die we zelf belangrijk vinden van anderen afpakken
Veiligheid: vraag over de mens
Terreur: politiek oproepen om er iets aan te doen; aanslag rechtvaardigheidsbeginsel (=kwaad)
o Vroeger: dood zero tolerance
o Nu: geweld (=iets fundamenteels goed) tegen individuen kunnen niet tegen etische redenen
UVRM: onjuist volgens de rechten vd mens
2
, Gevaarlijk moment: fundamenteel goeds (geweld) in twijfel trekken
Tikkende tijdbom – Er is een bom, maar niemand weet waar & wanneer hij afgaat
– Lid terreurgroep arresteren op hoogte van locatie verhoren
– Lukt niet onorthodoxere methoden? (wet volgen/aftasten grens)
– Als er veel op het spel staat, andere morele principes
– Eigen fundamenten overtreden: noodzakelijke kwaad geweld gebruiken
Onderscheid:
– Geoorloofd kwaad: folteren voor info
– Geradicaliseerd kwaad: WTC-towers; radicaal niet goed
1.4. De vraag naar het fundament
Eisen norm voor de staat
o De staat moet verantwoording afleggen om de handelingen van de staat te kwalificeren
Waarom is het kwaad acceptabel?
Niet: dictatuur opgelegd staatswijsheid
Veiligheidsmechanisme:
o Dingen doen op grond van wat we werkelijk juist vinden
o Niet op basis van dwang, opportunisme, toevalligheden…
Waarden liggen niet vast (wat is rechtvaardig?)
o Veronderstelde redelijkheid, er gaat een denken aan vooraf
o Tot redelijk inzicht komen, mens zegt wat ‘goed’ of ‘kwaad’ is
o Niet de werkelijkheid zelf, maar een zeggen hoe het zou moeten zijn.
Doel cursus:
o Ons laten zien dat een visie van veronderstelde redelijkheid kan wijzigen in de geschiedenis
(ze gaan zo terug in de tijd)
1.5. Historisch ontstaan van filosofie en ethiek
Ontstaan: 6de/5de E voor Christus Oude Griekenland
Begin van onze Westerse cultuur
Probleem in Griekse cultuur
o Wijziging, geen religie meer, maar filosofie
o Aanname: waarom filosofie (axioma), geen waarheid ( je kan het niet bewijzen, je gaat er
van uit)
Ontstaan democratie: volk regeert meer & meer interesse in taal (dèmos)
o Volk aan de macht; burgers (niet iedereen, enkel vrije & rijke mannen) 5000 man
o Vroeger: olichargen, tirannie…
o Nu: volk zal het zelf doen
1.5.1. De antieke Griekse filosofie geeft vorm aan de Westerse cultuur
Anderen overtuigen: goed kunnen spreken (taal werd belangrijker) taal: plaats voor waarheid
Wereld geordend zien (vaste grond ‘zekerheid’ krijgen bij Goden)
o Waar Goden vinden: in tempels (orakels) vraag stellen en zo antwoord krijgen
o Orakel van Delphi: vraag stellen aan priesters Apollo, die gaan naar vrouwelijke priester (Pythia)
Antwoord Godheid interpreteren (God praat door mond van Pythia)
Priesters: vertalers antwoord was conservatief & meerduidig
Vb: Koning Croesus van Lydië hij ging een groot rijk verwoesten: was het zijne!
Allemaal vormen van interpretatie
Filosofie: als men luistert naar de logos (de woorden nemen zoals ze zijn)
3
, 1.5.2. Zelfontdekking van de logos als de plaats van de waarheid
Aanname: waarom filosofie (axioma), geen waarheid ( je kan het niet bewijzen, je gaat er van uit)
Axioma: “zelfontdekking van de logos, als de plaats van de waarheid.”
o Logos: rede, verstand, denken, taal, spreken, de leer… (= verstand & taal)
o Waarheid: iets dat vastligt (eeuwig onveranderlijk, eeuwigheidskarakter)
o UITLEG: de logos ontdekt zichzelf in de vorm van waarheid, dat eeuwig & onveranderlijk is.
Later:
o Woorden nemen zoals ze zijn (iets vastleggen met woorden geen interpretatie meer)
Woord boom verandert niet, maar de boom zelf verandert wel.
Fundamentele differentiatie tussen wat we zien & zeggen (een verschil)
Vastheid in ons spreken
Inzicht is in onze woorden te vinden
Ontstaan filosofie: de wereld beweegt en we kunnen het waarnemen)
o Met taal iets zeggen dat vastligt
o Religie even rationeel als wetenschap
o Antwoorden die we zoeken liggen vast door taal
o Vb: getal is een constructie van de geest (3+3=6 niet waarneembaar, enkel in afgeleide vorm 6 meisjes, 6 pennen)
1.5.3. Parmenides: “Het zijn is en het niet-zijn is niet”
Fundamenteel tussen zien & begrijpen
In tekst gelezen (Parmenides)
Geschiedenis schrijven op basis van verhalen
Uitspraak die cultuur bepaalt maar we zijn er niets mee
o Verschil wereld die we kunnen zien & die dat we kunnen inzien (=weten)
o “Het zijn is en het niet-zijn is niet” begin van alles
o Het zijn: alles wat een eeuwig & onveranderd karakter heeft.
o Het niet zijn: tegenovergestelde het is veranderlijk & beweeglijk
(onze wereld waarin we leven en die we kunnen waarnemen)
Bv: hoe langer we in het lokaal zitten, hoe warmer het zal worden
Bv: boom blijft een boom maar de bladeren komen geel & veranderen dus
o Uitleg stelling: “ALLES IS BLIJVEND & ONVERANDERLIJK” (ALLES IS EEUWIG)
o Nadeel: zegt niet wat we in de werkelijkheid concreet kunnen ervaren.
o Parmenides zijn stelling is problematisch
o Onderscheid: kloof tss het zien en het begrijpen
Iets kunnen zien
Iets kunnen begrijpen (het ‘zijn’ kunnen we begrijpen)
Andere filosofen: de kloof tussen het zien en het begrijpen overbruggen
HERHALING
Filosofische vraag: vraag naar het gekende, wat ons zelfsprekend voorkomt maar waarnaar er een vraag naar
gesteld kan worden.
Met kritisch historisch bewustzijn de vraag stellen
Mens heeft snel de neiging om te oordelen ‘wat goed, wat kwaad?’ wat doen om goede te doen?
Veronderstelde redelijkheid: iets wat niet vastligt & je kan het wijzigen. vraag naar fundament (geoordeeld
handelen & vragen stellen)
Mensen stellen zich voortduren levensvragen 6de-5de E voor Christus: verschillende filosofieën
het Westerse denken is gegrond in de filosofie vd Grieken
Logos met axioma: nu: aanname die ons laat vaststellen dat er iets veranderd is, andere filosofieën. (de
zelfontdekking). Vroeger: iets dat zich toonde & zich daarna terugtrok.
4