SAMENVATTING SOCIAAL-ECONOMISCH BELEID 2019-2020
THEMA 1: MACRO-ECONOMISCH BELEID
H1: Economische Problematiek
Wereldwijde groei sinds 2000
o Behalve in 2008-2009 (negatieve outputgroei USA)
o 2007: USA huizenmarkt stort in grootschalige financiële crisis economische
recessie aandelenprijzen kelderen
o Door internationale handel + financiële verwevenheid werd de hele wereld geraakt
o Sindsdien is groei laag gebleven (zeker in Europa)
Hoe kijken macro-economen naar een economie?
o Output of productie BBP en de groei daarvan
o Werkloosheidsgraad
o Inflatiegraad
De Europese Unie
o 28 landen met gemeenschappelijke markt 1999-2002: °eurozone (19 landen)
o EU herstelt minder snel vd crisis dan USA: outputgroei quasi nul tussen 2010-2014,
daarna ook laag
o Groeivoet (output) vertoont vertraging in grootste Europese economieën in ’07-’08
en recessie in ’09. 2015: nog steeds lage groei + werkloosheidsgraad was hoger
(11,1%), licht herstel sinds ’16, maar niet meer zoals voor ‘08
o Lage economische groei hogere werkloosheid
o Enige goede nieuws: inflatie gemiddeld 2,2% (2015: gevaar te lage inflatie!)
Europese werkloosheid terugdrijven? Onenigheid over oorzaak vd hoge werkloosheidscijfers
in EU
o Organisatie vd arbeidsmarkt: rigiditeiten, problemen aan aanbodzijde
(=arbeidsmarkt is te weinig flexibel. Hoge kosten, min. Loon, niet makkelijk ontslaan)
o Beleid: groei vereist “vraag” = minder hard besparen op OH-uitgaven (investeringen!)
Euro: voor- en nadelen
o +: belangrijke symbolische waard (continent zonder oorlog), geen wisselkoers, meer
mobiliteit
o -: hoge economische kost? Te groot verschil in structurele economische kenmerken
vd Eurolanden?
Uitdagingen voor de EU?
o Geschiedenis/betekenis van “Europees project” (institutioneel-verzand)
# leden? Veel verschillen, besluitvorming? Enthousiasme + steun +
participatie?
Bv. 2013: Turkije als lid EU? 5j later niet meer denkbaar; Bv. Brexit; bv.
verbreden of verdiepen? sub-samenwerkingen zoals Schengen
o Paradox van Europees sociaal model (welvaartsstaat vs mondialisering)
Golden sixties: groei in kernlanden lager, bij nieuwe leden hoger
Sociaal model onder druk. Vicieuze cirkel? Misschien op LT
Uitweg (BE): taks shift voldoende? Bv. ons model is duur model 40-50%
naar OH, maar bestaat nergens anders. Nu: lagere econ. groei hogere
werkloosheid minder inkomsten sociale zekerheid
o Demografie en toekomst, welke toekomst voor wie?
, SAMENVATTING SOCIAAL-ECONOMISCH BELEID 2019-2020
Afhankelijkheidsgraad ↑; demografische oplossing = geboortes en
immigranten; Econ. oplossing= productiviteit, tewerkstellingsgraad,
pensioenleeftijd Zeer moeilijk (“free to work”?)
USA:
o Amerikaanse economie gezond in 2015 effecten ’08-’09 nauwelijks voelbaar
o Veel factoren = complexiteit vd macro-economie
Veel invloeden, geopolitieke spanningen…
Crisis ’07 werd reëel, verspreidde wereldwijd oorzaak= greed op
financiële markt
China:
o 4x zoveel mensen als USA
o Output = 60% vd USA, maar output per capita = 15%
o Reeds 3 decennia zeer sterke groei (inhaalbeweging)
o Sterke econ. groei is gevolg van sterke kapitaalaccumulatie + technologische
vooruitgang
H2: Economische concepten
1) Totale output
SNR = Systeem van de Nationale Rekeningen = boekhoudsysteem dat totale economische
activiteit van een land meet
BBP = Bruto-Binnenlands Product = maatstaf voor totale output in SNR
o 3 manieren op te definiëren:
BBP is (som vd) waarde vd finale G&D die in een economie geproduceerd
worden in bepaalde periode (1 land, 1 jaar)
BBP is som vd toegevoegde waarde TW van bedrijf = waarde van
productie – waarde vd intermediaire goederen gebruikt in die productie
BBP is som vd inkomens in economie in bepaalde periode
Nominale BBP = som vd hoeveelheden geproduceerde finale goederen x hun huidige prijs
o Stijgt doorheen tijd o.w.v.: toename prijzen + toename productie (kwantiteit)
o Synoniem: dollar/euro BBP of BBP aan lopende prijzen; $ Yt = nom BBP in jaar t
Reële BBP = som vd hoeveelheden finale goederen x constante (i.t.t. huidige) prijzen
o Synoniem: BBP in goederentermen, BBP in constante prijzen (bv. 2000), BBP
aangepast voor inflatie (verder in cursus: BBP); Yt = reële BBP in jaar t
!!! enkel in basisjaar: nominale BBP = reële BBP
o jaren na basisjaar (2000):
nom. > reëel, want prijzen stijgen
ieder jaar indien inflatie
o hoge groei = expansie
o lage groei = recessie
o negatieve groei (zoals rond 2008)
o BBP groei =
, SAMENVATTING SOCIAAL-ECONOMISCH BELEID 2019-2020
2) Andere belangrijke macro-economische variabelen
BBP= maatstaf voor totale econ. activiteit in land belangrijkste macro-econ. variabele
Werkloosheidsgraad (u) = aantal werklozen t.o.v. beroepsbevolking
o Totale tewerkstelling (N) = aantal mensen met job
o Aantal werklozen (U) = aantal mensen zonder job, maar wel op zoek
mensen zonder job + niet op zoek = “ontmoedigden” (bv. student)
o Beroepsbevolking (L) = som totale tewerkstelling en aantal werklozen: L = N + U
o Participatiegraad =
DUS lage participatiegraad door bv. veel studenten (+) of brugpensioenen (-)
o Waarom werkloosheid bestuderen?
Directe effecten op welvaart vd werklozen verdelingsaspecten verbonden
aan werkloosheid
O.w.v. signaal dat werkloosheid geeft i.v.m. (in)efficiënt gebruik van
productiefactoren
Inflatie = permanente stijging vh algemeen prijsniveau
o <> deflatie = negatieve inflatiegraad, algemeen prijsniveau daalt
o Consumptieprijsindex (CPI) = weergave in welke mate de prijs v korf G&D (typische
bestedingspatroon v consument) evolueert doorheen de tijd
BBP deflator meet gemiddelde prijs vd output v land (productie)
CPI meet gemiddelde prijs v consumptie (cost of living)
o Waarom inflatie bestuderen?
Tijdens inflatie stijgen niet alle prijzen en lonen proportioneel, zodat inflatie
een invloed heeft op keuzes en gedrag
Inflatie leidt tot een aantal (markt)verstoringen
o !!! pure inflatie bestaat niet (= alle prijzen en lonen stijgen gelijk)
Als loon niet wordt aangepast, dan ben je de pineut (marktverstoring)
Of hoger inkomen > in hogere belastingsschaal > meer belastingen betalen >
koopkracht daalt
3) KT, MLT, LT
Wat bepaalt het niveau vd totale output?
o Op KT (enkele jaren): vraag is bepalend (Keynes)
o Op MLT (decennium): aanbod: kapitaalgoederenvoorraad en beroepsbevolking,
technologie (ook LT)
o Op LT (50j): onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, spaargedrag, kwaliteit vd OH
o Andere termijn vergt ander beleid, alle termijnen moeten tegelijk worden ‘bestuurd’
H3: De goederenmarkt (evenwicht, interactie tss vraag, productie en inkomen)
1) De samenstelling vh BBP
Consumptie (C): aankoop van G&D door consumenten
Investeringen (I): aankoop kapitaalgoederen som niet-residentiële + residentiële goederen
OH-uitgaven (G): aankoop G&D door verschillende niveaus vd OH