SAMENVATTING PUBLIEKE FINANCIËN 2019-2020
MODULE 1: Welvaartscreatie & welvaartverdeling
Welvaartscreatie
1) Economische probleemstelling publieke financiën
Openbare financiën =
o Vertrekt vanuit economisch kader van schaarste, behoeften, nut
o Werkt met modellen(=vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid)
o Bestudeert macro- en micro-effecten
o Centrale actor= overheid
o Normatieve en public choice stromingen
Normatief (Pigou): gevolgen van OH-optreden op welvaart en verdeling
ervan
PC (Niskanen): OH streeft niet altruïstisch de maximale welvaart na,
politici denken aan hun herverkiezing en ambtenaren streven naar zo
groot mogelijk budget/departement
Doelstelling = welvaart
2) Welvaart, maximale welvaart, gewenste welvaart
Hoe definiëren we welvaart?
o Bruto-Binnenlands Product (=waarde van alle goederen en diensten die in BE
geproduceerd werden in 1 jaar)
o Bruto Nationaal Geluk?
o Inkomen, jobs, woning, gezondheid, opleiding…?
Doel publieke financiën = maximale welvaart
o D.m.v. sturing van de maatschappij via belastingen, subsidies en regulering
o Centrale indicator van welvaart = economische groei
Maximale welvaart = Pareto-efficiëntie = toestand waarbij welvaart van 1 individu niet
meer kan toenemen zonder die van een ander te verminderen
o Nutsmogelijkhedencurve = Pareto-frontier = alle mogelijke uitkomsten qua
individuele welvaart gegeven de stand
van de technologie en de beschikbare
productiefactoren
o Is dezelfde max. welvaart voor A en B,
maar niet dezelfde uitkomst voor A en
B!
Gewenste verdeling van welvaart = sociale welvaartsfuncties (=indifferentiecurven)
o SW-functies: Alle punten op zo’n curve vertegenwoordigen combinaties van de
welvaart van individuen A en B die hetzelfde nut vertegenwoordigen. Ze staan
voor wat de agenten zelf willen qua verdeling, terwijl de Pareto-frontier aangeeft
wat maximaal mogelijk is.
o DUS gewenste welvaart = alle mogelijke
combinaties van welvaartsverdelingen
waarvoor W dezelfde waarde heeft (cfr.
Indifferentiecurven)
, SAMENVATTING PUBLIEKE FINANCIËN 2019-2020
1e welvaartstheorema = universele perfecte concurrentie leidt onder welbepaalde
voorwaarden tot Pareto-efficiëntie
o Geen enkele speler kan invloed uitoefenen op marktprijs
o Volledig vrije toetreding
o Op LT: winst=0
o Alle spelers hebben perfecte info
o Conclusie: voor welvaartscreatie is de vrije marktwerking optimaal en OH overbodig
e
2 welvaartstheorema = door vooraf de persoonlijke rijkdom gepast te herverdelen, kan elke
Pareto-efficiënte uitkomst via universele, perfecte competitie bereikt worden
o Hoe? OH zorgt voor rechtvaardige startposities via onderwijs en volksgezondheid en
het creëren van gelijke kansen qua mobiliteit
o Conclusie: markt zorgt voor welvaartscreatie, OH zorgt voor welvaartsverdeling
3) Welvaartscreatie door de OH ingeval van marktfaling
Marktfalen = situaties waarin de markt niet werkt zoals verwacht, dus OH-interventie nodig
o Informatie-asymmetrie = spelers zijn niet perfect geïnformeerd dus prijsvorming
verstoord en dus zal aanbod afnemen
o Ontbrekende markt = geen markt wegens teveel risico’s bv. verzekering tegen
overstroming OH moet dan tegenpartij zijn en dit product voorzien
o Monopoliemarkten = prijsbeïnvloeding bij niet-perfecte concurrentie dus allocatieve
inefficiëntie (=aanbod wordt kunstmatig laag gehouden om prijs te kunnen laten
toenemen)
o Altruïsme = sommigen willen ook andermans nut verhogen i.p.v. enkel eigen belang
o Externe effecten = prijs dekt niet alle kosten, want ook gevolgen voor derden
o Publieke goederen = niet-uitsluitbaarheid en niet-rivaliteit
o Merit / demerit goods = OH promoot of ‘verbiedt’ bv. onderwijs / tabak
OH-ingrijpen is gerechtvaardigd bij zuiver publieke goederen en vaak ook regulering bij quasi-
publieke goederen
o Niet-rivaliteit = het goed verdwijnt niet na consumptie bv. straatverlichting
o Niet-uitsluitbaarheid = niemand
uitsluiten het goed te consumeren
zonder ervoor te betalen
o Quasi-publieke goederen: voldaan
aan slechts 1 van de 2 criteria
(common pool & club goods)
4) Niet-marktfalen
Niet-marktfalen = OH functioneert ook niet altijd perfect
o te grote inefficiënte OH te hoge kostprijs te hoge fiscale druk
o OH-monopolies die te politiek gestuurd zijn
, SAMENVATTING PUBLIEKE FINANCIËN 2019-2020
o Te rigide OH die te traag innoveert
5) Sturende fiscaliteit
Sinds jaren ’90 meer beroep gedaan op fiscaliteit als sturingsinstrument
o Belastingen altijd gezien als inkomsten voor OH
o MAAR: OH tracht burgers te beïnvloeden/gedrag te sturen d.m.v. fiscaliteit
o Bv. registratierechten verlagen want eigendomsverwerving stagneert;
verkeersbelasting vergroenen want klimaatdoelstellingen
o Belastingen zorgen voor minder beschikbaar inkomen (=DWL), maar indien OH deze
inkomsten gebruikt voor bv. onderwijs, gezondheid, etc. dan verhogen deze
belastingen toch de welvaart
Kan ook welvaart verlagen (bv. distortionaire registratierechten bij aankoop woning)
o Oswald effect = in landen met hoger % eigenaars, ook hogere werkloosheid:
eigenaars zoeken lokaal naar een job, transactiekosten remmen verhuizen af (lock-in
effect)
6) Conclusie
Openbare financiën= gericht op welvaartscreatie
Theoretisch maximale welvaart via de vrije marktwerking (1 e welvaartstheorema)
In praktijk tal van vormen van marktfalen
Rol van de overheid wel erkend via 2e welvaartstheorema: overheid heeft een nuttige rol te
vervangen bij het nivelleren van de startposities van burgers
Fiscaliteit heeft een herverdelende rol, een gedragscorrigerende rol en is gericht op het
genereren van ontvangsten
Welvaartsverdeling en herverdeling (PB en SZ)
1) Waarom herverdelen?
Primaire inkomensverdeling = de facto en toevallig ongelijk maatschappelijk ongewenste
ongelijkheid/armoede
2) Welke
Welvaart is arbeidsinkomen (=bruto inkomen + inkomsten uit beleggingen en onroerend
goed) + secundaire inkomens resulterend uit sociale zekerheid en andere transferten
Belastbaar inkomen = inkomen – bijdragen sociale zekerheid
Belastbaar – beschikbaar inkomen = directe belastingen (PB)
Beschikbaar inkomen gebruiken voor consumptie of sparen
o Op consumptie: btw en accijnzen geïnd
o Op spaargeld: roerende voorheffing geïnd
Primaire vs. secundaire inkomensverdeling
o Primair = inkomen uit arbeid en kapitaal
, SAMENVATTING PUBLIEKE FINANCIËN 2019-2020
o Secundair = na OH-interventie; primaire middelen reduceren via sociale uitkeringen,
via het ter beschikking stellen van bepaalde G&D (bv openbaar vervoer), via
specifieke regulering (bv consumentenbescherming), via belastingen (PB), via
parafiscaliteit (sociale bijdragen betaald door WG en WN)
3) Maatstaven van inkomensverdeling
Gemiddelde, scheefheid en mediaan
o Gem.: gevoelig voor outliers <> mediaan
o Mediaan: vertelt niet veel over totale spreiding van inkomen
o Scheefheid: visueel afleesbaar in grafiek voor toenemende inkomenscategorieën
Rechtsscheef = concentratie inkomens in lagere inkomenscohorten
Decielverdeling
o Deciel = groep die precies 10% vd bevolking bevat, gerangschikt van laagste naar
hoogste inkomen (grenzen zijn niet vast! Afhankelijk van 10 e persoon bv)
Lorenzcurve = cumulatieve aandelen vd bevolking (x-as) t.o.v. cumulatieve
aandelen vd inkomens (y-as)
o Op diagonaal/ 45°-lijn = perfecte gelijkheid (10% vd gezinnen
geniet 10% vd inkomens, 20% geniet 20% vd inkomens…)
o Curves onder diagonaal = ongelijke inkomensverdelingen
o Hoe groter gele zone, hoe minder gelijk de inkomens verdeeld zijn
o Doel herverdelingsbeleid = Lorenzcurve dichter naar diagonaal
doen verschuiven (via belastingen en/of parafiscaliteit)
Gini-coëfficiënt = oppervlakte tussen de Lorenz-curve en de deellijn/totale oppervlakte onder
de deellijn
o Tussen 0 (totale gelijkheid) en 1 (totale ongelijkheid) hoe hoger Gini, hoe hoger de
ongelijkheid
Gelijkheid vd inkomensverdeling wordt bepaald door 3 factoren:
o Ontwikkeling vd primaire inkomens en vooral de loonmassa
o Herverdeling door OH
o Socio-demografische veranderingen (bv vergrijzing)
4) Maatstaven van herverdeling
Reynolds-Smolensky index = mate van herverdeling R is verschil tussen Gini-coëfficiënt voor
en na belastingen R=Gb-Ga
Kracht vd herverdeling hangt af van gemiddeld tarief t en de progressiviteit vd heffing P
R= ( 1t −t ) xP
o Hoe hoger gemiddeld tarief t, hoe sterker de progressiviteit, hoe sterker de
herverdeling
o Gemiddeld tarief = betaalde belasting in verhouding tot totale inkomen
o Progressiviteit = mate waarin belasting afwijkt van proportionele belasting
(=belasting die voor iedereen een gelijke last met zich brengt) die dezelfde opbrengst
zou genereren