Een zeer uitgebreide en volledige samenvatting van alle domeinen voor de Landelijke Kennisbasistoets Nederlands (LKT) voor de pabo. Het betreft de derde druk van het boek Basiskennis Taalonderwijs (Huizenga & Robbe, 2020). ISBN: 5363. Aanschaffen van het boek is niet meer nodig met deze samenvatt...
Basiskennis taalonderwijs
Hoofdstuk 2 Taalonderwijs en taal
2.1 Taalonderwijs
Argumenten om apart te onderwijzen in taal
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan
2. Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taal eigen maken
(Nederlands is bijvoorbeeld niet de moedertaal)
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik (Standaardnederlands) dan in het
dagelijks leven.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs (brief schrijven,
samenvatting maken etc.).
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wil brengen, dan moet je daar apart
aandacht aan besteden (leesplezier is een doel).
Mondelinge taalvaardigheid
Het spreken en luisteren en het voeren van mondelinge gespreksvormen staat centraal.
Leren hoe je bijvoorbeeld een spreekbeurt doet of een discussie voert. Leren om spreek- en
luisterstrategieën te hanteren.
Woordenschat
Aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen, zegswijzen en
spreekwoorden. Woordleerstrategieën zijn belangrijk. Ontwikkeling woordenschat hangt
samen met mondelinge taalontwikkeling.
1
Samenvatting | Basiskennis Taalonderwijs | Charlotte Olieslagers | januari 2021
,Beginnende geletterdheid
- Ontluikende geletterdheid is de ontwikkeling van de geletterdheid in de voorschoolse
periode van 0 tot 4 jaar.
- Beginnende geletterdheid is de ontwikkeling van de geletterdheid van groep 1 t/m 3.
- Gevorderde geletterdheid is de ontwikkeling van de geletterdheid na groep 3.
Kinderen leren aanvankelijk lezen. Ze leren de beginselen van het leren lezen. Ze moeten
leren welke letters er zijn en leren om eenvoudige woorden hardop te lezen.
Voortgezet technisch lezen
- Aanvankelijk lezen is de start van het leesonderwijs.
- Voortgezet lezen volgt daarna.
o Voortgezet technisch lezen is het kunnen ontcijferen van letters en het hardop
lezen van woorden met gebruik van efficiënte leesstrategieën (decoderen).
Begrijpend lezen
Een andere vorm van voortgezet lezen. Het gaat om het begrijpen van de tekst, het
achterhalen van de bedoeling. Controle van begrip door vragen te stellen over woorden en
uitdrukkingen of de verbanden in een tekst en bedoeling van de schrijver te achterhalen.
Stellen
Het gaat on het schrijven van teksten. Kinderen leren gedachten, ervaringen en
waarnemingen weer te geven in tekst. Ze moeten weten hoe je te werk kunt gaan bij het
schrijven en wat de regels en kenmerken zijn van de belangrijkste tekstsoorten.
Jeugdliteratuur
Het gaat om jeugdboeken in ruime zin en omvat zowel informatieve boeken als fictie.
Onderwijs in jeugdliteratuur heeft tot doel om de kinderen in aanraking te brengen met
verschillende literaire genres, hun literaire smaak te ontwikkelen en ze te laten genieten van
jeugdboeken. Relevante begrippen (worden later uitgelegd): belevend lezen, waarderend
lezen, leesbevordering.
Taalbeschouwing
Leren reflecteren op taalvorm, de manier waarop iets is verwoord en het gebruik van taal.
De kinderen leren in de vorm van taal bijzonderheden en regelmaat ontdekken.
Spelling
Het gaat erom dat kinderen de meest voorkomende woorden correct kunnen schrijven en de
belangrijkste spellingsregels kunnen toepassen.
2
Samenvatting | Basiskennis Taalonderwijs | Charlotte Olieslagers | januari 2021
,2.2 Het taalsysteem
Functies van taal
We onderscheiden de volgende taalfuncties:
- De communicatieve of sociale taalfunctie;
- De conceptualiserende of cognitieve taalfunctie;
- De expressieve taalfunctie.
De communicatieve of sociale taalfunctie
We gebruiken de taal als een communicatiemiddel. Een spreker wil een boodschap
doorgeven aan een hoorder (spreker en luisteraar). Binnen de communicatieve taalfunctie
zijn verschillende sociale taalfuncties te onderscheiden:
- Zelfhandhaving: opkomen voor jezelf (‘Ik houd die vast, ik had hem eerst.’).
- Zelfsturing: ordenen van het handelen met woorden en het aankondigen van
plannen (‘Ik ga naar de bakker.’).
- Sturing van anderen: gebruik van taal om het gedrag van anderen te beïnvloeden
(‘Ga je mee?’).
- Structurering van het gesprek: gebruik van taal om het gespreksverloop te
beïnvloeden (‘Nou moeten jullie zeggen wat je wil kopen.’).
De conceptualiserende of cognitieve taalfunctie
Je gebruikt taal als hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de
werkelijkheid. Je verwijst met behulp van taal naar betekenissen en concepten uit de
werkelijkheid. De cognitieve taalfuncties, oplopend in complexiteit zijn:
1. Rapporteren: benoemen, etiketteren, beschrijven en vergelijken.
2. Redeneren: chronologisch ordenen, conclusies trekken, middel-doelrelatie, oorzaak-
gevolgrelatie.
3. Projecteren: je verplaatsen in de gedachtes en gevoelens van een ander.
De expressieve taalfunctie
Gebruik van taal om te experimenteren, om gevoelens te uiten, om iets te zeggen dat
anderen nog niet gezegd hebben. Taal wordt gebruikt als expressiemiddel, bijvoorbeeld
cabaret of songteksten.
De communicatieve competentie
Het vermogen om de communicatieve functie van taal te gebruiken. Bijvoorbeeld: ‘Mag ik
een koekje?’ i.p.v. ‘Koekje!’. Of je de communicatieve functie goed kan gebruiken hangt af
van het taalsysteem en de taalregels, maar ook de vaardigheid om een gesprek te voeren en
de vaardigheid om daarbij efficiënte strategieën te kunnen gebruiken. Daarbij is de
taalgebruikssituatie erg belangrijk.
3
Samenvatting | Basiskennis Taalonderwijs | Charlotte Olieslagers | januari 2021
,De communicatieve competentie kent vier deelcompetenties:
1. De grammaticale of linguïstische competentie: het gaat om het kennen van
grammaticale regels, woordenschat, het correct vervoegen en verbuigen van
woorden en kennen van de correcte uitspraak van woorden. Alle kennis van taal en
taalregels die nodig zijn om adequaat te kunnen communiceren.
2. De tekstuele competentie: het gaat om kennis van gesproken en geschreven teksten.
Je moet weten hoe je een gesprek begint en eindigt, maar ook kennis hebben van de
regels voor schriftelijke teksten.
3. De strategische competentie (pragmatische competentie): het vermogen van een
taalgebruiker om strategieën te hanteren om bepaalde doelen te bereiken.
Bijvoorbeeld schrijfstrategieën en spreek-en luisterstrategieën.
4. De functionele competentie (pragmatische competentie): het vermogen van de
taalgebruiker om zijn taalgebruik aan te passen aan een specifieke situatie
(taalgebruikssituatie).
De verschillende niveaus van taal
Niveau Regels voor
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden
Syntactisch niveau Volgorde van woorden (in zinnen)
Semantisch niveau Betekenis
Pragmatisch niveau Gebruik (taalgebruikssituatie)
Orthografisch niveau Spelling
Onze taal is een recursief systeem: een element van de taal kan weer eenzelfde element van
de taal bevatten. We kunnen oneindig veel taaluitingen produceren. Zo kan een zin ook weer
een andere zin bevatten. Bijvoorbeeld: ‘Ik vermoed dat bij liegt.’ Bevat zelf weer de zin ‘Hij
liegt.’ Dit noemen we een samengestelde zin. Je kan zinnen eindeloos uitbreiden: ‘Ik
vermoed dat hij liegt, omdat hij een knalrood hoofd heeft.’.
2.3 Hoe gebruik je kennis van het taalonderwijs en de taal?
In de praktijk worden de taaldomeinen opgesplitst. Taalonderwijs kan ook geïntegreerd
worden waar domeinen in samenhang aan de orde komen, bijvoorbeeld in thematisch
werken. Kennis van het taalsysteem gebruik je vooral bij het onderwijs in taalbeschouwing.
4
Samenvatting | Basiskennis Taalonderwijs | Charlotte Olieslagers | januari 2021
Behaviorisme
Kinderen leren de taal door imitatie uit de omgeving. De meest frequente woorden worden
het eerste geleerd. Goedkeuring van de ouders leidt tot frequenter gebruik van een woord.
Kinderen leren als eerst concrete zelfstandig naamwoorden uit de omgeving zoals stoel en
auto. Voorbeeld van ouders is noodzakelijk om taal te leren.
Creatieve constructietheorie of mentalisme
Kinderen imiteren taal niet maar beschikken over een aangeboren taalleermechanisme
waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen bouwen. Dit komt omdat een kind ieder
willekeurige taal kan leren. Een kind kan zelf structuur ontdekken in de taal en kan zinnen
vormen die het nog nooit eerder heeft gevormd (taalleermechanisme). De nadruk ligt op de
creatieve manier waarop een kind zinnen bouwt, aandacht voor taalaanbod raakt op de
achtergrond.
Interactionele benadering
Er is een aangeboren taalleervermogen, maar het taalaanbod is belangrijk. Het taalaanbod
moet afgestemd zijn op de mogelijkheden van een kind. Dit stelt het kind in staat om
hypotheses op te stellen over de betekenis van woorden en regels van taal.
Eerstetaalverwerving
De taalontwikkeling van kinderen voltrekt zich over een aantal niveaus:
1. Fonologisch niveau: taalontwikkeling begint met het maken van spraakklanken.
2. Morfologisch niveau: de manier waarop woorden gevormd worden. Kinderen leren
geleidelijk de regels voor opbouw van de woorden. ‘Gevald’, ‘geloopt’ ‘gevallen’
en ‘gelopen’.
3. Semantisch niveau: het gaat om de betekenis van woorden.
4. Syntactisch niveau: kinderen leren regels over het combineren van woorden. Een
kind leert langzamerhand de grammaticale regels van het Nederlands. ‘Waar bal?’
‘Waar is de bal?’
5. Pragmatisch niveau: kinderen maken zich de regels eigen voor communicatie tussen
mensen. ‘Zou ik er even langs mogen?’ is handiger dan ‘Aan de kant jij!’
5
Samenvatting | Basiskennis Taalonderwijs | Charlotte Olieslagers | januari 2021
,Er zijn twee perioden in het taalverwervingsproces van een kind:
1. De prelinguale periode (0 tot 1 jaar)
a. Huilen (0-6 weken)
b. Vocaliseren (6-20 weken): kind ontdekt klanken van de taal.
c. Vocaal spel (vanaf 4 maanden): klanken worden gevarieerder, ook
medeklinkers, interactie tussen ouder en kind.
d. Brabbelen (vanaf 7 maanden): herhalen klankgroepen, klanken die niet uit
moedertaal komen blijven weg.
2. De linguale periode
a. De vroeglinguale periode (1-2.5 jaar): brabbelen wordt betekenisvol
taalgebruik, woorden zijn sterk gekoppeld aan context. Een kind noemt
bijvoorbeeld alleen het woord bal als hij tegen een bal slaat. Eenwoordzin,
tweewoordzin, meerwoordzin, vooral inhoudswoorden.
b. De differentiatiefase (2.5-5 jaar): kind leert pragmatische aspecten van taal,
woordgebruik los van context, taalontwikkeling wordt gedifferentieerder,
gebruik functiewoorden, kijken naar woordvorm.
c. De voltooiingsfase (5 tot 9 jaar): processen uit vorige fases worden
uitgebouwd. Op syntactisch niveau is het nog lastig om langere zinnen te
vormen. Op pragmatisch niveau wordt kind volwaardig gesprekspartner en
kan zich inleven in de situatie van de luisteraar. School gaat bemoeien m.b.v.
taal- en leesmethoden.
Inhoudswoorden: woorden met een duidelijk omschreven betekenis zoals zelfstandige
naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
Functiewoorden: woorden die een relatie aangeven zoals want en wie.
Tweedetaalverwerving
Er zijn twee vormen van tweedetaalverwerving:
- Simultane tweetaligheid: kinderen beginnen voor het derde jaar met het leren van
een tweede taal.
- Successieve tweetaligheid: kinderen leren een tweede taal nadat ze de eerste taal
hebben geleerd (ouder dan 3 jaar). Een kind leert de tweede taal dan met kennis van
de eerste taal.
Inferentiefouten zijn fouten die voortkomen uit de verschillen tussen een eerste taal. Dit is
bijvoorbeeld een Turks kind dat geen gebruik maakt van lidwoorden, omdat die in het Turks
niet bestaan. Moeilijkheden bij successieve tweetaligheid is het leren van nieuwe woorden.
Bij veel woorden is er geen volledige overlapping (EN: family | NE: familie – gezin) of zijn
verbindingen verschillend (Turks: ‘Een sigaret drinken’ | NE: ‘Een sigaret roken’).
6
Samenvatting | Basiskennis Taalonderwijs | Charlotte Olieslagers | januari 2021
, 3.2 Spreek- en luisterstrategieën
Spreekstrategieën
Een spreekstrategie is een bewuste handeling die iemand hanteert om een bepaald
spreekdoel te bereiken. We onderscheiden de volgende spreekstrategieën:
- Oriënteren op het spreekdoel;
- Oriënteren op het onderwerp en het inzetten van eigen kennis;
- Oriënteren op het soort spreektaak;
- Oriënteren op het publiek of de gesprekspartners;
- Reflecteren op de spreektaak;
- Monitoren van de spreektaak;
- Evalueren van de spreektaak.
Luisterstrategieën
De vier verschillende luisterstrategieën zijn:
1. Globaal luisteren (begrijpend luisteren): globaal volgen wat de spreker vertelt.
2. Intensief luisteren: probeert de details in je op te nemen, volledig beeld schetsen.
3. Kritisch luisteren: tijdens het luisteren een mening vormen.
4. Gericht luisteren (selecterend luisteren): als je geïnteresseerd bent in bepaalde
aspecten van het verhaal.
Bij actief luisteren (zoals kritisch luisteren) gebruikt de luisteraar middelen als aankijken,
luisterresponsen (bijv. knikken) en vragen stellen. De luisterstrategie hangt nauw samen met
het luisterdoel.
3.3 Spreek- en luisterdoelen
De vier belangrijkste spreekdoelen zijn:
1. Informeren: overbrengen van feitelijke informatie.
2. Amuseren: toehoorders vermaken, boeien of ontroeren.
3. Instrueren: aanwijzingen geven.
4. Overtuigen: spreker wil luisteraar overhalen om mening in te nemen.
Andere spreekdoelen: emotioneren, waarderen en beschouwen.
Voorbeelden van luisterdoelen:
- Iets te weten willen komen;
- Een bepaald gevoel willen ondergaan;
- Zich een mening vormen;
- Een bepaalde handeling willen uitvoeren;
- Een spel willen meespelen.
7
Samenvatting | Basiskennis Taalonderwijs | Charlotte Olieslagers | januari 2021
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur charlotteolieslagers. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,79. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.