Zakenrecht: handboek goederenrecht 2020 aangevuld met slides
Bron: Handboek Goederenrecht
Auteurs: Annelies Wylleman en Joke Baeck.
Inleiding. Het Goederenrecht gesitueerd binnen het
vermogensrecht
Het goederenrecht is een onderdeel van het Privaatrecht/burgerlijk recht. Privaatrecht regelt de
rechtsverhoudingen tussen particulieren Van het publiekrecht dat de rechtsverhouding regelt
tussen particulieren en de overheid. Privaatrecht wordt opgedeeld in het patrimoniaal recht dat
gelijk is aan het vermogensrecht enerzijds en anderzijds het extrapatrimoniaal recht. Het
extrapatrimoniaal recht zijn niet in geld waardeerbaar of toeëigenbaar en behoren dan ook niet tot
het vermogen. Over deze rechten kan niet worden beschikt en zijn dus onvervreemdbaar. Toch zijn
er hierop uitzonderingen en zijn er toch overeenkomsten mogelijk. De schending van
extrapatrimoniaal recht kan aanleiding geven tot schadevergoeding (in geld).
Het goederenrecht is onderdeel van het vermogensrecht. Het vermogensrecht omvat een regeling
van de patrimoniale (= op geld waardeerbare zaken) subjectieve rechten. Het vermogen bestaat uit
actieve en passieve bestanddelen. actieve bestanddelen(=goederen + rechten) en passieve
bestanddelen(=schulden + plichten). Deze patrimoniale subjectieve rechten worden ingedeeld in de
zakelijke rechten, de vorderingsrechten en de intellectuele rechten.
De vorderingsrechten: Verschaffen een rechtssubject een recht op een prestatie van een ander
rechtssubject. Deze prestatie bestaat erin iets te doen, iets niet te doen of iets te geven. ( zie
verbintenissenrecht).
De intellectuele rechten: Deze geven aan een auteur een tijdelijk en exclusief exploitatierecht op een
originele creatie van de menselijke geest. Ze laten de auteur toe aan derden te verbieden om die
creatie te gebruiken of te miskennen. Ze hebben een dubbel aspect: enerzijds het moreel recht: recht
om boek uit te geven, kunstwerk tentoon te stellen, auteurschap op te eisen, illegale kopieën aan te
vechten en anderzijds het vermogensrecht: economische exploitatie van de creatie (reproductie,
licenties).
De zakelijke rechten: geven aan een rechtssubject een rechtstreekse zeggenschap over een bepaald
goed. Het goederenrecht regel deze rechtstreekse verhouding tussen een rechtssubject en een goed
( rechtsobject). Enkel de wetgever kan zakelijke rechten creëren. ( art. 3.3 lid 1 BW). Meest volkomen
zakenrecht is het eigendomsrecht. Hebben betrekking op het goed zelf.
De zakelijke zekerheden: (art. 3.3 lid 4 BW) zijn bijkomende zakelijke rechten: ze vormen als
waarborg van een schuldvordering het accesorium ( de bijzaak) van deze schuldvordering. De
schuldeiser die over een zakelijke zekerheid beschikt, zal bij voorrang, dus voor andere schuldeisers
worden betaald met de opbrengst van het goed waarop zijn zekerheidsrecht slaat. Deze accessoire
zakelijke rechten hebben betrekking op de geldwaarde van het goed via het goed.
1
,De modernisering van het goederenrecht
Het goederenrecht is voornamelijk te vinden in het Burgerlijk wetboek:
- Boek II ‘Goederen en verschillende beperkingen van de eigendom’: art. 516-710bis
- Boek III ‘Op welke wijze eigendoom verkregen wordt’: algemene bepalingen: art. 711-717
- Art. 2071-2091 BW: pand hervormd door W 11/7/2013: nieuwe titel XVII Inpandgeving (in
werking sinds 1 januari 2018)
- Art. 2219-2280: verjaring en bezit.
Ook zijn er enkele bijzondere wetten:
- wetten van 18 januari 1824 betreffende erfpacht en opstal ( Opstalwet gewijzigd door W
25/4/2014).
- wet van 16 december 1851 op de voorrechten en hypotheken (hypotheekwet)
- wet 25 oktober 1919 inzake handelspand ( zie hervorming pandrecht)
- Artikel 1, eerste Aanvullend protocol EVRM
Hervormingen van de wet:
wijziging appartementswet (Wetvan18juni 2018 (in werking 1 januari 2019))
boek 3, nieuw BW, ter vervanging van Boek 2 (art.516-710bis oud BW)
Ook boek 8 bewijs is nieuw Burgerlijk wetboek.
Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 "Goederen" van het Burgerlijk Wetboek, BS 17 maart
2020, thans dus nieuw Boek 3 (terminologie BW en oud BW). Automatische inwerkingtreding van het
nieuw boek 3 op 1 september 2021.
De nieuwe invoering van boek 3 zal ervoor zorgen dat er een afschaffing is van: Hoofdstukken uit het
Veldwetboek, Erfpacht en Opstalwet van 10 januari 1824, Wet van 30 december 1975 betreffende de
goederen buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter
uitvoering van vonnissen tot uitzetting, Wet van 21 februari 1983betreffende de verkoop van
sommige achtergelaten voorwerpen, Materieelrechtelijke bepalingen van Hypotheekwet (artikel 1-8)
en bezit, detentie en verkrijgende verjaring worden in Boek II ondergebracht.
Het goederenrecht wordt als middel gebruikt en niet als doel. Zo is er ook een aanpassing aan de 3D-
aard van goederenrecht voor goederenrechtelijke structurering: grond wordt in drie-dimensionele
betekenis omschreven (art. 3.64). Ook zal het goederenrecht worden afgestemd op de actuele
matschappelijke verhoudingen en zal er een modern gebruik en rentabilisering zijn van het openbaar
domein.
Flexibilisering van het goederenrecht
Grondslag: “De partijen kunnen afwijken van de bepalingen van dit Boek, behalve indien het om
definities gaat of indien de wet anders bepaalt.” (art. 3.1) Er zal ook een eenheid en ondeelbaarheid
zijn van vermogen. Verlenging van de duurtijd van zakelijke gebruiksrechten (soms zelfs
eeuwigdurend) en Flexibilisering op het niveau van degene die een zakelijk recht kan vestigen en op
het niveau van de bevoegdheden van de vruchtgebruiker.
2
,Begrippen zaak-voorwerp-goed-vruchten-opbrengsten-
vermogen
• Het begrip goederen: ( Art. 3.41 BW): Goederen in de ruimste zin zijn alle voorwerpen die
vatbaar zijn voor toe-eigening, met inbegrip van de vermogensrechten. Vroeger werd er ook
gesproken van het begrip zaak. Nu maakt men gebruik van de begrippen ‘zakelijke rechten’
en ‘goederen’.
• Het begrip voorwerpen: (art. 3.38 BW): Goederen in de ruimste zin zijn alle voorwerpen die
vatbaar zijn voor toe-eigening, met inbegrip van de vermogensrechten. Lichamelijke
voorwerpen kunnen zintuigelijk worden waargenomen en worden gemeten middels een
momentopname, wat niet het geval is voor onlichamelijke voorwerpen zoals
schuldvorderingen( art. 3.40 BW).
• Regels omtrent dieren: In art. 3.39 BW krijgen dieren bijzondere aandacht. Dieren hebben
een gevoelsvermogen en hebben biologische noden. De bepalingen met betrekking tot
lichamelijke voorwerpen zijn op dieren van toepassing, met inachtneming van de wettelijke
en reglementaire bepalingen ter bescherming van dieren en van de openbare orde.
Nieuwgeboren dieren en de voortbrengselen van dieren worden als vruchten beschouwd
( art. 3.42, lid 3 BW).
• Het begrip vruchten: ( art. 3.42, lid 1 BW): De vruchten van een goed zijn datgene wat dat
goed periodiek voortbrengt, zonder dat dit de substantie ervan wijzigt en ongeacht of het uit
zichzelf gebeurt of als gevolg van de valorisatie ervan.
• Het begrip opbrengsten ( art. 3.42, lid 2 BW): De vruchten van een goed zijn datgene wat dat
goed periodiek voortbrengt, zonder dat dit de substantie ervan wijzigt en ongeacht of het uit
zichzelf gebeurt of als gevolg van de valorisatie ervan.
Onderscheid vruchten en opbrengst is belangrijk bij het vruchtgebruik. VB gekapte bomen: in
principe is dit een opbrengst want de boom zelf is weg.
Hoofdstuk 1: De leer van de indeling van de goederen
Waarom indelingen maken?
Er zijn verschillende categorieën die een indeling hebben volgens diverse criteria. De belang van de
indeling is er omdat er voor elke categorie specifieke rechtsregels gelden.
Afdeling 1: De goederen volgens de graad van toe-eigeningsmogelijkheden
1/ Belang van deze indeling
Goederen of geen goederen: Geen goederen zijn voorwerpen die niet vatbaar zijn voor toe-eigening
omwille van een wettelijk/feitelijk beletsel. VB. wettelijk beletsel: voorwerpen buiten de handel. VB.
feitelijk beletsel: gemene voorwerpen (= De vruchten van een goed zijn datgene wat dat goed
periodiek voortbrengt, zonder dat dit de substantie ervan wijzigt en ongeacht of het uit zichzelf
gebeurt of als gevolg van de valorisatie ervan).
2/ Goederen in en buiten de handel
Deze indeling vinden we niet expliciet terug in boek 3 van het Burgerlijk recht maar is wel van belang
voor het vermogensrecht. Goederen in de handel zijn goederen die het voorwerp kunnen zijn van de
vermogensrechten, dus van private toe-eigening en verhandeling tussen de burgers. Maken deel uit
3
, van het rechtsverkeer. Goederen buiten de handel komen in feite wel in aanmerking voor private
toe-eigening en verhandeling, maar niet in rechte: er is een wettelijk beletsel. Derhalve zijn deze
goederen niet vatbaar voor een overeenkomst en een verkrijgende verjaring.
3/ Gemene voorwerpen ( res comunnes)
De gemene voorwerpen kunnen niet in hun totaliteit worden toegeëigend. Zij behoren aan niemand
toe en worden gebruikt in het algemeen belang, met inbegrip van het belang van toekomstige
generaties. Het gebruik ervan is aan allen gemeen en wordt door bijzondere wetten geregeld (art.
3.43 BW). Denk aan de zee, de lucht, stromend water in allerlei waterlopen, de lucht etc.
Deze voorwerpen zijn omwille van hun aard, dus wegens een feitelijk beletsel niet vatbaar voor
private toe-eigening in hun totaliteit, maar wel gebruikt voor een deel. (VB. emmertje water vullen
aan zee).
4/ Goederen zonder eigenaar
Roerende en onroerende goederen die geen eigenaar hebben ( = res nullius) en die voor toe-eigening
vatbaar zijn ( art. 3.43, lid 2 BW) kunnen van tweeërlei aard zijn:
- Ofwel hebben ze nooit een eigenaar gehad, maar zijn ze wel voor toe-eigening vatbaar, BV.
wild, vissen in de zee.
- Ofwel heeft de eigenaar van de goederen er afstand van gedaan ( = res derelictae), BV.
Eigenaar die iets in de vuilbak gooit.
- eigendomstheorie in artikel 3.58 ev. het vinden van bepaalde goederen kan in bepaalde
gevallen leiden tot eigendom al dan niet onmiddellijk, al dan niet na vervulling formaliteiten
eigendomstheorie van de gevonden goederen.
Onroerende goederen die geen andere eigenaar hebben, behoren toe aan de staat. Maar deze
laatste heeft wel het recht om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegen de vorige eigenaar
voor eventuele verbintenissen, waardedalingen of beschadigingen die verbonden zijn aan dit
Onroerend goed. ( art. 3.43 lid 2 en 3.66 BW).
5/ Gevonden voorwerpen
In het nieuwe boek 3 is de term gevonden goederen van belang. Heeft geen definitie, maar uit art.
3.58-3.59 BW kunnen we afleiden dat daarmee zowel verloren goederen, res nullius als schatten
worden bedoelt.
Verloren goederen: ze hebben een eigenaar maar hij is momenteel onbekend. Wie deze goederen in
bezit neemt, is niet ter goeder trouw.
Schatten: goederen die verborgen werden en die dus een eigenaar gehad hebben, die evenwel zijn
eigendomsrecht niet ( meer) kan aantonen.
Art. 3.59 BW: de gevonden zaak blijft toebehoren aan zijn oorspronkelijke eigenaar. Terugvorderen
kan, kosten voor bewaring voldoen. Zo niet, dan zitten we in het retentierecht. Zelf redelijke
pogingen ondernemen om eigenaar te vinden vervolgens aangifteplicht door de vinder binnen
zeven dagen bij gemeente naar keuze. De aangifteplicht geldt niet voor zaken die buiten een woning
zijn geplaatst om te worden opgehaald of op een vuilnisbelt te worden geworpen (Vb. sofa op de
stoep in een studentenstad of vuilnis). De gemeente moet register in het leven roepen en de vinder
bewaart de goederen zelf of brengt de goederen naar de gemeente.
4