lOMoARcPSD|6187340
Hoofdstuk 7 het spijsverteringsstelsel
Voedingsstoffen
Ons voedsel bestaat maar uit 6 verschillende voedingsstoffen:
Suikers = koolhydraten
Vetten
Eiwitten
Mineralen
Vitaminen
Het lichaam gebruikt de voedingsstoffen als brandstoffen, bouwstoffen of als hulpstoffen ter
ondersteuning van de stofwisseling.
De term organisch gebruik je voor alle stoffen die gemaakt zijn in of door levende organismen.
Anorganische moleculen hebben hun oorsprong in de niet-levende natuur.
Koolhydraten
= sachariden
Zijn de belangrijkste energieleveranciers van de cellen.
Naast de functie van brandstof worden koolhydraten ook gebruikt voor de aanmaak van belangrijke
organische verbindingen. Voorbeelden: DNA &RNA.
Koolhydraten ingedeeld in 3 groepen:
Monosachariden: bestaat uit 1 ringvormig molecuul. Monosachariden met een C6-ring
glucose (druivensuiker), fructose (vruchtensuiker) & galactose. Ribose is een C5-ring. Zijn
kleine moleculen die gemakkelijk de cel in diffunderen. De brandstof voor de
celstofwisseling bestaat hoofdzakelijk uit glucose.
Disachariden: zijn uit 2 monosachariden opgebouwd. De 3 meest voorkomende:
o Maltose (glucose+glucose)
o Lactose of melkzuur (glucose + galactose)
o Sacharose (glucose + fructose)
Worden in het spijsverteringskanaal gesplitst in de monosachariden waaruit ze bestaan.
Polysachariden: bestaan uit veel tot zeer veel monosachariden. De
belangrijkste polysachariden in ons voedsel zijn
o Zetmeel
o Glycogeen
o Cellulose
Zetmeel & cellulose zijn plantaardige polysachariden.
glycogeen is een dierlijke polysacharide.
In het spijsverteringskanaal worden glycogeen en zetmeel omgezet in glucose. Cellulose is
een plantaardige stof en kan door de mens niet worden verteerd.
Afbraak van koolhydraten
De polysachariden en disachariden worden tijdens de spijsvertering tot monosachariden afgebroken.
Dit gebeurt mechanisch (kauwen) en chemisch.
Amylase: knipt de zetmeelketen in disachariden (maltose)
Maltase: splitst de maltosemoleculen in 2 glucosemoleculen
Lactase splitst lactose in glucose en galactose
Sacharase: splitst sacharose in glucose in fructose.
, lOMoARcPSD|6187340
Lipiden
Zijn vetten. Zijn niet oplosbaar in water en kunnen gebruikt worden als brandstof. In het lichaam
dienen lipiden verder als energiereserve, als bouwstof, als oplosmiddel voor bepaalde vitaminen &
als elektrische isolatie rondom zenuwceluitlopers.
Lipiden zijn in 3 groepen verdeeld:
Triglyceridemolecuul: bestaat uit 1 molecuul glycerol & 3 vetzuurmoleculen.
Triglyceriden worden verdeeld in verzadigde vetzuren en onverzadigde vetzuren.
Verzadigde vetzuren zijn dierlijk voorbeelden: boterzuur, palmitinezuur & stearinezuur. in
een mooie rechte lijn & geen dubbele binding. zijn bij kamertemperatuur gestold.
Onverzadigde vetzuren zijn plantaardig voorbeelden: oliezuur & linolzuur. 1 of meer
dubbele binding. zijn meestal vloeibaar.
Fosfolipiden: zijn vetten waarbij aan het glycerol behalve de vetzuren ook een
fosfaatmolecuul vastzit.
Steroïden: zijn vetachtige stoffen die in tegenstelling tot de andere 2 soorten lipiden
een ringstructuur hebben. Een belangrijke steroïde is cholesterol.
Afbraak van lipiden
Lipiden worden in het spijsverteringskanaal afgebroken tot glycerol & vetzuren. Maar 1 type enzym
bij nodig: lipase dat splitst de vetzuren van de glycerol.
Eiwitten
Proteïnen = eiwitten spelen een essentiële rol bi alle activiteiten & functies van het lichaam. Je kunt
geen reserve-eiwitten in je lichaam opslaan.
Hebben zeer uiteenlopende functies:
Als bouwstof: in celmembranen..
Als enzymen: voor de 1000den chemische omzetting
Voor transport
Voor de spierwerking: de samentrekking van de spieren
Voor de afweer: antistoffen zijn eiwitten
Voor de hormonale werking: veel hormonen zijn eiwitten
Voor de bloedstolling: veel stollingsfactoren zijn eiwitten
Voor de werking van het zenuwstelsel: de overdracht van impulsen
Kunnen in noodgevallen als energiebron fungeren.
Eiwitten zijn ketens van aan elkaar gekoppelde aminozuren 1000den verschillende eiwitten maar
20 verschillende aminozuren
De koppeling tussen 2 aminozuren heet peptidebinding.
Je lichaam maakt alle eiwitten zelf. Daar heb je wel de 20 verschillende aminozuren voor nodig. 12
daarvan kan het lichaam ook zelf maken hoeven dus niet in voedsel te zitten.
De overige 8 worden de essentiële aminozuren genoemd. Die moeten in het voedsel aanwezig zijn.
Afbraak van eiwitten
Enzymen die eiwitten afbreken worden proteasen genoemd. Voorbeelden van proteasen zijn:
dipeptidase, pepsine & trypsine. De peptideverbindingen worden verbroken. De aminozuren die door
de afbraak ontstaan, kunnen via de darmwand in de bloedbaan worden opgenomen.
Mineralen
Tot mineralen behoren de zouten & de spoorelementen.
Zouten zijn verantwoordelijk voor de kristalloïd-osmotische waarde van het bloed & van het
weefselvocht. Opgelost in het bloed worden ze elektrolyten genoemd.
, lOMoARcPSD|6187340
Belangrijke zouten zijn kalium, natrium, chloride, fosfor, calcium & magnesium.
Spoorelementen zijn chemische elementen die meestal in veel kleinere hoeveelheden nodig zijn dan
elektrolyten. Voorbeelden zijn: ijzer, koper, aluminium, zink, chroom, mangaan, fluor & jodium. De
meeste spoorelementen zijn metalen.
ze worden onder andere ingebouwd in hormonen, vitaminen en enzymen.
Vitaminen
Zijn organische verbindingen. Het lichaam kan de meeste vitaminen niet maken, met uitzondering
van vitamine D & vitamine K.
In water oplosbare vitaminen kunnen gewoon in het bloed worden opgenomen. Vitamine B & C zijn
in water oplosbaar.
In vet oplosbare vitaminen kunnen niet zomaar vanuit de darm in het bloed worden opgenomen
want dat is te waterig. Het gaat om de vitaminen A, D, E & K.
Water
Heeft een belangrijke betekenis als oplosmiddel, als transportmedium en als warmtebuffer. Door
verdamping raakt je lichaam pet etmaal tussen de 2 & de 2.8 liter water kwijt.
Spijsverteringskanaal
Functies van het spijsverteringsstelsel:
Opname van voedsel uit het uitwendige milieu
Mechanische verkleining en menging van het voedsel
Chemische bewerking door enzymen
Vervoer van voedsel door het spijsverteringskanaal
Overdracht van de voedingsstoffen aan het bloed
Uitscheiding van onverteerde & onverteerbare stoffen.
Het spijsverteringskanaal is de holle verbinding tussen mondholte & anus. Lengte is ongeveer 8m.
Algemene bouw van de wand
Van binnen naar buiten bestaat de wand uit 4 lagen:
Mucosa (slijmvlies): is de epitheellaag die aan de lumen grenst. Bij het slijmvlies hoort
een onderliggende laag losmazig bindweefsel, de lamina propria mucosae. Daaraan
grenst de muscularis mucosae, een dun laagje glad spierweefsel. ondersteunen de afgifte
van klierproducten aan de lumen.
Submucosa: dikke bindweefsellaag met bloedvaten, lymfevaten, lymfatisch weefsel &
zenuwen. Hier liggen de grotere klieren van de mucosa ingezonken.
Muscularis: is het spiergedeelte van de wand. Bestaat uit glad spierweefsel en is verdeeld
in een binnenste laag kringspieren en daaronder een laag lengtespieren. Wanneer de
kringspieren samentrekken, wordt het lumen dichtgeknepen.
Serosa: is het viscerale blad van het buikvlies. Het is dun, glad vlies, bestaande uit mesotheel
op een basaalmembraan.
Peristaltiek
Manier hoe voedsel langs de slokdarm naar beneden wordt verwerkt, samenwerking tussen circulaire
en longitudinale spieren. Hier bevinden zich veel slijmopwekkende klieren