Fiscaal Concernrecht is beslist een van meest complexe vakken van de Master Fiscaal Recht & Fiscal Economics. Gedurende de taken wordt ingegaan op de fiscale problematiek van de grote, internationaal opererende onderneming. Uitgangspunt is de Nederlandse vennootschapsbelasting.
Heb jij oo...
Antwoorden Taken Fiscaal Concernrecht Master 2020/2021
Maastricht University
Inhoud
Taak 1 Een maatje te groot.....................................................................................................................2
Taak 2 Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken...........................................................................................6
Taak 3 Averroes Capital UA..................................................................................................................10
Taak 4 Companhia de Electricidade de Portimão SA............................................................................20
Taak 5 Lemon Electronics.....................................................................................................................26
Taak 6 Laboratoires Mirabeau SA.........................................................................................................32
Taak 8 Free Invested Capital BV...........................................................................................................50
Taak 9 Gemeenschappelijke Afvalinzameling Noorbeek-Mheer NV.....................................................56
Taak 10 VENKA Research BV.................................................................................................................64
Taak 11 MACOM BV.............................................................................................................................70
Taak 13 Herman-Dirk Supergoed..........................................................................................................78
Taak 14 European Messenger Services NV...........................................................................................89
,Taak 1 Een maatje te groot
Vera Pelle NV is de in Nederland gevestigde moedermaatschappij van een internationaal kleding-
concern, waarvan de aandelen aan verschillende Europese effectenbeurzen staan genoteerd. In 2009
besluit zij om een nieuwe winkelketen op te zetten onder de naam Puissant. Het aanbod van de
winkels zal bestaan uit mode in de grotere maten.
Vera Pelle NV richt voor de winkelketen een nieuwe dochtermaatschappij op met de naam Puissant
Holding BV. Deze BV heeft bij de oprichting een geplaatst en gestort kapitaal van € 18.000, dat geheel
in het bezit komt van Vera Pelle NV.
Vera Pelle NV
100% 100%
Puissant Holding BV Vera Amsterdam BV
Lening €3.000.000
8% zakelijke rente
Looptijd 10 jaar.
Wat is de verhouding?
Puissant Holding BV en Vera Amsterdam BV zijn 100% dochtermaatschappijen van Vera Pelle NV.
Vera Pelle NV heeft dus 100% bezit van de aandelen van Puissant en Vera Amsterdam, dus Vera Pelle
NV heeft een deelneming in beide ogv art 13 lid 2 sub a Wet VPB. Puissant Holding BV & Vera
Amsterdam BV zijn verbonden lichamen ogv art 10a lid 4 sub c Wet VPB (zustermaatschappijen)
Puissant Holding BV ontvangt voor de financiering van haar activiteiten verder een lening van
€ 3.000.000 van Vera Amsterdam BV. Vera Amsterdam BV is een 100%-dochtermaatschappij van
Vera Pelle NV. Puissant Holding BV moet over deze lening aan Vera Amsterdam BV een vaste,
zakelijke rente van 8% per jaar betalen. De verschuldigde rente wordt bijgeschreven op de hoofdsom
en moet tegelijkertijd met de hoofdsom worden afgelost. De lening heeft een looptijd van 10 jaar.
Om wat voor lening gaat het hier?
Stap 1: Civielrechtelijke duiding
Ten eerste moet worden nagegaan of er in het geheel genomen sprake is van een geldlening, oftewel
vreemd vermogen. Het kan immers zo zijn dat de geldverstrekking als kapitaal gekwalificeerd wordt.
In de taak is gegeven dat er een lening is, daarmee is de civielrechtelijke vorm van een lening
gegeven.
Stap 2: Fiscaalrechtelijke duiding
Kwalificatie van de lening, is er sprake van een verstrekking van vreemd vermogen? Wordt er aan de
criteria voldaan waaronder een civielrechtelijke lening voor de bel plichtige niet als VV maar als EV
wordt behandeld?
,Is er sprake van een van de drie uitzonderingen? (bodemloze-put financiering, schijnlening,
deelnemerschapslening) Nee, aangezien een zustermaatschappij de lening verstrekt is er geen sprake
van een deelneming. Verder zijn de wettelijke aftrekbeperkingen zoals art 10a en art 10b Wet VPB
ook niet van toepassing.
Dus we hebben fiscaal te maken een verstrekking van VV.
Stap 4: Toetsen onzakelijke lening (toetsen of een lening al dan niet zakelijk is): Indien sprake is van
een geldlening die onder zodanige omstandigheden is verstrekt dat aan deze een debiteurenrisico is
verbonden dat door een derde niet zou zijn aanvaard. I.c. is gegeven dat er sprake van een zakelijke
rente. Verder zijn er zakelijke afspraken gemaakt: duidelijke aflossingsafspraken én bijbehorende
aflossingen. Hier is gewoon sprake van een zakelijke lening.
Conclusie: de betaalde rente is aftrekbaar bij Puissant en de ontvangen rente is belast bij Vera
Amsterdam BV
De winkelketen brengt niet het succes dat ervan werd verwacht. De nog te verrekenen verliezen van
Puissant Holding BV zijn eind 2017 opgelopen tot € 5.000.000. Vera Amsterdam BV heeft de lening op
Puissant Holding BV (hoofdsom en bijgeschreven rente) in dat jaar volledig afgewaardeerd ten laste
van haar winst. Die bedraagt op dat moment € 4.920.000.
Vanwege de slechte gang van zaken wordt in 2018 bij Puissant Holding BV tot de volgende
maatregelen besloten:
1. Vera Amsterdam BV scheldt aan Puissant Holding BV de schuld uit hoofde van de op de hoofdsom
van de lening bijgeschreven rente ter grootte van € 1.920.000 kwijt.
Wat als de lening niet meer wordt terugbetaald? Lening mag worden afgewaardeerd.
Wanneer we ervan uit gaan dat er sprake is van een ‘gewone’ lening, mag Vera Amsterdam
BV het bedrag van de kwijtschelding als verlies nemen. Bij Puissant Holding BV valt deze
kwijtscheldingswinst ex 1.920.000 onder de vrijstelling van artikel 3.13 lid 1 onder a Wet IB
2001 jo. artikel 8 lid 1 Wet Vpb 1969 (kwijtscheldingswinstvrijstelling). De nog te verrekenen
verliezen (verlies uit oude jaren wat nog te verrekenen is + verlies van het jaar zelf) is bedragen
5.000.000 euro. De kwijtscheldingswinst is lager dan de verliezen, dus aan de kwijtscheldingswinst
kom je niet toe.
Zou de vrijvalwinst groter zijn geweest dan de verliezen, dan is voor dat verschil de vrijstelling van
toepassing.
De kwijtscheldingswinst is alleen van toepassing als het gaat om ‘ het prijsgeven van niet voor
verwezenlijking vatbare rechten’ (Als schuldeisers hun vordering laten vallen omdat zij die toch niet
kunnen incasseren). Als er een kwijtschelding is om niet zakelijke redenen, is er sprake van een
informele dividenduitkering (De schuldenaar wordt immers bevooroordeeld door de kwijtschelding)
aan Pelle gevolgd door een niet-aftrekbare informele kapitaalstorting aan Puissant Holding. Je moet
goed kijken of iets gebeurt in de verhouding schuldenaar - schuldeiser of zusjes. Hier
gaat het slecht met de onderneming, dus kan je ervan uitgaan dat het gebeurt in de verhouding
schuldenaar - schuldeiser.
2. De hoofdsom van de lening, € 3.000.000, draagt Vera Amsterdam BV over aan Vera Pelle NV voor
€ 1.
,Welke gevolgen heeft de overdracht door Vera Amsterdam BV aan Vera Pelle NV van haar vordering
van € 3.000.000 uit hoofde van de lening aan Puissant Holding BV voor de heffing van
vennootschapsbelasting van Vera Amsterdam BV en Vera Pelle NV?
Op dergelijke situaties is artikel 13b Wet Vpb 1969 van toepassing. Dit artikel regelt onder andere
situaties waarin een vordering is afgewaardeerd en vervolgens wordt vervreemd. Voor de toepassing
van het artikel is noodzakelijk dat een schuldvordering is afgewaardeerd ten laste van de in
Nederland belastbare winst. Een afwaardering van een onzakelijke geldlening valt derhalve buiten
het artikel.
Art 13b wilt voorkomen dat een vordering in NL, wordt overgedragen naar een concern in een ander
land waar weinig belasting over de winst wordt geheven.
Artikel 13b lid 1 schrijft voor dat een bedrag, gelijk aan de ten laste van de in Nederland
belastbare winst gebrachte afwaardering op de vordering, tot de winst van de crediteur wordt
gerekend, ingeval de vordering wordt vervreemd of overgebracht als bedoeld in lid 2.
Vervreemding/overdracht is in dit geval: vervreemding aan een verbonden lichaam of overbrenging
naar een buiten NL gedreven (gedeelte van) onderneming.
De afwaardering wordt in dat geval dus als het ware teruggenomen. Wil artikel 13b van
toepassing zijn, is het vereist dat de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam een
deelneming heeft in de debiteur. Met deelneming is slechts beoogd aan te geven dat het
verbonden lichaam een belang in de schuldenaar moet hebben dat voldoet aan de criteria als
bedoeld in artikel 13 lid 2 Wet Vpb 1969.
De sanctie als bedoeld in lid 1 doet zich voor als er voldaan is aan de voorwaarden als bedoeld in lid 1
van artikel 13b Wet Vpb 1969 en er een ‘besmette handeling’ plaatsvindt als bedoeld in lid 2 van het
artikel.
Als we echter uitgaan van een zakelijke lening, is artikel 13b Wet Vpb 1969 wel van toepassing. Het
gaat namelijk om een schuldvordering op een lichaam waarin de belastingplichtige of een met hem
verbonden lichaam ex artikel 10a een deelneming heeft. Vera amsterdam BV en Vera Pelle NV zijn
verbonden lichamen ogv art 10a lid 4 sub a. Vera Amsterdam BV verschaft een lening aan Puissant
Holding BV, waarin een verbonden lichaam (Vera Pelle NV) een deelneming heeft. Deze vordering is
afgewaardeerd ten laste van de winst. Er doet zich een situatie voor als bedoeld in lid 2 sub a, nu de
hoofdsom van de lening wordt overgebracht aan Vera Pelle NV.
Het bedrag ter grootte van 3.000.000 euro (de afwaardering) moet dus op grond van artikel 13b Wet
Vpb 1969 weer opgeteld worden bij winst van Vera Amsterdam BV.
De vordering zal dus bij Vera Pelle NV voor 1 euro op de balans komen te staan. Verder gebeurt er
niks bij Vera Pelle NV.
(LET OP: Vera Amsterdam BV heef de lening op Puissant Holding BV (hoofdsom en
bijgeschreven rente) in dat jaar volledig afgewaardeerd ten laste van haar winst)
3. Vera Pelle NV zet de lening daarna om in nominaal aandelenkapitaal van Puissant Holding BV.
Welke gevolgen heeft de omzetting van de overgenomen vordering ad € 3.000.000
in nominaal aandelenkapitaal van Puissant Holding BV voor de heffing van
vennootschapsbelasting van Vera Pelle NV en Puissant Holding BV?
Op deze situatie is artikel 13ba Wet Vpb 1969 van toepassing. Dit artikel heeft betrekking op de
situatie waarin de belastingplichtige een schuldvordering heeft op een lichaam waarin hij of een met
hem verbonden lichaam een deelneming bezit. Indien deze schuldvordering is afgewaardeerd ten
,laste van de in Nederland belastbare winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden
lichaam en er zich ten aanzien van die schuldvordering een besmette gebeurtenis voordoet, wordt
hetgeen dat is afgewaardeerd gerekend tot de winst van de crediteur (belastingplichtige). De
crediteur wordt dus met een sanctie geconfronteerd.
13ba biedt echter een mogelijkheid tot winstvrijstelling art 13ba lid 5 Hier kan ook een
opwaarderingsreserve voor gevormd worden. Het verlies wat je hebt genomen moet worden
teruggenomen, maar een opwaarderingsreserve kan worden gevormd. De opwaarderingsreserve valt
vrij als de deelneming winstgevend wordt (naarmate de aandelen van de deelneming stijgen). In dat
geval hoeft er niet direct afgerekend te worden.
Wil artikel 13ba van toepassing zijn, moet er voldaan zijn aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
- de belastingplichtige heeft een schuldvordering op een lichaam waarin hij of een met hem
verbonden lichaam een deelneming (geen belegginsdeelneming lid 14) heeft; Voldaan
- deze schuldvordering is afgewaardeerd ten laste van de in Nederland belastbare winst van
de belastingplichtige of van een met hem verbonden lichaam; Voldaan
- ten aanzien van deze schuldvordering doet zich een ‘besmette’ gebeurtenis als bedoeld in lid
2 voor. (omzetting in aandelen/winstbewijzen of op een andere manier gaat functioneren als
eigen vermogen van schuldenaar/ wordt prijsgegeven) Voldaan
In casu draagt Vera Amsterdam BV de lening over aan Vera Pelle BV, waarna Vera Pelle BV de lening
omzet in nominaal aandelenkapitaal. Deze situatie voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel
13ba Wet Vpb 1969. Dit zou betekenen dat Vera Pelle NV hetgeen dat is afgewaardeerd (3mil) tot de
winst moet rekenen. ECHTER!, art 13b was al reeds van kracht, waardoor het afgewaardeerde bedrag
al tot de winst van Vera Amsterdam is gaan behoren. Lid 3 van artikel 13ba Wet Vpb 1969 bepaalt
dat indien artikel 13b reeds van toepassing is geweest op een verbonden lichaam, artikel 13ba niet
ook nog toepassing kan vinden. Lid 4 bepaalt dat indien er sprake is van prijsgeving art 13ba ook nvt
is.
Als daar tegenover aandelenkapitaal wordt uitgereikt betekend dat wanneer de aandelen in waarde
gaan stijgen DNV van toepassing is
De belastbare winst van Puissant Holding BV over 2018 is, als geen rekening wordt gehouden met de
fiscale gevolgen van deze maatregelen, € 50.000 negatief.
,Taak 2 Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken
Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV te Gent (B) is een vennootschap naar
Belgisch recht die zich bezighoudt met de vervaardiging van bakkersproducten.
Van haar geplaatste en gestorte kapitaal is sinds 1985 25% in het bezit van
KVWF Holding BV.
Vereenigde Meelfabrieken NV
| 100% oprichting door uitgifte van aandelen
KVWF Holding BV
| 25%
Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV
Vereenigde Meelfabrieken NV verkrijgt de aandelen van KVWF Holding BV door
de oprichting. VM NV heeft daarmee een deelneming in KVWF Holding BV ogv art
13 lid 2 sub a Wet VPB. Beide zijn belastingplichtig voor de VPB ogv art 2 lid 1
onderdeel a Wet VPB. KVWF Holding BV heeft een deelneming in KVWF NV (het
aandelenbezit is hoger dan 5%, nl 25%), ogv art 13 lid 2 onderdeel a Wet VPB.
Fiscale beleggingsinstelling is niet van toepassing. Er is geen sprake
van een beleggingsdeelneming, aangezien er een materiële
onderneming wordt gedreven door de Belgische dochter. Deze
activiteiten liggen in het verlengde van de activiteiten van de moeder,
dus de holding vervult hier een schakelfunctie in. Ze houd de aandelen
in het belang van het concern. Art 13 lid 8 is niet van toepassing. Dus
voor beide participaties is de DNV van toepassing. Hierdoor blijven alle
voordelen uit hoofde van een deelneming, buiten het bepalen van de winst. De
aankoopkosten van KVWF NV vallen ook onder de DNV ogv art 13 lid 1 Wet VPB.
Deze heeft de aandelen Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV toen voor
een prijs van, omgerekend, € 1.400.000 op de Brusselse effectenbeurs
gekocht. KVWF Holding BV heeft geen andere bezittingen dan het belang
van 25% in het nominaal geplaatst en gestort kapitaal van de Koninklijke
Vlaamse Wafelfabrieken NV. KVWF Holding BV is een volledige
dochtermaatschappij van de NV Vereenigde Meelfabrieken te Leiden. Deze
heeft KVWF Holding BV in 1985 opgericht, enkel voor de verwerving van
de aandelen Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV. NV Vereenigde
Meelfabrieken heeft toen alle aandelen KWF Holding BV bij de oprichting
verkregen door storting van het nominale bedrag. Dit was, omgerekend, €
1.400.000. KVWF Holding BV heeft dit bedrag gebruikt voor de aankoop van de
aandelen Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV.
In 2008 bereikt de NV Vereenigde Meelfabrieken met John Smith Inc.
overeenstemming over de overneming van de aandelen Koninklijke Vlaamse
Wafelfabrieken NV voor een bedrag van € 1.000.000 door John Smith Inc. De
overneming zal geheel plaatsvinden in aandelen John Smith Inc., die zullen
,worden uitgeven aan KVWF Holding BV. Die aandelen vertegenwoordigen een
belang van 6% in het kapitaal van John Smith Inc. John Smith Inc. is een
Amerikaanse vennootschap waarvan de aandelen aan de New Yorkse
effectenbeurs worden verhandeld.
Welke gevolgen heeft de ruil van de aandelen Koninklijke Vlaamse
Wafelfabrieken NV in 2007 voor de heffing van vennootschapsbelasting van
KVWF Holding BV?
Deze 25% aandelen zullen worden overgenomen door John Smith Inc voor een
bedrag van 1.000.000 euro. De overneming zal geheel plaatsvinden in aandelen
John Smith Inc, die worden uitgegeven aan KVWF Holding BV.
Als NV Vereenigde Meelfabriek de aandelen van KVWF NV verkoopt in ruil voor
aandelen van John Smith Inc. is sprake van een aandelenruil. Deze ruil is een
aandelenfusie waarbij een lichaam de uitstaande aandelen van een ander
lichaam overneemt. De contractspartners bij een aandelenfusie zijn het
overnemende lichaam (John Smith Inc) en de aandeelhouders van het
overgenomen lichaam (KVWF Holding BV). De tegenprestatie voor de ontvangen
uitstaande aandelen in het overgenomen lichaam bestaan uit uitgifte van
aandelen door de overnemende vennootschap.
De aandelen zijn 1.400.000 euro waard en worden verkocht tegen 1.000.000
euro. Er wordt dus een verlies geleden door de verkoop van de aandelen ter
grootte van 400.000 euro. Het vervreemdingsresultaat blijft door de werking van
de deelnemingsvrijstelling buiten aanmerking, Aangezien KVWF Holding BV 25%
van de aandelen in Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV had tot de verkoop.
KVWF Holding BV krijgt een deelneming in John Smith Inc. Het ontvangt immers
meer dan 5% (6%) van het AK, art 13 lid 2 Wet VPB. Als we kijken naar het
herkomst van een belang mogen we ervanuit gaat dat deze participatie niet met
het oogmerk van beleggen gehouden wordt.
In 2013 besluit de NV Vereenigde Meelfabrieken tot liquidatie van KVWF Holding
BV. De liquidatie wordt nog hetzelfde jaar voltooid. De aandelen John Smith Inc.
worden als liquidatie-uitkering aan de NV Vereenigde Meelfabrieken
overgedragen. Zij hebben dan een beurswaarde van € 950.000.
Heeft NV Vereenigde Meelfabrieken voor de vennootschapsbelasting recht op
aftrek van een verlies in verband met de liquidatie van KVWF Holding BV? Zo
ja, wanneer en tot welk bedrag?
NV Vereenigde meelfabrieken leidt hierdoor een liquidatieverlies. Dit
liquidatieverlies is aftrekbaar van de VPB, omdat deze niet valt onder de
deelnemingsvrijstelling (Art 13d lid 1 VPB). Het liquidatieverlies dat voor aftrek in
aanmerking komt, is het door de moedermaatschappij voor de verkrijging van de
deelneming opgeofferde bedrag (uitgangspunt is de verkrijgingsprijs) verminderd
met het totaal van de ontvangen liquidatie-uitkeringen (art 13d lid 2 Wet VPB).
In casu bedraagt het liquidatieverlies van NV Vereenigde Meelfabrieken ogv art
13d lid 6 tweede volzin Wet VPB € 1.400.000 (opgeofferde bedrag) - € 950.000
(lid 3) (beurswaarde ontvangen aandelen als liquidatie-uitkering). NV Vereenigde
Meelfabrieken mag dit bedrag van €450.000 in beginsel in mindering brengen op
de winst.
Artikel 13d lid 4 Wet Vpb stelt echter een maximum aan het bedrag dat in
mindering mag worden gebracht op de winst. Indien onmiddellijk of middellijk tot
het vermogen van het ontbonden lichaam een deelneming heeft behoord die
,deel uitmaakt van de liquidatie-uitkering, zoals hier het geval is, en die in waarde
is gedaald sedert de verkrijging van de deelneming in het ontbonden lichaam,
wordt het liquidatieverlies slechts in aanmerking genomen voor zover dit verlies
het bedrag van die waardedaling te boven gaat.
De aandelen waren bij de verkrijging van de aandelen John Smith Inc 1.000.000
euro waard en nu nog maar 950.000 euro. Er is in casu dus een waardedaling van
50.000 euro. Daarnaast is De Koninklijke Wafelfabrieken gedaald van 1.400.000
euro naar 1.000.000. Er is dus een totale waardedaling van 450.000 euro. Er mag
een bedrag van 450.000 - 450.000 = 0 euro in mindering worden gebracht.
NV VMF mag dan de verkrijgingsprijs van de aandelen John Smith Inc wel
verhogen met de waardedaling ex artikel 13 lid 6 Wet Vpb 1969.
In 2013 mag ook het liquidatieverlies in aftrek komen ogv art 13d lid 11
onderdeel b Wet VPB.
Zodra NV Vereenigde Meelfabrieken de aandelen van John Smit Inc. krijgt uit de
liquidatie-uitkering, wordt John Smith Inc. een deelneming van deze NV, art 13 lid
2 sub a VPB (6%>5%).
In het voorstel wet aanpassing liquidatie- en stakingsverliesregeling staat dat
liquidatieverliezen boven de €1M die afkomstig zijn buiten de EU/EER niet meer
aftrekbaar zijn voor de Nederlandse VPB. Ook moet er sprake zijn van een belang
van 25% of meer i.p.v. 5% of meer. In 2008 zijn de aandelen van Koninklijke
wafelfabrieken NV overgenomen door John Smith Inc. Voor deze overname heeft
John Smith Inc. haar eigen aandelen gebruikt die 6% van haar kapitaal
vertegenwoordigen. KVWF Holding BV houdt deze aandelen. In het voorstel wet
aanpassing liquidatie- en stakingsverliesregeling zou het liquidatieverlies van NV
Vereenigde meelfabrieken niet meer aftrekbaar zijn voor de VPB, omdat het
belang maar 6% bedraagt.
Op 31 december 2015 verkoopt NV Vereenigde Meelfabrieken de helft van
de door haar gehouden aandelen John Smith Inc. tegen een prijs van € 450.000.
(fiscale gevolgen vervreemding deelneming)
Behoort het resultaat dat NV Vereenigde Meelfabrieken in 2010 bij de verkoop
van de aandelen John Smith Inc. realiseert, tot haar belastbare winst?
Door verkoop van de helft van de aandelen wordt niet langer aan het 5%-vereiste
van art 13 lid 2 wet VPB voldaan. NV bezit immers nog maar 3% van de aandelen
in John Smith Inc. Art 13 lid 16 Wet VPB bepaalt dat de vrijstelling nog van
toepassing blijft op een aflopende deelneming gedurende een periode van drie
jaar, indien er geen sprake meer is van een deelneming omdat er niet aan de
bezitseis wordt voldaan. NV Vereenigde Meelfabrieken bezat immers 6% van de
aandelen in John Smith Inc. Aan de voorwaarde die lid 16 stelt wordt voldaan.
Voordelen en de aan- en verkoopkosten die hieruit opkomen vallen dus nog altijd
onder de DNV.
De boekwaarde van het belang bedraagt 475.000 De verkoop vindt plaats tegen
een prijs van €450.000. Hierdoor ontstaat een verlies van €25.000. Het verlies
valt nog binnen de DNV, dus kan niet tlv de winst worden gebracht. (ervan
uitgaande dat het geen beleggingsdeelneming/ niet-kwalificerende deelneming
betreft).
,De aandelen in John Smith Inc. die NV Vereenigde Meelfabrieken behoudt, zijn
eind 2016 € 560.000 waard, eind 2017 € 740.000 en eind 2018 € 900.000.
De deelnemingsvrijstelling is dus nog 3 jaren van toepassing, gerekend vanaf het
tijdstip dat niet meer wordt voldaan aan de 5%-eis. In casu is de
deelnemingsvrijstelling nog van toepassing in de jaren 2016, 2017 en 2018.
Vanaf 31 december 2018 is de deelnemingsvrijstelling niet meer van toepassing
op het belang in John Smit Inc. Dan is er sprake van een sfeerovergang. Voor de
waardeverandering die tot dat moment nog niet tot uitdrukking is gebracht in de
boekwaarde van het belang moet een onbelaste compartimenteringsreserve
worden gevormd (OCR) ogv art 28c Wet VPB.
Op grond van artikel 28c lid 2 wordt de grootte van de
compartimenteringsreserve gesteld op het verschil tussen de waarde in het
economische verkeer van het belang op het tijdstip direct voorafgaande aan een
sfeerovergang en de boekwaarde daarvan.
900.000 euro is de waarde in het economisch verkeer op het moment
voor de sfeerovergang. Boekwaarde van het belang is 950.000 (=6%) / 2
= 475.000 euro. Het verschil hiertussen 900.000 - 475.000 = 425.000
euro wordt dus in de onbelaste compartimenteringsreserve gestopt.
De boekwaarde van het belang in John Smit Inc. wordt op het moment
van de sfeerovergang naar €900.000 verhoogd ogv art 28c lid 2 laatste
volzin Wet VPB.
In de loop van 2019 verkoopt de NV Vereenigde Meelfabrieken ook de
overgebleven aandelen John Smith Inc. De verkoopprijs bedraagt € 875.000.
Ze worden verkocht voor 875.000 euro. De boekwaarde is 900.000 euro. Als in
2019 de resterende aandelen worden verkocht ontstaat er een
vervreemdingsverlies van €25000 op John Smit Incl. De deelnemingsvrijstelling is
niet meer van toepassing dus 25.000 ka ik aftrek worden gebracht op de
belastbare winst.
De compartimenteringsreserve valt op grond van artikel 28c lid 4 vrij: deze hoeft
niet te worden toegevoegd aan de winst. De reserve valt onbelast vrij. Een
belaste reserve wordt wel aan de winst toegevoegd.
John Smith Inc. bezat, toen zij het belang van NV Vereenigde Meelfabrieken
overnam, zelf al alle andere aandelen (75% van het nominaal geplaatste en
gestorte kapitaal) in Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV. Zij heeft deze
aandelen in 1989 op de Brusselse effectenbeurs gekocht voor een bedrag
van, omgerekend, € 3.000.000.
Nadat John Smith Inc. het belang van NV Vereenigde Meelfabrieken in
Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV verworven heeft, draagt zij alle aandelen
in Koninklijke Vlaamse Wafelfabrieken NV (100% van het nominaal
geplaatste en gestorte kapitaal) over aan haar Nederlandse
dochtermaatschappij John Smith Nederland BV, waarvan zij alle aandelen bezit.
John Smith Nederland BV geeft als tegenprestatie aandelen in haar kapitaal uit
met een waarde in het economisch verkeer van € 5.000.000. Dit komt overeen
met de waarde in het economisch verkeer van die aandelen op dat
moment. De nominale waarde van de door John Smith Nederland BV uitgegeven
aandelen bedraagt bij de uitgifte € 3.500.000.
In 2019 besluit de algemene vergadering van aandeelhouders van Koninklijke
Vlaamse Wafelfabrieken NV in verband met snel oplopende verliezen tot
, sluiting van alle fabrieken en ontbinding van de vennootschap. De
vereffening wordt pas na 5 jaar voltooid. John Smith Nederland BV ontvangt geen
liquidatie-uitkering.
Heeft John Smith Nederland BV voor de vennootschapsbelasting recht op aftrek
van een verlies in verband met de liquidatie van Koninklijke Vlaamse
Wafelfabrieken NV? Zo ja, wanneer en tot welk bedrag?
John Smith Nederland BV bezit alle aandelen van Koninklijke Vlaamse
Wafelfabrieken NV. De tegenprestatie hiervoor bedraagt 5.000.000 euro.
Hier is artikel 13d Wet Vpb 1969 wederom van toepassing. Lid 2 bepaalt wat er
onder het liquidatieverlies moet worden verstaan. Het liquidatieverlies is het
bedrag waarmede het door de belastingplichtige voor de deelneming opgeofferde
bedrag het totaal van de liquidatie-uitkering overtreft. Het opgeofferde bedrag in
de liquidatie-uitkering is derhalve het aftrekbare liquidatieverlies. 5.000.000 - 0 =
5.000.000 liquidatieverlies.
Lid 7 stelt echter een maximum aan het in aanmerking te nemen liquidatieverlies
indien aandelen worden verkregen van een verbonden lichaam en deze aandelen
tot een deelneming gaan behoren. Het opgeofferde bedrag wordt niet hoger
gesteld dan het bedrag dat door dat lichaam voor die aandelen of bewijzen van
deelgerechtigdheid is opgeofferd. Je moet dus kijken wat John Smith Inc.
heeft opgeofferd.
(Lid 7 is buitenlandse situatie, lid 6 is binnenlandse situatie)
De 75% aandelen zijn door John Smith Inc verkregen voor 3.000.000 euro. De
overige 25% is verkregen tegen een bedrag van 1.000.000 euro. De liquidatie-
uitkering is 0. Het opgeofferde bedrag bedraagt dus 4.000.000 euro. Het
liquidatieverlies is dus 4.000.000 euro. De tweede volzin geeft wel een
uitzondering. In dat geval kan er wel een liquidatieverlies van 5.000.000
euro genomen worden. mits aangetoond kan worden dat er over de
waardestijging een naar Nederlandse maatstaven reële heffing is
geheven.
Artikel 13d lid 11 bepaalt wanneer je het verlies in aanmerking moet nemen. Dit
moet na de vereffening, dus in casu na 5 jaren.
Taak 3 Averroes Capital UA
Averroes Capital UA (ACI) is een in Nederland gevestigde coöperatie met twee leden, Ibn
Khaldun Investment Fund en Al-Ghazali Investment Fund. Ibn Khaldun Investment Fund en Al-
Ghazali Investment Fund zijn beleggingsfondsen die in Dubai zijn gevestigd. Beide fondsen houden
zich bezig met het beleggen van vermogen. Zij hebben het door hen te beleggen vermogen
verkregen door uitgifte van participaties. Elk fonds heeft als houders van de participaties de
leden van een rijke familie uit Dubai. De leden van de twee families wonen allen in Dubai.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Futureprooffinancial. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €25,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.