Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Financiële instellingen €5,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Financiële instellingen

 41 vues  0 fois vendu

samenvatting van de slides en uitleg van prof Meir in de lessen.

Aperçu 3 sur 27  pages

  • 4 janvier 2021
  • 27
  • 2020/2021
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (7)
avatar-seller
zoevanoevelen
Financiële instellingen = banken
Module 1: taken, producten en risico’s
1. Taken
- Wat doet een bank
- Wat zijn banken/ kredietinstellingen?
o Banken: courant taalgebruik
o Kredietinstellingen: wat de wetgever gebruikt
o Ondernemingen die gelddeposito’s in ontvangst nemen van het publiek (vb.
geld op een spaarrekening) en kredieten verlenen voor eigen rekening
 Voor eigen rekening: gebruikt het geld van spaarrekeningen voor krediet
te geven aan anderen, voor eigen risico
 Vb. bank gebruikt geld voor krediet aan bakker te geven, maar deze gaat
failliet
 Wie draagt het verlies van het krediet? BANK
 Bank moet beide activiteiten uitvoeren om een bank te zijn
 Bank doet aan intermediatie: treedt op als tussenpersoon

1.1. Intermediatie
- Kredietgevers hebben spaaroverschotten en kredietnemers hebben
spaartekorten
- Beiden gaan naar de bank – bank is de tussenpersoon
- Kan ook via een financiële markt (kapitaalmarkt, beurs)
- 2 mogelijke kanalen voor kredietgevers en kredietnemers om in contact te
komen met elkaar: via de financiële markt en via de bank
- Vraag 1: wat is het nut van deze
kanalen?
o Wat is het nut van de mogelijkheid
om te sparen/lenen?
 Wat als er geen bank of
financiële markt is?
 Van Z naar Q door te
investeren
 Blauwe curve is alle
mogelijke combinaties
tussen C1 en C2
 Y1 en Y2 zijn
 C1 dit jaar bepaalt C2
volgend jaar
 Stopt bij Z want voorbij Z
consumeer je meer als het inkomen
 Rendement = opbrengst/
investering
 Rendement daalt als de
investering stijgt -> FYL is
concaaf
 Het nut is bepaald door C1 en
C2: U (C1, C2) = utility = nut
 Elk punt op de nutscurve is een
combinatie van C1 en C2, alle
punten die hetzelfde nut
opleveren
1

,  Keuze (C1, C2) zodat het nut maximaal is -> haalbaar gebied =
onder en links van FYL
 Maximaal nut binnen dit gebied: U’’ = punt Q
 Wat als er wel een bank is?
 Lenen is wel mogelijk
 Goederen vooruit verkopen – nu
al verkopen maar pas later
leveren
 Groter consumptieniveau, een
stuk van Y2 krijg je nu al en dus
ook al opdoen
 Keuze tussen fysiek of financieel
te investeren
 C2 = Y2 – als je niets anders
doet
 C2 = Y2 + (Y1 – C1) – sparen
 C2 = Y2 + (Y1 – C1) + (Y1 – C1) r met r = rente
 Rente en sparen krijgen dezelfde rente
 Sparen kan zowel positief als negatief zijn
 -> C2 = Y2 + (Y1 – C1) (1+r)
-> C2 = [Y2 + (1 + r) Y1] – (1 + r) C1 - [] is snijpunt y-as en is
maximale C2 als C1 = 0
 Haalbaar gebied: maximaal nut in Q* in U”*
-> hoger nut door de financiële markt = reden waarom de financiële
markt bestaat




 Helling van r veranderen
 Investeren van Z naar Q –
fysiek investeren en dan op die
curve zoeken naar een
optimaal nut
 Fysiek investeren combineren
met financieel sparen


 Fysiek investeren en fysiek
lenen


2

,  Bewegingen geven een hogere nutscurve
 Fysiek investeren vb. een huis – een variabel rendement, vaak geen
spaarcenten hierin steken, maar wel een lening aangaan
o Elk individu kan zo op een hogere nutscurve terecht komen
- Vraag 2: wat zijn de voordelen van de bank vs. de financiële markt? En wat is de
meerwaarde van de bank?
o Een bank doet aan intermediatie en transformatie (omzetting), beurs doet
maar 1 omzetting -> bank kan rekening houden met voorkeursprofielen
 Op termijn – belangrijkste
 Korte termijn omzetten in lange termijn
 Gemiddelde looptijd van deposito’s (spaarboekje, kasbon) is kleiner
dan de looptijd van een krediet (hypotheeklening)
 Kredietgever geeft voorkeur aan korte termijn, dan kunnen ze direct
aan hun geld en kredietgever geeft voorkeur aan lange termijn
 Op schaal
 Klein naar groot omzetten
 Gemiddelde deposito = 10 000 euro
 Gemiddelde omvang krediet = 100 000 euro
 Kredietgever: kleine omvang en kredietnemer: grote omvang
 Bank neemt verschillende deposito’s samen om zo 1 krediet te
geven
 Munt
 Niet in alle banken en komt niet zo vaak voor
 Munt van deposito’s kan verschillen van de munt kredieten
 Vb. euro en dollar
 Voorkeuren qua munt kunnen verschillen
 Zetten munt X om in munt Y
o Voor kredietgever
 Grote keuze aan beleggingsproducten
 Kasbonnen
 Spaarboekje: onmiddellijk aan geld, rente en geld gaat niet weg
 Termijnrekeningen
 Enkel verlies bij faling van de bank: niemand houdt van risico dus is de
bank de beste oplossing
o Voor kredietnemer
 Vaak enige mogelijke financieringsbron voor Kmo’s en particulieren of
gezinnen
 Financiële markt is vaak enkel toegankelijk voor grote bedrijven
 Dit is moeilijker voor kmo’s aangezien ze niet bekend zijn

o Debetrente: rente die de bank krijgt op haar kredieten
creditrente: rente die de bank moet betalen
 Rentewinst: verschil tussen ontvangen en betaalde rente, in euro
 Rentemarge = rentewinst/ balanstotaal, in percent
 Rente ligt vast, bank kan alleen de
commerciële marge bepalen
 Transformatiemarge: krijg ja als bank
voor het omzetten van 5 jaar naar 10
jaar = marktrente 10 jaar – marktrente 5
jaar


3

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur zoevanoevelen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49
  • (0)
  Ajouter