Bestuursrecht samenvatting JIB1 Colleges van week 1 tot en met week 7 uitgewerkt.
Samenvatting Jurist in bestuur, onderdeel bestuursrecht JIB1 Hbo rechten jaar 2
Aantekeningen bestuursrecht
Tout pour ce livre (64)
École, étude et sujet
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Rechtsgeleerdheid
Bestuursrecht: Inleiding
Tous les documents sur ce sujet (39)
Vendeur
S'abonner
Studiebol20
Avis reçus
Aperçu du contenu
Bestuursrecht: inleiding
1. inleiding
Van voor en tegen het overheidsbestuur.
- Instrumentarium van het overheidsbestuur;
- Normen voor het overheidsbestuur;
- (rechtsbescherming)mogelijkheden voor betrokkenen om zich tegen het overheidsbestuur te
verzetten.
kenmerkend voor het bestuursrecht zijn instrument en waarborg. Het bestuursrecht gaat over de actieve
bemoeienis van de overheid met de samenleving.
Dat het overheidsbestuur niet alleen als iets noodzakelijks wordt ervaren blijkt uit het feit dat burgers
voortdurend een beroep doen op allerlei overheidsinstanties. Over de vraag wat tot de zorg van de
overheid behoort, bestaat geenszins consensus: wat de een als een typische overheidstaak beschouwt,
ervaart de ander als een inbreuk op zijn vrijheid en daarmee als ongewenste overheidsinterventie.
Uit art. 2:5 BW blijkt dat rechtspersonen dezelfde privaatrechtelijke bevoegdheden hebben als natuurlijke
personen. De organen genoemd in art. 2:1 BW bezitten rechtspersoonlijkheid, deze lichamen beschikken
over de normale privaatrechtelijke bevoegdheden en rechten. Ook strafrechtelijke bepalingen kunnen
gelet op art. 91 Sr van toepassing worden verklaard op overtreding van bestuursrechtelijke voorschriften.
De privaatrechtelijke bepalingen hebben slechts een beperkte toepasbaarheid wat vooral te maken heeft
met het feit dat overheidsorganen vaak eenzijdig vaststellen wat rechtens is. verticaal overheidsbestuur.
De eenzijdigheid van een groot deel van het overheidshandelen hangt weer samen met het uitgangspunt
dat overheidsorganen geen eigen belangen hebben, maar uitsluitend handelen in het algemeen belang.
Bestuursorganen wegen bij de uitoefening van hun taak dit algemeen belang af tegen andere belangen. De
van het staatsrecht bekende leer van de ‘trias politica’ is daarmee voor het bestuursrecht, in tegenstelling
tot het privaatrecht, van grote betekenis, in zowel theoretisch als praktisch opzicht.
Bij privaatrecht is het uitgangspunt dat er in beginsel sprake is van gelijkwaardige partijen die over en weer
vrij zijn hun eigen belangen te behartigen. Het strafrecht wordt gestreefd naar bestraffing van de dader. In
het bestuursrecht is het meer gericht op het bereiken of herstellen van de legale situatie. Het stelt normen
om te reguleren of in goede banen te leiden. Daarom zijn strafrechtelijke normen doorgaans
onvoorwaardelijk geformuleerd in de vorm van absolute geboden of verboden. Bestuursrechtelijke
normen zijn daarentegen vaak voorwaardelijk geformuleerd: iets is verboden tenzij vergunning of
ontheffing wordt verleend. Het verschil tussen beide normen werkt ook door in de handhaving ervan.
Bij de zorg voor de bestaanszekerheid komt de presterende functie van de overheid naar voren. De
sturende functie kwam naar voren en tot uitdrukking in dwingende voorschriften en instrumenten als
vergunningen en subsidiëring. De arbitrerende functie van de overheid.
Vanuit het perspectief van de rechtsstaat, zoals die in de achttiende en negentiende eeuw tot ontwikkeling
is gekomen, moet aan het overheidshandelen – voor zover dit gepaard gaat met inbreuken op de
natuurlijke vrijheid of dit tot een beperking van het eigendomsrecht leidt – een wet ten grondslag liggen.
Het legaliteitsbeginsel dat in deze eis ligt besloten, wordt enerzijds beargumenteerd vanuit het
rechtszekerheidsbeginsel en anderzijds vanuit het primaat van de wetgever. De rechtszekerheid eist dat
vooraf duidelijk is waartoe overheidsorganen bevoegd zijn en hoe ver die bevoegdheden reiken. Het
primaat van de wetgever hangt nauw samen met het feit dat de volksvertegenwoordiging deel uitmaakt
van de wetgevende macht, zodat formeel kan worden gehouden dat een machtiging van de wetgever
impliceert dat de meerderheid van de burgers hiermee instemt.
1
,Het formele aspect van het legaliteitsbeginsel is een machtiging van de wetgever nodig is om op te treden.
Het materiële aspect dat vooraf moet zijn aangegeven hoe ver de bevoegdheid zich uitstrekt. Dit heeft er
mee te maken dat de wetgever steeds minder in staat is om te voorzien wat het bestuur allemaal moet
doen en hoe het moet handelen, of wat de consequenties van een bepaald bestuurlijk handelen zijn.
Daarom is de wetgever vaak toe overgegaan bestuursorganen ruim geformuleerde bevoegdheden toe te
kennen. De wetgever formuleert niet zelf de rechtsnormen waaraan de burger zich heeft te houden, maar
laat die normstelling steeds vaker aan bestuursorganen over.
Enerzijds wordt in de wet in formele zin het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften
overgelaten aan bestuursorganen van de centrale overheid – delegatie – zoals de regering en ministers,
dan wel aan wetgevende bestuursorganen van de lagere overheid. Anderzijds komt het voor dat noch in de
formele wet, noch in (lagere) bestuurswetgeving het gedrag van de burgers wordt genormeerd, maar dat
die normering wordt overgelaten aan een bestuursorgaan door middel van uitoefening van beschikkings-
of andere bestuursrechtelijke bevoegdheden.
Bestuursorganen bepalen in veel gevallen min of meer zelfstandig wat rechtens is: gelede normstelling.
Verder beschikken zij over een discretionaire bevoegdheid. De rechter mag wél toetsen of een
bestuursorgaan binnen de grenzen van zijn bevoegdheid is gebleven. De rechter moet echter de beleids- of
beoordelingsvrijheid tot op zekere hoogte respecteren. Zij moet een terughoudende houding aannemen
voor zover het gaat om de inhoudelijke keuzes die door het bestuur in het kader van de beleids- of
beoordelingsvrijheid zijn gemaakt. Er is nooit sprake van een rechtsvrije ruimte. Er moet zich bijvoorbeeld
gehouden worden aan de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur,
dit zijn beroepsgronden.
In art. 3:2 Awb staat een bondige vertaling van het ongeschreven zorgvuldigheidsbeginsel. Beginselen die
nog niet zijn gecodificeerd, gelden nog als ongeschreven beginselen.
Met beleidsregels waarin bestuursorganen aangeven welk beleid ze ten aanzien van de uitoefening van
een bepaalde bevoegdheid willen voeren, leggen zich in zekere zin vast.
Samenvattend kunnen we stellen dat de verhouding tussen bestuur en burger in belangrijke mate tot
uitdrukking komt in de wet, in beleidsregels en in de beginselen van behoorlijk bestuur.
Een eerste middel ter verhoging en waarborging van de kwaliteit van het bestuur is gelegen in de kwaliteit
van de wetgeving. Een tweede middel ter waarborging van het bestuur is gelegen in de politieke controle
door vertegenwoordigende organen.
Beleidsregels hebben veelal ook een gunstige invloed op de kwaliteit van het bestuur, omdat hierin nadere
criteria voor de bevoegdheidsuitoefening worden gesteld. Ook de controle door de rechter heeft een
kwaliteit verhogend en -waarborgend effect. De rechter kan alleen maar beoordelen of het bestuursorgaan
bij de besluitvorming de wettelijke normen en de (ongeschreven) beginselen van behoorlijk bestuur in acht
heeft genomen. De doelmatigheid wordt niet getoetst. Deze interne procedure (bezwaar) kan een
belangrijk ‘leereffect’ hebben, en zo ook bijdragen tot verbetering van de kwaliteit.
Soms kunnen hogere bestuursorganen ook nog controle uitoefenen, en ook deze controle kan een
kwaliteitsimpuls inhouden. Dit wordt ‘bestuurlijk toezicht’ genoemd.
Repressief toezicht: bestuursorganen zijn op specifieke wetten bevoegd om achteraf besluiten van lagere
organen te vernietigen wegens strijd met het recht of met het algemeen belang.
Preventief toezicht: dat wil zeggen dat sommige besluiten (vooraf) aan de goedkeuring van hogere
bestuursorganen worden onderworpen.
2
,1.2 FUNDAMENTELE BEGINSELEN EN UITGANSPUNTEN
Nederland is een democratische rechtsstaat. Instrumenten: de bevoegdheden en bijbehorende macht die
het bestuur nodig heeft om zijn taken te kunnen uitoefenen. Waarborgen zijn opgenomen die voorkomen
dat het bestuur zijn macht misbruikt. Spanningsboog tussen instrument en waarborg. Het idee van de
democratische rechtsstaat brengt een aantal eisen voor de organisatie en het functioneren van de
Nederlandse overheid mee.
Als we zeggen dat Nederland een democratie is, willen we daarmee zeggen dat de Nederlandse overheid
de samenleving bestuurt volgens de eisen van een democratie, met zeggenschap voor de
(belanghebbende) burgers. Als we zeggen dat Nederland een rechtsstaat is, willen we daarmee zeggen dat
de Nederlandse overheid gebonden is aan algemene specifieke rechtsnormen.
De eerste pijler van de democratische rechtsstaat wordt gevormd door de gedachte dat de grondslag van
de overheidsmacht bij de burgers ligt: de volkssoevereiniteit. Een staatsbestel dat deze gedachte als
grondslag heeft, noemen we een democratie. Het democratische aspect heeft pas realiteitsgehalte als de
uitvoerende macht ook verplicht is haar optreden op de wet te baseren én zich aan de wet te houden.
Het democratische aspect van het overheidsbestuur wordt ook zichtbaar in de leer van de
machtenscheiding. De wetgevende macht houdt zich bezig met het normeren van het gedrag van de
overheid en burgers. De uitvoerende macht voert de besluiten van de wetgevende macht – de wetten- uit.
De rechtsprekende macht beschermt de burgers tegen onrechtmatige handelingen van de overheid, maar
ook van andere burgers, en controleert daarmee ook of de uitvoerende macht zich aan het recht houdt.
De uitvoerende macht berust niet bij één bestuursorgaan, zo draagt centralisatie bij aan de
machtenscheiding.
Het democratische aspect komt voorts aan de orde in de leer van de verantwoordelijkheid. De
belangrijkste bestuursorganen zijn direct of indirect verantwoording verschuldigd aan een
vertegenwoordigend lichaam. Door deze verantwoordingsplicht kunnen de volksvertegenwoordigingen
controlerende invloed uitoefenen op de handelingen van de uitvoerende macht, op zowel de
verantwoordelijke politici als hun ondergeschikten.
Het democratische aspect van het overheidsbestuur komt verder naar voren bij de openbaarheid van
bestuur. Bestuursorganen zijn verplicht tegenover burgers een zekere mate van openbaarheid te
betrachten.
Het legaliteitsbeginsel of wetmatigheidsbeginsel houdt in dat het overheidsoptreden grondslag in de wet
behoeft voor zover een bestuursorgaan de burgers gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of eigendom
beperkt. De Gw bevat tal van bepalingen met een taakomschrijving voor de wetgever in formele zin. De
Gw bevat ook een reeks grondwettelijke voorbehouden en het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. Art. 104
Gw bevat het fiscale legaliteitsbeginsel.
Er is sprake van gedeeltelijke codificatie van het legaliteitsbeginsel, opgevat in ‘formeel-positieve aspect’,
de eis van een wettelijke grondslag. Voor die terreinen waar geen uitdrukkelijke wettelijke grondslag is
voorgeschreven, berust de eis van een wettelijke grondslag op ongeschreven recht. Het legaliteitsbeginsel
vormt in dat opzicht ongeschreven constitutioneel recht.
Vat men het legaliteitsbeginsel op als een beginsel dat geldt voor een overheid die ingrijpt in de
vrijheidssfeer van de burger via een verbod of gebod, via negatief overheidsoptreden, dan zou voor een
belangrijk deel van de uitvoering van overheidstaken de eis van een wettelijke grondslag niet gelden.
Overheidsoptreden dat geen gestalte krijgt in geboden en verboden voor de burgers, maar in het
verstrekken van (financiële) steun zou dan geen uitdrukkelijke machtiging van de wetgever behoeven. Dit
overheidsoptreden grijpt immers niet direct in rechten en vrijheden van burgers in, maar vestigt juist
(financiële) aanspraken van burgers jegens de overheid.
3
, Leistungsverwaltung = presterend bestuur.
Eingriffsverwaltung = leidt tot ingrijpen in vrijheid of eigendom.
Wesentlichkeitstheorie = los van de vraag of sprake is van een presterend of ingrijpend bestuur, de eis van
een wettelijke grondslag wordt verbonden met het belangrijke fundamentele karakter van de
overheidsbeslissing.
De ‘verplichtingenleer’ schiet tekort omdat de rechtspositie en de belangen van burgers ook anders dan
door het opleggen van verplichtingen worden beïnvloed en bepaald, bijvoorbeeld door het verstrekken van
informatie over die burgers, waarbij mee uit democratisch oogpunt besluitvorming van de formele
wetgever nodig is.
Fluorideringsarrest
Een dergelijke maatregel als het toevoegen van fluoride aan drinkwater is zo ingrijpend, dat dit zonder
wettelijke grondslag niet geoorloofd is. Voor ingrijpend handelen van de overheid is dus een wettelijke
grondslag vereist.
Methadonbrief
De inspecteur van de volksgezondheid kan aan geen enkele wetsbepaling de bevoegdheid ontlenen
zelfstandig werkzame artsen bindende voorschriften te geven met betrekking tot de wijze waarop deze
artsen hun praktijk uitoefenen. Wanneer de inspecteur toch besluit om zich hierover uit te spreken, kan dit
alleen worden gezien als een gezaghebbend advies. Dit advies zouden ze alleen hoeven op te volgen,
indien het niet opvolgen van dit advies gevolgen zou opleveren die een handeling zijn als bedoeld in artikel
1 Medische Tuchtwet dan wel een strafbaar feit. In artikel 2 Medische Tuchtwet genoemde bijzondere
colleges mogen alleen beoordelen of een arts zich schuldig maakt aan een strafbaar feit of handeling.
Wanneer een inspecteur het zelfstandige beleid van een huisarts onderbreekt, kan dit een onrechtmatige
daad van de inspecteur jegens de huisarts opleveren.
Deze jurisprudentie onderstreept het (legaliteits)beginsel dat voor besluiten van bestuursorganen
waardoor eenzijdig belangen van burgers worden beïnvloed op bepaald, in het algemeen een titel in het
geschreven recht vereist is.
Specialiteitsbeginsel; de overheid moet het algemeen belang behartigen. Het bestuur heeft geen ‘eigen’
belangen zoals de burger die juist wel heeft. Zo beschouwd is er een directe verbinding tussen het
legaliteitsbeginsel en het beginsel van de democratie. Het legaliteitsbeginsel zou weinig effect hebben als
de – terugtredende – wetgever aan het bestuur ter behartiging van het algemeen belang niet of nauwelijks
begrensde bevoegdheden en rechten zou toekennen. Die bevoegdheden en rechten specifiek omschreven
en worden zij toegekend voor de realisering van specifieke doeleinden: zij zijn doel gebonden. Daarbij
speelt het specialiteitsbeginsel als uitwerking van het legaliteitsbeginsel een rol.
Het uitgangspunt dat het bestuur slechts doel gebonden specifieke bevoegdheden mag uitoefenen die
hem bij wettelijk voorschrift zijn toegekend, ligt ten grondslag aan drie belangrijke bepalingen in de Awb:
In art. 2:1 Awb is voor bestuursorganen bepaald dat hun toevertrouwde belangen als hun
belangen worden beschouwd. Daaruit blijkt dat een bestuursorgaan geen ‘eigen’ belangen heef
ten uitsluitend belangen heeft te behartigen die het bestuursorgaan zijn toevertrouwd.
In art. 3:3 Awb is het ‘verbod van détournement de pouvoir’ neergelegd: het bestuursorgaan
gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor
die bevoegdheid is verleend.
In art. 3:4 Awb, eerste lid – dat kan worden beschouwd als een codificatie van het
specialiteitsbeginsel – is bepaald dat voor zover bestuursorganen belangen afwegen, zij de
‘rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen’ moeten afwegen, ‘voor zover niet uit een
wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.’
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Studiebol20. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.