1. Welke van de volgende uitspraken is correct? (één juist antwoord)
A. "Politiek" in de enge zin van het woord betekent in alle landen hetzelfde.
B. "Politiek" is onafscheidelijk van "territorium".
C. Elke scoutsgroep doet in zekere zin aan politiek.
2. Het doel van de politieke wetenschap is
A. om de werkelijkheid zo precies mogelijk te beschrijven.
B. om politieke beleidsmakers te helpen bij hun beleid en hervormingen.
C. om de werkelijkheid te vereenvoudigen en er de weerkerende patronen in te
herkennen.
3. Rationeel-legalistisch gezag
A. wil zeggen dat de macht gebaseerd is op een asymmetrische verdeling van
machtsmiddelen.
B. wil zeggen dat de macht gebaseerd is op respect voor de regels.
C. wil zeggen dat de macht gelegitimeerd is.
4. Tijdens een eerste verkiezingsperiode haalde partij A 21% van de stemmen,
partij B 46% en partij C 33% van de stemmen. In de daaropvolgende
verkiezingsperiode haalde partij A 28%, partij B 47% en partij C 25% van de
stemmen. Wat is de netto volatiliteit tussen beide verkiezingen in dit
voorbeeld?
A. 5%
B. 8%
C. 16%
• electorale volatiliteit
o Netto verschuivingen die per verkiezing tussen partijen optreden:
▪ (som verschillen uitslag verkiezingen)/2
5. Pluralisme verschilt van corporatisme doordat
A. de macht van belangengroepen in het pluralisme vooral domeinspecifiek is
B. de belangengroepen in het pluralisme met elkaar samenhangen en conglomeraten
vormen
C. de belangengroepen in het pluralisme meer macht hebben
6. Waarom heeft een vertegenwoordiger in een systeem gebaseerd op een strikt
mandaat weinig macht?
A. omdat de collectiviteit waar hij voor staat geen duidelijke en eenduidige
preferenties heeft.
B. omdat hij een ruime opdracht krijgt.
C. omdat hij niet zelf mag beslissen maar steeds ruggespraak moet houden.
7. De centrale grondvraag van de politieke filosofie is:
1
, Milo Luyten
A. hoe is de ideale staat georganiseerd?
B. hoe komt het dat er steeds politiek is waar er mensen samenleven?
C. waarom mag de staat ingrijpen in mijn persoonlijk leven?
8. Wat is geen kenmerk van links liberalisme?
A. Welvaartstaat?
B. nachtwakersstaat?
C. filosofisch liberalisme
9. Met de uitspraak "if you only know one country, you do not know any country
at all" duidt Lipset op
A. het belang van een zekere intellectuele distantie tegenover je eigen land en
cultuur in de politieke wetenschappen.
B. het belang van vergelijken in de politieke wetenschappen.
C. het belang van nieuwsgierigheid in de politieke wetenschappen.
10. In "Il Principe" stelt Machiavelli dat
A. de politieke wetenschap een systematische empirische wetenschap moet zijn.
B. de politieke wetenschap deugdelijk moet zijn.
C. een goed leider zijn vooropgestelde doelen bereikt.
11. Wat is de gelijkenis tussen Hobbes, Rousseau en Locke?
A. hun samenlevingsmodel vertrekt vanuit een negatief mensbeeld.
B. hun samenlevingsmodel is gericht op inspraak en democratie.
C. hun samenlevingsmodel is gebaseerd op de idee van een sociaal contract.
12. Welke uitspraak over de rechts-autoritaire positie op de nieuwe breuklijn is
fout?
A. rechts-autoritair betekent dat je vooruitgang meet aan de hand van economische
groei.
B. rechts-autoritair wil zeggen dat je gelooft in strenge straffen voor misdadigers.
C. rechts-autoritair wil zeggen dat je gelooft in de vrijheid van de mens.
13. Welke uitspraak over verzuiling is fout.
A. verzuiling levert het bewijs dat de breuklijnen onveranderd zijn gebleven.
B. verzuiling is het gevolg van het bestaan van breuklijnen.
C. verzuiling wil zeggen dat partijen en organisaties exclusief samenwerken.
14. Het personalisme stelt dat…
A. waardigheid van de menselijke persoon het hoogste goed is en niet de navolging
van een leer of een ideologie.
B. een centrale leider, een Leviathan, noodzakelijk is om de maatschappelijke orde
te bewaren.
C. charismatisch gezag van een enkele leider te verkiezen is boven
gedepersonaliseerd rationeel-legalistisch gezag.
15. Wat betekent de homogenisering in de natiestaat?
A. dat de staat de machtspositie die tevoren door de kerk werd ingenomen,
overneemt.
B. dat volk, taal, staat en cultuur samenvallen.
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Milo97. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.