Frans 2: samenvatting
Hoofdstuk1: Wettelijke bepalingen
1.1 Het ERK voor moderne vreemde talen
ERK = Europees Referentiekader of CECR = Cadre européen commun de
référence
Het ERK is een systeem van niveaubeschrijvingen voor alle moderne
vreemde talen. Het verschaft een gemeenschappelijke basis voor de
uitwerking van lesprogramma’s, leerplanrichtlijnen, examens en
leerboeken in heel Europa.
Het ERK onderscheidt zes taalcompetenties. Het verwijst naar
taalgebruikers als beginnend (A), onafhankelijk (B), en vaardig (C). Elke
categorie kent twee niveaus zijn gekoppeld aan vaardigheden
ZES TAALBEHEERSINGSNIVEAUS
A basisgebruiker
Dit is het niveau waarop de leerlingen in de basisschool werken. Voor de
leerkracht lager onderwijs wordt verwacht dat het niveau A1 perfect
beheerst wordt.
B onafhankelijke gebruiker
B1
Dit is het niveau dat van een leerkracht basisonderwijs verwacht wordt
voor schriftelijke vaardigheden (lezen en schrijven).
B2
Dit is het niveau dat van een leerkracht basisonderwijs verwacht wordt
voor mondelinge vaardigheden (luisteren en spreken).
C vaardige gebruiker
De niveaus zijn telkens gekoppeld aan vaardigheden:
- Luisteren
- Spreken
- Mondelinge interactie
- Lezen
- Schrijven
1.2 Wat is een taaltaak?
Het Europees Referentiekader is verbonden met een algemene visie op
taalgebruik en op het leren van een vreemde taal. Het ERK kiest voor een
actiegerichte benadering: je spreekt en gebruikt een taal als lid van een
1
,gemeenschap waarbinnen je taken verricht in bepaalde omstandigheden
en binnen een sociale context.
Om leerlingen te helpen een moderne vreemde taal ook werkelijk te
gebruiken is een ‘taaltaak’ dan ook zeer geschikt.
Taaltaak = een realistische taak in een zo authentiek mogelijke context,
die moet leiden tot een concreet resultaat of product. Er is sprake van een
open situatie, waarin de leerlingen zelfstandig moeten functioneren in de
doeltaal. De taaltaak beschrijft wat iemand doet met taal.
Voorbeelden van een taaltaak:
- Zeggen welk weer het is
- Praten over je huisdier
- Je familie voorstellen
- Zeggen hoe oud je bent
- Het telefoonnummer van iemand vragen
Je doet dus dingen met de taal
1.3 Eindtermen van het Ministerie van Onderwijs
Het onderwijs voor Frans, en voor de moderne vreemde talen in het
algemeen, beoogt het verwerven van communicatieve vaardigheden.
Voor de omschrijving van de eindtermen is de eindtermencommissie
uitgegaan van de taaltaken die leerlingen in relevante situaties moeten
kunnen uitvoeren.
Bij de ontwikkeling van nieuwe eindtermen was het streefdoel ook hier
een betere afstemming van het curriculum basis- en secundair onderwijs.
Daarom ontwikkelden de eindtermmakers een systematische leerlijn die
van het lager onderwijs tot het einde van het secundair onderwijs loopt, en
bestaat uit handelingsgerichte taken, tekstsoorten, tekstkenmerken,
strategieën en attitudes.
In het document van de eindtermen vind je twee grote delen terug.
- Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en
strategieën = vaardigheden
- Kennis en attitudes
Deel 1: vaardigheden
Bij elke vaardigheid worden eerst de kenmerken van de teksten
besproken. Daarna komen de taaltaken.
Elke taaltaak moet op een bepaald verwerkingsniveau uitgevoerd worden.
- Kopiërend niveau: teksten of woorden letterlijk weergeven; er
gebeurt hier geen wezenlijke verwerking van de aangeboden
informatie
2
, - Beschrijvend niveau: de aangeleverde informatie inhoudelijk
opnemen zoals ze wordt aangeboden of de informatie weergeven
zoals ze zich heeft voorgedaan: in de informatie als zodanig wordt
geen ‘transformatie’ aangebracht
- Structurerend niveau: de informatie achterhalen en op persoonlijke
en overzichtelijke wijze ordenen, of ook: ze op een dergelijke wijze
te horen of te lezen geven
- Beoordelend niveau: de informatie achterhalen, op een persoonlijke
wijze ordenen en beoordelen op basis van informatie uit andere
bronnen.
De leerlingen van het lager onderwijs moeten de taaltaken kunnen
uitvoeren op kopiërend en beschrijvend niveau. De andere
verwerkingsniveaus komen vanaf het secundair onderwijs aan bod. Het is
dus vooral belangrijk om deze twee niveaus van elkaar te kunnen
onderscheiden.
Binnen elke taaltaak wordt telkens geformuleerd over welk soort teksten
het gaat.
In de basisschool komen vier verschillende tekstsoorten aan bod:
- Informatieve teksten (artikel, schema, tabel, mededeling, folder,
verslag, formulier, brief, e-mail, documentaire, interview, recensie)
- Prescriptieve teksten (instructie, opschrift, waarschuwing,
gebruiksaanwijzing, handleiding, publieke aankondiging,
reclameboodschap, recept)
- Narratieve teksten (reportage, scenario, relaas, interview (niet
informatief), hoorspel, verhaal, film, reisverhaal)
- Artistiek-literaire teksten (gedicht, kortverhaal, roman, toneel,
stripverhaal, chanson)
Opgelet met het begrip ‘tekst’. Het verwijst naar elke boodschap die
geproduceerd of ontvangen wordt, zowel mondeling als schriftelijk.
Naast de taaltaken en het verwerkingsniveau, wordt voor elke vaardigheid
ook beschreven aan welke kenmerken de gebruikte teksten moeten
voldoen. De volgende items komen aan bod:
- Onderwerp
- Taalgebruikssituatie
- Structuur/samenhang/lengte
- Uitspraak/articulatie/intonatie
- Tempo en vlotheid
- Woordenschat en taalvariëteit
Voor elke vaardigheid zijn er ook een aantal strategieën beschreven.
Onder strategieën verstaan we het geheel van technieken die de leerling
toepast om de taaltaak zo compleet en zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
Het zijn planmatige technieken, procedures, handelwijzen die elke
taalgebruiker min of meer bewust hanteert en die door onderwijs
ontwikkeld en versterkt worden.
3
, Examen: voorbeeld (uit de eindtermen) van een strategie kunnen geven
Deel 2: kennis en attitudes
De eindtermen besteden ook expliciet aandacht aan de lexicale en
grammaticale elementen (woordenschat en zinsconstructies) die nodig zijn
voor het uitvoeren van een taaltaak. Het gaat om het functioneel inzetten
van de kennis. Hiermee beoogt men geen ‘kennis om de kennis’! De
leerlingen moeten de kennis kunnen gebruiken voor het uitvoeren van een
taaltaak.
Aan het eindtermenpakket is nog een andere eindterm toegevoegd,
namelijk over het reflecteren op het gebruik van het Frans als vreemde
taal. Inzicht in allerlei taalverschijnselen en reflectie over eigen en
andermans taalgebruik bevorderen de taalvaardigheid.
Bij het ontvangen/produceren van tekst zijn ook bepaalde attitudes
onmisbaar. Met het oog op de controle door de inspectie worden de
attitudes met een asterisk aangeduid. Het komt er dus op aan de
leerlingen kansen te bieden om deze attitudes te ontwikkelen door het
aanbieden en inoefenen van daarop gerichte activiteiten.
Eindtermen zie pg 13 – 18
1.4 Leerplan Frans
De koepel van het katholiek onderwijs heeft de eindtermen vertaald naar
een leerplan. De leerplancommissies hebben een gemeenschappelijke
basiswoordenlijst aangelegd. Deze lijst is identiek voor de drie
onderwijskoepels en is opgenomen in het leerplan. Zo wordt verzekerd dat
alle leerlingen aan het einde van het zesde leerjaar minimum deze
woorden kennen.
ministerie
van
eindtermen Onderwijs
Vlaanderen
leerplandoel Katholieke
en koepel
Leerkrach
lesdoelen t
1.4.1 Het leerplan ‘Zin in leren! Zin in leven!’
4