Publieke financiën slide 8 -
Topic 2.2 Pensioenen
(MEMO: soms noem ik hier iemand z’n pensioen een ‘pensioen’ en soms een ‘pensioenuitkering’; is
hetzelfde)
- Pensioenen is een onderdeel van de uitgaven, en zit dus in topic 2: uitgaven:
Literatuur voor Topic 2.2 – blauw= verplicht
verplichte lectuur:
- Studiecommissie voor de vergrijzing (2020), Jaarlijks verslag – juli 2020 (afgekort als SCvV);
ENKEL de synthese (p. 3-12) (= 8.33 volle pgs) = geschreven door het federaal planbureau ;
komt jaarlijks uit in Juli
- Schokkaert, Devolder, Hindriks & Vandenbroucke 2017, Naar een nieuw sociaal contract –
het pensioen op punten, Leuvense Economische Standpunten 162. (= 7.66 volle pgs)
Leuvense Economische Standpunten = een uitgave van het departement economie van de KUL
(geven ze al decennia uit): hun nut is het vulgariseren van wetenschappelijke artikels voor
leken (bv journalisten, beleidsmakers, etc.)
Andere (enkel als achtergrond, geen verplichte lectuur)
- R&G CH11 ‘Social Security’ is geen leerstof, omdat het al verouderd is en niet alle info toont ;
lees in de plaats de 2 verplichte teksten hierboven
▪ ONTHOUD: in US betekent social security NIET sociale zekerheid, maar
Pensioenen)
▪ In US betekent welfare de sociale zekerheid
▪ (is gelijkaardig aan hoe fiscal in het engels (US of andere anglophonen) een heel andere
betekenis heeft dan het Nederlandse fiscaal)
1
,- Barr and Diamond (2008), Reforming Pensions - Principles and Policy Choices, Oxford
University Press.
- Gruber and Wise (2004, 2007, …), Social Security Programs and retirement around the world,
in NBER-program, zie https://www.nber.org/
- OECD (2019) Pensions at a glance (tweejaarlijks); en ook OECD.Stats (https://stats.oecd.org/ )
- EC (2018), The 2018 Ageing Report , Economic and Budgetary Projections for the EU Member
States (2016-2070),
- European Economy, Institutional Paper 079,
https://ec.europa.eu/info/publications/economic-and-financial-affairspublications_en .
- EC Economic Policy Committee & Social Protection Committee (2019), Joint Paper on Pensions.
- UN World Population Prospects 2019 https://population.un.org/wpp/
- Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 (www.pensioen2040.belgie.be )
• Rapport van juni 2014: Een sterk en betrouwbaar sociaal contract
• Rapport van april 2015: Zware beroepen, deeltijds pensioen en eerlijke flexibiliteit in het
pensioensysteem
- Schokkaert, Devolder, Hindriks & Vandenbroucke (2017), Towards an equitable and
sustainable points system. A proposal for pension reform in Belgium, Journal of Pension
Economics and Finance, 19 (1): 49–79.
- Dit zijn talloze sites die demografische etc info geven, bv over pensioenen. Er is nog veel meer,
maar er staat hier al veel
2
,- Hier zie je de uitdaging: rond pensioenuitgaven (PU)
- Rood = de uitgaven in miljarden in constante prijzen (= met inflatie weggerekend): toont dat we nu 6
keer meer uitgeven aan pensioenen dan in 1970 !!!
- We zijn wel veel rijker geworden (BBP is gestegen): aangezien pensioenen gebaseerd zijn op de
inkomens die de gepensioneerden verdiend hebben, is dit ook belangrijk : dus uitgedrukt in percent van
BBP (blauw) is er nog steeds een stijging, maar minder sterk dus. (onthoud, logisch: als de uitgaven aan
pensioenen in percentage van BBP stijgt, betekent dit dat de uitgaven aan pensioenen sneller stegen op
dat moment dan het BBP ; omgekeerd met een daling van de curve). Vanaf 2007 a 2008 zijn de uitgaven
aan pensioenen in percentage van BBP sterk gestegen.
- We schatten tegen 2040 van nu ca 11 naar dan 13.5 percent van BBP voor uitgaven voor de pensioenen
te hebben (en daarna wordt voorspeld dat het weer zal dalen)
- Pensioenuitgaven PU kan je ontbinden in 2 belangrijke componenten = gemiddelde pensioen P MAAL
het aantal gepensioneerden Np
- Np is gestegen over de decennia, en zal nog stijgen over de volgende decennia
- Deze formule dan toont de procentuele verandering van pensioensuitgaven. Dit is deltaPU/PU (dit is
geen curve op de bovenstaande grafiek)
- Dit valt ook te ontbinden in 2 factoren: de procentuele verandering in het gemiddeld pensioen (: hier
genaamd ‘herwaardering’) PLUS de procentuele verandering in het aantal gepensioneerden (: hier
genaamd ‘vergrijzing’)
3
,- 2007-2018: toename PU met 14,6 mia, waarvan 11 mia door herwaardering (= ons gemiddeld
pensioenbedrag is dus gestegen: pensioenen worden namelijk berekend volgens de lonen. ;
▪ de lonen stegen sterk in de jaren 60 en 70
▪ de economie steeg toen sterk
▪ veel meer vrouwen gingen werken (en die hebben nu ook recht op een volwaardig pensioen
door te werken, ipv een kleiner pensioen indien ze huisvrouw waren gebleven: hierdoor gaat
het gemiddelde pensioen dat die generatie later dan kreeg (ca 2007-2018) omhoog)
dus die mensen die toen werkten gingen circa tussen 2007 en 2018 op pensioen, en hun
pensioenen waren door deze zaken een stuk hoger dan die van voorgaande gepensioneerden
- hier zien we de groei van verschillende categorieën sociale uitgaven, als index van 100=1990
- sociale uitgaven-lijn = vat de andere lijnen samen (buiten de blauwe lijn, want dat is een
overheidsontvangst)
- pensioenen staan nu op 368, dus de pensioensuitgaven zijn vermenigvuldigd sinds 1990 met
een factor van bijna 3.7
- sociale uitgaven zijn nog meer gestegen: met een factor van 4.2
- dus als de sociale uitgaven toenemen in percent van BBP, komt dat in hoofdzaak door 2 grote
zaken: door de gezondheidszorguitgaven en pensioensuitgaven
de uitdaging is dat sociale uitgaven vooral gefinancierd worden door ‘parafiscaliteit’ (= de sociale
bijdragen = ca 13 % van de bruto arbeidsinkomens (= dus niet kapitaalinkomens) betaald door de
werknemers+ 25 % van de bruto arbeidsinkomens door de werkgevers te betalen. Dus 38 % in
totaal Dit zijn de standaardtarieven, maar er zijn veel uitzonderingen)
- je ziet dat deze sociale bijdragen absoluut niet de sociale uitgaven-evolutie zijn gevolgd: sociale
bijdragen zijn dus niet zo groot als sociale uitgaven ; sociale uitgaven hebben dus ook extra
financieringsbron(nen) nodig: dat hoeft geen ramp te zijn (er zijn ook alternatieve
financieringsbronnen voor de sociale zekerheid, en de overheid kan ook een dotatie geven aan
de sociale zekerheid (zie overzichtstabel van vorig hoofdstuk)).
4
, - de sociale bijdragen zijn absoluut niet de sociale uitgaven-evolutie gevolgd, omdat als men
sociale uitgaven zou blijven financieren door de sociale bijdragen alleen, dan zou arbeid nog
veel duurder worden dan het nu al is: daarom zijn er zoveel uitzonderingen op sociale
bijdragen
1 Context: demografie
• toename gezondheidsuitgaven IS NIET HETZELFDE ALS ≠ ‘uitgaven door vergrijzing’
− toename gezondheidsuitgaven hoofdzakelijk gedreven door technologische
vooruitgang: dankzij technologische vooruitgang kunnen we mensen langer in leven
houden
− en zie ook in dat: het grootste deel gezondheidsuitgaven (85 a 90 percent zowat) maak
je tijdens de laatste 6 maanden tot jaar van je leven. En een ander groot (maar een
heel stuk kleiner) stuk ook in je eerste levensweken na de geboorte
Met andere woorden: de grote sprong in gezondheidsuitgaven op het einde van je
leven heeft niets te maken met dat men ouder wordt / vergrijzing, maar dat we gaan
sterven.
• vergrijzing daarentegen is een demografische verandering, die zowel volgt uit:
- dalende mortaliteit
▪ waaronder langer leven
▪ maar ook (en vooral) door de sterk gedaalde kindersterfte, en zeker de
pasgeborenen
- EN: dalende fertiliteit
▪ Minder jongeren dan vroeger, dus ook hierdoor wordt het percentage ouderen in de
maatschappij groter
Vergrijzing kan je zien in de:
− verwachte levensduur (= levensduur die we verwachten voor de cohorte die nu geboren
wordt ; de levensduur in 2020 is de verwachte levensduur voor de cohorte die in dit jaar 2020
geboren worden). Belangrijk bij het berekenen van de pensioensleeftijden (als men zegt
verwachte levensduur 2020, bedoeld men van mensen geboren in 2020)
▪ conditionele verwachte levensduur = verwachte extra levensduur van een cohorte
(= idg de groep mensen geboren in hetzelfde jaar) indien ze een bepaald obstakel
hebben overwonnen, bv een bepaalde leeftijd hebben bereikt (bv een man geboren
in 1950 die nu 70 is, en als de verwachte levensduur voor 1950 70 jaar is, en men
schat dat die man nog 30 jaar zal leven nu, dan is zijn conditionele verwachte
levensduur nu dus 30 jaar). (als men zegt conditionele verwachte levensduur van
70 jaar ouden in 2020, bedoeld men hoeveel langer mensen geboren in 1950 nog
na 2020 zullen leven)
▪ de verwachte levensduur is dus de onconditionele verwachte levensduur
− bevolkingspiramide (zullen we hier niet bespreken)
DUS: toename levensverwachting en gezondheidsuitgaven is een enger begrip dan de vergrijzing
5
, - = onconditionele levensverwachting: in België van ca 70 jaar in 1960 ,naar 81.6 nu
- Sommige landen doen het nog enkele jaren beter, veel slechter
- Zeer opmerkelijk voor de VS: daar is de levensverwachting trager gegaan en recent zelfs ietwat
gedaald (zeker bij poor white americans, dankzij zaken zoals de opioïde-epidemie (doden
erdoor, en zelfmoorden erna)): is erg vreemd voor een ontwikkeld land
- Demografische levensverwachtingsverschillen binnen landen:
▪ Mannen leven minder lang dan vrouwen
▪ rijken leven langer dan armen (zeer sterk verschil: mortaliteit is 5 keer hoger in het
laagste inkomensdeciel dan in het hoogste deciel ! de levensverwachting in het
laagste deciel is bijgevolg ook lager dan dat van het hoogste deciel)
▪ opleidingsniveau.
▪ etc.
- Bron: https://databank.worldbank.org/source/world-development-indicators
-
6