Bakker- klinisch redeneren bij ouderen samenvatting bs3&4
ZVOV - Hoofdstuk 4: screening en geriatrisch assessment
Gerontologie samenvatting alle hoofstukken !
Tout pour ce livre (35)
École, étude et sujet
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Verpleegkunde / HBO-V
I&M Gerontologie
Tous les documents sur ce sujet (7)
17
revues
Par: nvdevries • 10 mois de cela
Par: meikekonink • 1 année de cela
Par: sammooibroek • 2 année de cela
Par: majanne10 • 2 année de cela
Par: nijmannn • 2 année de cela
Par: nros • 3 année de cela
Par: etthaimke • 3 année de cela
Afficher plus de commentaires
Vendeur
S'abonner
br_17
Avis reçus
Aperçu du contenu
GERONTOLOGIE TENTAMEN
SAMENVATTING BOEK KLINISCH REDENEREN BIJ OUDEREN
1. INLEIDING IN GERONTOLOGIE
Hoofdstuk 1 t/m 3
2. COMPLEXE OUDERENZORG
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 6, p. 76 t/m 90
Hoofdstuk 16, p. 278 t/m 292
3. VISIE OP ZORG
Hoofdstuk 2 >> staat bij week 1
4. ACTIVE AGEING, EENZAAMHEID & ROUW
Hoofdstuk 23, p. 396 t/m 408
Hoofdstuk 33, p. 529 t/m 543
5. OUDEREN PROBLEMATIEK
Hoofdstuk 26
Hoofdstuk 32
6. GEHEUGENPROBLEMEN
Hoofdstuk 17, p. 297 7/m 311
Hoofdstuk 18, p. 315 t/m 325
Hoofdstuk 19, p. 327 t/m 339
,WEEK 1 INLEIDING IN GERONTOLOGIE
Hoofdstuk 1
1.1
Sinds de 16e eeuw is de levensverwachting van de westerse bevolking toegenomen. In
Nederland stagneerde dit eind 20e eeuw 15 jaar lang o.a. door een beperkte toegang tot
gezondheidszorg als gevolg van wachtlijsten. Sinds het begin van deze eeuw is ook in Nederland
weer een geleidelijke toename en afschaffing van wachtlijsten lijkt hierin een belangrijke rol te
hebben gespeeld. Het lijkt dat de ontwikkeling van de levensverwachting door de geschiedenis
heen door verscheidene factoren (multifactorieel) bepaald zijn.
Er is lang gedacht dat afgezien van ‘normale’ veroudering, ziekten er de belangrijkste oorzaak
van zijn dat den oudere mens op relevante levensgebieden niet meer zelfstandig kan
functioneren. Inmiddels weten we dat hooguit 25% van de actuele functieproblematiek door
verschillende ziektediagnosen verklaard kan worden. Als het gaat om zelfstandigheid van
ouderen, blijken functiekenmerken beter te voorspellen dan ziektediagnosen. Het gaat hier om
zowel somatische functieproblematiek (bijvoorbeeld immobiliteit) als psychiatrische
functieproblematiek (zoals een depressieve stoornis).
Multimorbiditeit= Functieverlies naast het optreden van diverse ziekten.
Voor de oudere levensfase is het uiterst relevant te weten welke factoren bepalen dat
(somatische/psychische/sociale) functieproblematiek voorkomt.
1.2
Wat zijn nu vanuit levensloopperspectief mogelijkheden om functiebehoud te bevorderen? Om
dieper op deze vraag in te gaan is het eerst van belang nader te bekijken wat de essentie van
functieproblematiek is. Bij een functie gaat het om iets ‘iets kunnen’: de functie beheersen of
over de functie beschikken om iets relevants te realiseren. De functie is belangrijker als ze iets
belangrijks betreft, vooral een essentiële rol speelt in het kunnen (blijven) bestaan of in leven
blijven.
Existentiële behoeften= behoeften die te maken hebben met materiële zekerheid (voedsel,
drinken, warm blijven, contact hebben)
Indien de vervulling van deze behoeften bedreigd wordt, ontstaat existentiële angst. Deze leidt
tot stress (acuut of chronisch) en uiteindelijk volgt de dood als niemand ervoor zorgt dat deze
behoeften vervuld worden.
Deze behoeften moeten eerst vervuld worden door de zelfstandig functionerende, autonome
mens zelf. In 2 levensfasen staat dit echter onder druk: in de vroegste levensfase en de laatste
levensfase. Een jong kind beschikt nog niet over de functies om dit zelfstandig te kunnen en de
oudere kan hetzelfde krijgen als gevolg van verlies van functies. Op het moment dat het
zelfstandig overleven bedreigd wordt is er meestal sprake van zogenoemde
multifunctieproblematiek op verschillende dimensies.
De existentiële behoeften liggen op diverse levensdomeinen. Het gaat hierbij om de dimensies
somatiek, cognitie, persoonlijkheid, beleving, sociaal functioneren en levensgeschiedenis.
Op basis van wetenschappelijk onderzoek is er vanuit het perspectief van het voorkomen van
functieverlies tijdens de verschillende levensfases sprake van een aantal mogelijk tijdvensters
voor het toepassen van preventieve interventies.
Preventietijdvensters:
- Preventietijdvenster A
Betreft jongeren tussen de 16 en 25 jaar van wie de ouders behoren tot de groep met een
lage sociaaleconomische status (SES) (relatief laagopgeleid, slechte kwaliteit werk en een
laag inkomen). Deze jongeren hebben een verhoogde kans om op volwassen leeftijd
2
, kenmerken van een metabool syndroom (obesitas, diabetes mellitus) te ontwikkelen. Bij deze
groep is o.a. sprake van een te hoog gewicht en hogere bloeddrukwaarden. Dit zijn
aandoeningen die geschikt zijn voor leefstijlinterventies die betrekking hebben op bijv.
voeding en beweging.
- Preventietijdvenster B
Is gedurende de volwassen leeftijdsperiode (25 tot 60 jaar) van belang voor de preventie van
functieverlies op oudere leeftijd. Centraal hierin staat, op basis van de huidige kennis, het
metabool syndroom, vaak in combinatie met een lage SES. Inmiddels zijn er aanwijzingen
gevonden dat de incidentie en prevalentie van dementie en cognitieve stoornissen afnemen
dankzij betere preventie en behandelingsmogelijkheden van cardiovasculaire aandoeningen.
Het is belangrijk dat de effecten van preventieve interventies niet alleen beoordeeld worden
op een positief effect op ziekte en overleving, maar ook op het preventieve effect van
functiebehoud op oudere leeftijd. Hierbij kan gekeken worden naar de effecten op o.a.
mobiliteit, conditie, algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), cognitie, psychisch
evenwicht, netwerk en sociale rol.
- Preventietijdvenster C
Betreft ouderen in de relatief vroege ouderdomsfase (60 tot 70 jaar). In deze levensfase gaat
het om het tijdig identificeren van zelfstandig functionerende ouderen met een verhoogd
risico op relevant functieverlies dat leidt tot feitelijk langdurig zorggebruik, zoals
huishoudelijk hulp, verpleging en/of verzorging. Tot nu toe is het in de
eerstelijnsgezondheidszorg niet gelukt deze risicogroep van ouderen te identificeren en hun
prognose te verbeteren.
- Preventietijdvenster D
Is gerelateerd aan een ziekenhuisopname van 70-plussers. Onderzoek toont aan dat 35%
van de 70-plussers na ziekenhuisopname na ontslag slechter functioneert dan voor de
aandoening in kwestie voorkwam. Bij 20% van de ouderen is de functionele achteruitgang al
begonnen in de 2 weken voor de opname, dus in de eerste lijn. De grootste risicogroep
vormen ouderen met cognitiestoornissen.
- Preventietijdvenster E
Richt zich op het voorkómen van een toename van aanwezig functieverlies bij ouderen in de
relatief late ouderdomsfase.
1.3
De gepresenteerde preventievisie leidt tot de vraag: ‘Hoe kun en wil je leven en oud worden?’
hierbij is belangrijk wie dit bepaald. Bemoeien we ons als burgers nauwelijks met elkaar
(laisser faire) of zetten we een soort preventiepolitie op om de huidige preventiemaatregelen
en -wetgeving te handhaven? Voorbeelden van dit laatste zijn een rookverbod in restaurants en
een alcoholverbod voor jongeren onder de 18 jaar.
Een filosofisch perspectief dat past bij de gepresenteerde preventievisie op functiebehoud in
levensloopperspectief is diepgeworteld in de Griekse filosofie. 2 begrippen staan centraal:
epimeleia en alêthês bios. Epimeleia staat voor het begrip ‘zorg’, specifieker ‘je bekommeren om
de zorg voor jezelf en voor hoe de ander voor zichzelf zorgt’. Alêthês bios staat voor een ‘waar’,
juist en passend leven leiden. Een waar leven staat hier voor een zo zelfstandig en autonoom
mogelijk leven. Het individu kan op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis eigen
keuzes leren maken (gezamenlijke besluitvorming, shared decision making) passend bij zijn
omstandigheden. Daarvoor zijn allereerst hiervoor opgeleide docenten en wijsgeren nodig en
soms preventiepolitie. Vanuit dit filosofisch perspectief kan een intergenerationeel
preventiebeleid geformuleerd en uitgevoerd worden, gericht op functiebehoud tot op hoge
leeftijd.
3
, 1.4
Langdurige zorguitgaven komen vrijwel geheel voor rekening van (multi)functieproblematiek.
Hierbij is de relatie tussen (multi)morbiditeit en (multi)functieproblematiek slechts 25%.
Daarnaast naderen de ziektebenadering en de bijbehorende protocollering hun grenzen. Bij
meer dan 2 à 3 ziekten is het vrijwel niet meer mogelijk om via een lineaire optelsom van
protocollaire interventies de ziekten te behandelen en te organiseren. Voor de dagelijkse
praktijk is het belangrijk dat het gangbare lineaire co-/multimorbiditeitsmodel wordt uitgebreid
naar een model dat berekend is op complexe multifactoriële interfererende processen, die het
kenmerk vormen van kwetsbare ouderen.
Lineair model
Van het klassieke lineaire co-/multimorbiditeitsmodel bestaan 2 hoofdvarianten:
- Het dominomodel
Hier is er sprake van een logische opeenvolging van met elkaar samenhangende ziekten en
(neven)effecten van behandeling.
- Het synergistische model
Hier gaat het om een lineaire optelsom van niet aan elkaar gerelateerde ziekten en de
(neven)effecten van behandeling. In dit verband wordt ook wel gesproken van een cascade
breakdown.
Integratief gerodynamisch model (IGD-model)
Is niet primair georiënteerd op co-/multimorbiditeit, maar op een ontwikkelingsperspectief
vanaf de geboorte. Het gaat over ouder worden, ofwel over het levenslange veranderingsproces
van conceptie tot overlijden.
In de beginperiode van het leven valt het ontwikkelingsaspect het meest op (is manifest) en valt
het ouder worden minder op (is latent). Dit wordt het vlindermodel van groei en verval
genoemd. ‘Ontwikkeling’ en ‘ouder worden’ zijn complementair aan elkaar gedurende het hele
leven, met wisselend relatief belang of invloed, maar ze zijn altijd samen aanwezig. Het is een
model van het levensveranderingsproces door het leven heen en het is belangrijk te bedenken
dat dit per levensdomein of aspect binnen een levensdomein, verschillen tussen individuen nog
daargelaten, kunnen verschillen.
Dit sluit aan bij het capability-model. Capabilities vormen de set aan daadwerkelijk
realiseerbare mogelijkheden die mensen hebben om vorm te geven aan functionings.
Functionings zijn ‘beings and doings people have reason to value’. Het gaat er dus om dat
mensen de mogelijkheden hebben om in hun leven te zijn wie ze willen en de dingen te doen die
waarde toevoegen voor henzelf en hun omgeving. Capabilities zijn niet vrijblijvend. Mensen zijn
verantwoordelijk voor het onderhouden en uitbreiden van hun eigen capability-set. Maar de
verantwoordelijkheid ligt ook bij de context. In een rechtvaardige samenleving hebben mensen
er recht op dat zij over een set van relevante capabilities kunnen beschikken. Omdat gezondheid
voor vrijwel iedereen een relevant capability is hebben mensen aanspraak dit te kunnen
realiseren.
Het IGD-model maakt duidelijk dat gedurende het hele leven behalve verlies (vergaan) ook altijd
sprake is van (compenserende) winst/mogelijkheden (ontstaan) op hetzelfde domein of op
andere levensdomeinen.
Advance care planning is zoop basis hiervan zorg je voor een waardig/passend levenseinde
voor een patiënt in het kader van een palliatief zorgpad.
Hoofdstuk 2
2.1
De meeste ouderenzorg organisaties hebben een duidelijke visie of missie geformuleerd waarin
zij aangeven welke waarden zij het meest van belang achten voor hun cliënten. Het is ook
mogelijk om een andere visie op verschillende gebieden te ontwikkelen. Verpleegkundige
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur br_17. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.