ORTHOPEDAGOGISCHE DIAGNOSTIEK, HANDELINGSPLANNING EN
METHODEN
LES 1: DIAGNOSTIEK: EEN INTRODUCTIE
STERKTEGERICHT PERSPECTIEF EN DIAGNOSTIEK
❖ STERKTEGERICHT PERSPECTIEF
• Focus op mogelijkheden → hoop en verandering!
• Mobiliseren van krachten van een persoon
▪ Talenten
▪ kennis
▪ capaciteiten
• Divers: oudere personen, jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen,
druggebruikers, personen met een psychische kwetsbaarheid, kinderen met een
beperking, … ieder van ons!
❖ MAAR ONZE CULTUUR AANDACHT VOOR:
• Abnormaliteit
• Met de vinger wijzen
• Wat zijn iemands beperkingen
• Hoe definiëren we zaken die moeilijk lopen, hoe kijken we naar slachtoffers, iemand
die een label krijgt
❖ Medisch
• Luisteren naar iemand zijn verhaal , een
onderzoek aan koppelen
• Wat zijn de symptomen , wat zijn de
standaardoplossingen hiervoor
❖ Psychologisch
• DSM gebruiken om diagnoses te stellen,
labels definiëren
• Zeer objectief(vb IQ sore meten)
• Kritiek: weinig aandacht voor individu
❖ Vroeger vooral moeilijkheden, problemen ,
pathologie → nu meer persoon in context , relaties, mogelijkheden
• Macht vs gelijkwaardigheid
• Focussen op dialoog → met naasten, familie, perspectief bieden, samen zoeken naar
mogelijkheden → een zoektocht
1
, ❖ HOE VERTAALT STERKTEGERICHTE ZICH DOORHEEN HET VAK?
• Focus op handelen – omgaan met – samen(werken) - …
• Oefenen met casussen
• Aandacht voor mogelijkheden/perspectieven/… door methoden en praktijken te
leren kennen
ORTHOPEDAGOGISCHE DIAGNOSTIEK
❖ DEFINITIE VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK
• “De studie van methodische, integratieve, ethische en betekenisvolle sociale
interacties en ondersteuning in maatschappelijk kwetsbare opvoedings- en
leefsituaties, met als doel de leefsituaties, de kwaliteit van leven en de participatie
in de maatschappij van alle betrokkenen te verbeteren, en dit door
wetenschappelijk onderbouwde kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden”
(Vanderplasschen, De Schauwer, & Vandevelde, 2015)
❖ ORTHOPEDAGOGISCHE DIAGNOSTIEK
• Problematische of verontrustende opvoedingssituatie (POS – VOS) → Ter Horst
• Vastgelopen, complexe en maatschappelijk kwetsbare opvoedings- en leefsituaties
• = relatief → verhaal persoon centraal
• Gefundeerd oordeel + voorstel van aanpak
• = handelingsgericht
• = in relatie treden met
• = geen strikt onderscheid tussen diagnose en behandeling
→ Postmoderne orthopedagogiek
❖ ONDERSTEUNINGSDENKEN
• Mogelijkheden?
• Wat heeft iemand nodig?
• Wat bereiken met de ondersteuning die wordt geboden?
▪ Kwaliteit van leven
DIAGNOSTISCHE CYCLUS
❖ WETENSCHAPPELIJK VERANTWOORD HANDELEN
• Dagelijks: problemen oplossen = intuïtie
• Wetenschappelijke kennis = nodig!
• Evidence based → draagt bij aan onzekerheid in het handelen van een hulpverlener
❖ WETENSCHAP VERSUS PRAKTIJK
• EB in praktijk niet strikt vol te houden
2
, 1. Kennis niet beschikbaar
2. Kennis niet rechtstreeks inzetbaar (wetenschappelijke onderzoeksconditie ≠
praktijk)
• Wetenschappelijk verantwoord handelen?
▪ Ruijssenaars (1995): Hoe worden de verschillende stappen
in het hulpverleningsproces uitgevoerd?
❖ WERKWIJZE: 2 PERSPECTIEVEN
• Empirische cyclus = wetenschappelijk onderzoek
▪ Formele wijze waarop we tot algemene theorievorming
komen
▪ De Groot 1961
• Regulatieve cyclus = praktijkonderzoek
▪ Praktisch interventiegericht handelen
▪ Van Strien 1984
▪ Gaat verder op empirische cyclus, gaat
praktijk eraan koppelen, bruikbaarheid
❖ DIAGNOSTISCHE CYCLUS
• Diagnostiek gaat normaal interventie vooraf of er
komt geen interventie wnr diagnostiek uitwijst
dat het niet aangewezen is
• Diagnostische cyclus: voorkeur voor het type
interventie dat het best past bij het aan te
pakken probleem
• Advies = scharnierpunt met interventie- of
behandelingscyclus
• Iemand meldt zich aan met probleem →
daaruit volt een klachtenanalyse
LES 2: DE DIAGNOSTISCHE CYCLUS
DIAGNOSTIEK EN DE DIAGNOSTISCHE CYCLUS
❖ Belang van theorieën en referentiekaders
• Diagnostiek = geen doel op zich maar een middel om goed te kunnen adviseren
• Complex proces om tot behandeling te kunnen komen
• Theoretische oriëntatie beïnvloedt het proces:
▪ Gedragstheorie: concreet gedrag
▪ Systeemtheorie: (gezins-)relaties
▪ Psychodynamische theorie: ontwikkelingsgeschiedenis
• Referentiekader voorziening beïnvloedt diagnostisch proces
❖ Oordelen en beslissen in onzekerheid
• Heel wat foutenbronnen in oordelen en beslissingen
▪ Wijze waarop mensen met kansen en waarschijnlijkheden omgaan
▪ Vuistregels en heuristieken die mensen doorgaans geneigd zijn te volgen
▪ Kwaliteit van professionele diagnostiek
3
, ❖ Wijze waarop mensen met kansen en waarschijnlijkheden omgaan
• Diagnosticus: inschatten, afwegen en kansen herzien → subjectief
▪ Voorbeeld: Bij de beschrijving van het probleemgedag van de cliënt constateert de
diagnosticus dat het beeld dat ontstaat, lijkt op het klinisch beeld van een kind met
separatieangst, zoals beschreven in een handleiding voor de classificatie van
gedragsproblemen. Gelet op de leeftijd van het kind is het echter ook mogelijk diens gedrag
niet op te vatten als ontwikkelingsverstorend, maar juist als een (zij het intense)
ontwikkelingsadequate protestreactie op een onderbreking van de opvoedingsrelatie.
❖ Vuistregels en heuristieken die mensen doorgaans geneigd zijn te volgen
• Beschikbaarheid → wanneer je vaak met iets in contact komt, ga je vaker bij twijfel
over de diagnose eerder inzetten op iets waarover je al veel weet en veel mee in
contact gekomen bent
• Confirmatorische teststrategie → aantonen dat je informatie gaat opzoeken die
aansluiten bij je eigen opvatting
• Gedragsconfirmatie → eigen gedrag van diagnosticus gaat gedrag bij persoon uit
lokken (vb vaak instemmend te knikken zorgt ervor dat je gedrag gaat aanmoedigen)
• Verankering en aanpassing → de info die later verkregen wordt nadat je al
hypothese gevormd grotere kans dat je dit gaat verwaarlozen
• Prototypeheuristiek → karakteristieke voorbeelden van een stoornis gaat
vooropstellen om een diagnose te bekomen
• Causale attributie → de persoon die handelt (actor) gaat zijn gedrag verklaren vanuit
externe situationele omstandigheden. Observator gaat gedrag van de actor verklaren
vanuit interne stabiele disposities
→ Klinische bias!
❖ Kwaliteit van professionele diagnostiek
• Fouten en vertekeningen blijken in elke fase van het diagnostisch
besluitvormingsproces voor te komen
• Kwaliteit van de eigen besluitvorming kritisch evalueren en waar nodig verbeteren
= leren van deze fouten en ze niet negeren!
• Hoe kan er minder klinische bias zijn?
▪ Informatievoorlichting: Bewust zijn van dat er fouten kunnen gemaakt
worden
▪ Vragen stellen aan jezelf, kritisch zijn tov jezelf vb we zijn tot dit besluit
gekomen maar zijn er nog andere mogelijkheden
▪ Het expliciteren: uitleggen en onderbouwen waarom je tot een bepaalde
beslissing bent gekomen
❖ Van hulpvraag tot cyclus
• Hulpvraag (C) → type diagnostische hulpvraag (D) → type vraagstelling (C & D) →
type onderzoek (D)
→ Combinatie tussen type diagnostische hulpvraag, vraagstelling en type onderzoek
representeert het diagnostisch
scenario
❖ Hulpvragen, vraagstellingstypen en
onderzoekstypen
❖ Concrete voorbeelden
• Kan mijn kind gewoon onderwijs
aan?
4