Algemene inleidende beschouwingen
A. Historiek en totstandkoming van de successierechten
Wij spreken vooral over EB: vooral terminologisch aspect
Vlaams Gewest: de EB
o Gros van bevoegdheden overgenomen
Ondertussen een proces van regionalisering
o Gewestelijke belastingen in België: staan opgelijst in art. 3 bijz. Fin. Wet (januari
1989)
o Hebben federale oorsprong, maar belangrijke bevoegdheden overgeheveld naar de
gewesten (vrijstellingen, verminderingen, grondslag, …)
o Gewesten krijgen bevoegdheid om W.Succ. te wijzigen -> wetboek uitvertakt in 3
delen (Vlaams Gewest met typische vlaamse vrijstellingen en tarieven, …)
o Tem 2014 was dit het landschap in België: de drie vertakkingen
o Vanaf 2015:
Vlaams gewest heeft het wetboek successierechten opgeheven
Successierechten nu in een eigen wetboek en de bepalingen
hierrond geïntegreerd in de VCF
EB opgenomen in titel 2, h7 (hieronder vallen alle materiële regels)
met bijkomend nog een aantal definitiebepalingen = het
belangrijkste
De dienst van de belasting wordt verzorgd door de federale staat tot een
dienst beslist dit over te nemen -> Vlaamse Gewest gedaan vanaf 1 januari
2015
Gewest wordt bevoegd voor de procedureregels
Bv. Op welke wijze de aanslag wordt gevestigd,
onderzoeksbevoegdheden, invorderingsmaatregelen, hoe betwisten
enz.
Thans zijn successierechten dus gewestelijke belastingen
Geregeld in de Bijzondere Financieringswet
Toewijzing van opbrengst en bevoegdheid aan de gewesten
1
, Gedeeltelijke normatieve bevoegdheid voor de gewesten, m.n. voor
“tarief, de grondslag en de vrijstellingen”
o Gevolg: fiscale concurrentie tussen de gewesten
Federale bevoegdheid voor de “belastbare materie” en “het
bestaan” zelf van de belasting
Federale bevoegdheid voor de “dienst” van de erfbelasting
o Vlaanderen overname dienst van de ERFbelasting vanaf 1
januari 2015!
Gewesten kunnen hun eigen beleid nu uitstippel mbt die belastingen
Ze mogen de belasting niet definitief afschaffen/ opheffen, maar de
facto wel. Ze mogen herleiden tot 0% of algemene vrijstelling op
goederen die in de nalatenschap vallen
B. Successierecht en het recht van overgang
Successierechten vallen uiteen in twee subbelastingen; SR van rijksinwoners en het recht van
overgang bij het overlijden van niet-inwoners
o Rijksinwoner: berekend over zijn nettowereldvermogen
Het rijksinwonerschap wordt daarbij bepaald ifv de vraag of de overledene
op het ogenblik van zijn overlijden binnen het Rijk zijn domicilie had of de
zetel van zijn vermogen heeft gevestigd
Rechten zijn verschuldigd in het gewest waar het OG is gelegen
Bij OG in meerdere gewesten -> gewest waar goederen met hoogste
KI zijn gelegen
Definitie rijksinwoner in de VCF
De natuurlijker persoon die (naargelang het geval) op het ogenblik
van zijn overlijden (of op het ogenblik van de schenking) binnen het
Rijk zijn domicilie of de zetel van vermogen heeft gevestigd (of de
rechtspersoon die op het ogenblik van de schenking binnen het Rijk
zijn zetel van werkelijke leiding heeft gevestigd). Art. 1.1.0.0.2, lid 1,
18° - voorheen: artikel 1, lid 2 W.Succ.)
o Fiscale woonplaats in België
o Dag van overlijden is determinerend
o Domicilie (effectief en duurzaam verblijf) of zetel van fortuin
(alternatief criterium; plaats van waaruit het vermogen
effectief beheerd wordt)/ nationaliteit irrelevant
Bij domiciliefraude; fiscaal gunstigere domicilie in bv.
Monaco, Zwitserland, … wel hier belastbaar
o Feitenkwestie (inschrijving bevolkingsregister, verblijfplaats
gezin, …)
Bewijzen adhv vermoedens of geschriften
o ! statuut buitenlands kaderlid (PV 29 maart 2001)
Niet zo belangrijk. Wel een aandachtspuntje in de
praktijk ivm een expat (statuut buitenlands kaderlid;
gebaseerd op circulaire FOD economie, komt erop
neer dat personen vanuit buitenland worden
aangetrokken naar België om hier te werken ->
blijven als een niet-rijksinwoner gekwalificeerd,
ookal wonen ze hier jaren met hun gezin
Is een stelsel contra legem
o Niet-rijksinwoner: berekend over het bruto onroerend vermogen, met dien
verstande dat de schulden waavan de aangevers het bewijs leveren dat ze specifiek
2
, werden aangegaan om deze OG te verwerven of te behouden, wel als passief in
mindering kunnen worden gebracht
Vroeger was dit niet het geval -> EHRM-veroordeling waardoor de gewesten
ertoe werden gedwongen hun wetgeving aan te passen
Het Vlaams Gewest vult deze passiefaftrek minimaal in hetgeen verklaart
waarom een dergelijk passief enkel wordt aanvaard voor zover de overleden
niet-rijksinwoner zijn domicilie of zetel van vermogen binnen de EER had
Hieruit ontstaat er een reëel risico op dubbele belastingheffing zodra men te
maken heeft met grensoverschrijdende situaties, maar dit kan op
verschillende manieren worden opgevangen en niets verhindert de fiscale
overheid om unilaterale maatregelen te nemen
Vlaams decreetgever voorziet overigens in een
belastingvermindering
Afsluiten van dubbelebelastingverdragen
C. De successierechten als gewestelijke belasting
Successierechten zijn gewestelijke belastingen in de zin van art. 3 BFW
Gewesten zijn dus bevoegd om de aanslagvoet, heffingsgrondslag en de vrijstellingen te
wijzigen
Mogen niet raken aan de belastbare materie zelf
De eventuele betwistingen hierrond raken aan de bevoegdheidsverdeling zodat deze moeten
worden voorgelegd aan het GwH
D.Inkantenling in de Vlaamse codex fiscaliteit
Introductie term “erfbelasting” als verzamelterm voor het successierecht en het recht van
overgang
Concordantietabel met bepalingen van het VCF die terugkoppelen naar oude bepalingen van
het W.Succ.
Belastbaar voorwerp
A. Algemeen
2.7.1.0.1 VCF; successierecht wordt geheven nalv goederen die overgaan “ingevolge” het
overlijden. Hierin wordt ook vermeld dat de belastbare materie een federale bevoegdheid
blijft
Onder de noemer ‘belastbaar voorwerp’ wordt geëxpiciteerd welke erfopvolgingen
aanleiding geven tot de heffing van de EB, zijnde de wettelijke devolutie, de uiterste
wilsbeschikkking en de contractuele erfstelling. Het zogenaamde “wettelijk toegekend VG”
werd hieraan toegevoegd, in de nasleep van de hervorming van het (federaal) erfrecht
o Bij uitbreiding onder diezelfde noemer: rechtshandelingen onder levenden (nav het
oevrlijden) die aanleiding zullen geven tot de overdracht die gelijkgesteld wordt met
een overdracht bij overlijden
o Hier wordt ook nog omschreven welke lasten – opgenomen in testament of een
andere beschikking – al dan niet als legaat worden beschouwd. Daarbij handhaaft de
decreetgever de regel dat aan een erfgenaam, legataris of begiftigde opgelegde
verbintenis om aan een derde een kapitaal of rente te geven die in natura in de
nalatenschap niet bestaat en in geld of in vervangbare zaken betaalbaar is, voor de
heffing van het successierecht als legaat wordt beschouwd. Eveneens wordt
bevestigd dat de opgelegde verbintenis om iets te doen (waaronder de last om de
rechten en kosten die verbonden zijn aan een aan een andere persoon gedaan
3
, legaat, te dragen), niet wordt beschouwd als een legaat. Hiermee wordt de
mogelijkheid om te werken via een duolegaat dus gehandhaafd.
o Inmiddelijks blijkt de draagwijdte (m.n.) de fictiebepaling toch wel in belangrijke
mate te zijn gewijzigd, zowel nav de codificatie, als, naderhand, obv een
tussengekomen decreet dan wel obv een administratieve interpretatie.
B. Wettelijk, testamentaire en contractuele devolutie
Artikel 2 WSucc / 2.7.1.0.2. VCF :
o De wijze waarop goederen worden verkregen door overlijden is irrelevant voor de
successierechten:
wettelijke devolutie ( cf art 718 ev BW )
testamentaire devolutie ( cf art 967 BW )
contractuele devolutie ( cf art 1081 ev BW)
o Overdrachten ter gelegenheid van het overlijden ontsnappen (in principe) aan het
successierecht
Bv. schenking OG onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker ó
schenking RG (op grond van expliciete fictiebepaling)
Bv. erfstelling over de hand / beding van aanwas / terugvalling opgenomen in schenkingsakte
(=> schenkbelasting) ó opgenomen in testament (=> erfbelasting)
o ! fictiebepalingen: artikelen 4-11 W.Succ. (2.7.1.0.3. – 2.7.1.0.9. VCF): aantal
specifieke vermogensovergangen n.a.v. overlijden worden fiscaal gelijkgesteld met
overgangen door overlijden
Verkrijgingen ingevolge de wettelijke devolutie
o Algemeen
Bij gebrek aan testament worden de rechten geheven op het vermogen
ontvangen door de wettelijke erfopvolgers
Ook indien er nog geen vereffening/verdeling heeft plaatsgehad
o Drievoudige keuze voor de erfgenamen
Aanvaarding van de nalatenschap
Ook bij stilzwijgende aanvaarding van de nalatenschap
Verwerping van de nalatenschap
Hoogste recht is van toepassing ( art. 68 WSucc – 2.7.7.0.3. VCF ====
Decreet 8 december 2017)
Vb. minnares decuius verwerpt legaat, waardoor legaat naar enige
zoon gaat
Er was een bepaling opgenomen dat wanneer iemand verwerpt, dit
nooit tot nadeel kon strekken van de Staat/ het Gewest
o Aan de hoogst mogelijke tarieven -> zoon erft in rechte lijn
met gunstige tarieven: onder gelding oude bepaling ging
zoon moeten betalen wat de minnares normaal moest
betalen indien ze niet had verworpen
o Werd geschrapt om generation-skipping niet te
ontmoedigen
Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving
Successierechten zijn verschuldigd ( art. 73 WSucc - 3.1.0.0.7. VCF)
Zodra je gaat aanvaarden, ben je EB verschuldigd. Kan voor zeer
onaangename verrassingen zorgen
Aanvaarden = betalen
o Tenzij netto-actiefwaarde nul is
4
, Verkrijgingen ingevolge de testamentaire devolutie
o Algemeen
Het bestaan van een geldig testament is vereist
o Soorten legaten
Algemeen legaat
Legaat van de algemeenheid van goederen
Hebben dezelfde verplichtingen als de erfgenamen
Legaat onder algemene titel
Legaat van bv. alle onroerende goederen of bv. 1/3 van roerende
goederen
Bijzonder legaat
Legaat van bv. een geldsom, schilderij, kasbons, auto etc.
Hebben bv. geen aangifteverplichting
o Zijn van belang voor de procedureregels
Verkrijgingen ingevolge de contractuele devolutie
o ! Opletten met onderscheid tussen contractuele erfstelling en schenking van
tegenwoordige goederen onder opschortende voorwaarde van overlijden schenker
Contractuele erfstelling : successierechten
Schenking van goederen onder opschortende voorwaarde (of termijn) van
overlijden schenker: registratierechten
! Fictiebepaling 2.7.1.0.3., 3° VCF
Onderscheid maken tussen contractuele erfstellingen waarbij ene
echtgenoot tav andere zal beschikken over zijn nalatenschap. Is
anders dan schenking aan de echtgenoot onder opschortende
voorwaarde eigen overlijden. Eerste voorbeeld zijn
registratierechten vt. Tweede vb is de schenkbelasting vt
Criterium: bij erfstelling kan schenker tijdens zijn leven nog steeds over
goederen beschikken, bij schenking onder opschortende voorwaarde niet
Als mijn wens is dat mijn echtgenoot alles krijgt, zal hij alles krijgen
op moment overlijden. Dat kan meer zijn dat ik nu heb, of minder.
Daarentegen als ik zeg 100 000 euro voor echtgenoot, moet ik
maken dat dit nog aanwezig is op moment overlijden
C. Wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik
2.7.1.0.2, lid 2 VCF: “wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik” (ten voordele van
langstlevende – hypothese van voorafgaande schenking met voorbehoud van
vruchtgebruik)
o Specifieke vorm van wettelijke devolutie
o Betekent dat de eerstervene echtgenoot goederen heeft geschonken met
voorbehoud van VG (is meestal aan de kinderen). Als vader overlijdt -> dooft VG
normaal uit. specifiek omwille van de bescherming van de LLE (om bv. moeder te
beschermen) -> wettelijk toegekend opvolgend VG moeder wordt automatisch
vruchtgebruikster
o Maar: vruchtgebruik valt niet in nalatenschap (is wettelijke last opgelegd aan de
begiftigden)
Hoe zit dat dan met EB?
Overgang v vermogen door overlijden? Nee, VG valt niet in de
nalatenschap. De kinderen moeten de last ondergaan van een nieuw
VG. Moeder zal VG niet overnemen, maar krijgt een nieuw VG. VG vd
vader valt niet in de nalatenschap
5
, o ! Niet verwarren met “conventionele terugval”
Bovenstaand was de wettelijke terugval <-> conventionele terugval: is
schenken met voorbehoud v VG en je zou kunnen bedingen dat het VG moet
terugvallen naar zijn echtgenote. Conventioneel beding valt ook niet in de
nalatenschap. Het vindt zijn oorsprong in de schenkingsactie. Evt wel een
fictiebepaling vt; bij roerende goederen
Gelijkgestelde verkrijgingen
o De fictiebepalingen van art. 4-11 Wsucc (2.7.1.0.3. – 2.7.1.0.9. VCF)
Specifieke anti-misbruikbepalingen: handelingen onder levenden (met
uitwerking n.a.v. overlijden) gelijkgesteld met overdrachten door overlijden
Fiscaal juridische ficties ingevoerd, men gaat fiscaal gelijkstellen door
het overlijden
Vallen niet in de nalatenschap -> maar zullen toch worden belast als
een fictief legaat
Vallen nu in titel 2, H7 EB, afdeling 1, artikelen 3 tem 9 met
vertakkingen naar andere artikelen
Worden ook specifieke anti-misbruikbepalingen genoemd
Bepaalde handelingen onder de levenden worden niettemin
gelijkgesteld
Fictiebepalingen hebben enkel een fiscale en geen burgerrechtelijke
implicatie
De herkwalificatie van de handeling van het legaat gelden uitsluitend
voor het fiscaal recht, niet burgerrechtelijk -> daaraan wijzigt men
niets
Volgende ficties werden voorzien :
Schuldbekentenissen en bepaalde schenkingen van roerende
goederen
De ongelijke verdeling van huwgemeenschappen
(onrechtstreekse) schenkingen binnen de 3 jaar voor het overlijden
Bedingen ten behoeve van een derde
Overdrachten ten bezwarende titel met voorbehoud van
vruchtgebruik of een ander levenslang recht
D. Fictiebepalingen
1. Schuldbekentenissen en schenkingen met opschortende voorwaarde of termijn
o Art. 2.7.1.0.3 VCF “schulden die uitsluitend bij uiterste wil zijn erkend” alsook
“schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder BT maar die een
bevoordeling inhouden en die niet aan de SB of het RR op schenkingen zijn onderworpen”
gelijkstellen met een legaat
o Gelijkstellingsbepaling ingegeven door een wantrouwen -> antimisbruikbepaling
o Geveinsde schuldbekentenissen onder levenden:
o Schuld van een geldsom
o Erkenning in een akte onder de levenden, schijnbaar onder bezwarende titel
o Nog niet met registratierecht der schenkingen belast
o Ook indien schuldbekentenis dateert van meer dan 3 jaar voor overlijden
o Bewijslast ligt bij fiscus (vaak moeilijk aan te tonen)
o Door Vlaamse Gewest een bijkomende (echte) FB opgenomen: “alle schenkingen van RG die
de EL heeft gedaan onder de opschortende vw of termijn die vervuld wordt ingevolge het
overlijden van de schenker”
6