MICRO-ECONOMIE (2020 – 2021)
Inhoud
HOOFDSTUK 2: VRAAG EN AANBOD .......................................................................................... 4
2.1 VRAAG .............................................................................................................................. 4
2.2 AANBOD ........................................................................................................................... 5
2.3 MARKTEVENWICHT .......................................................................................................... 6
2.4 ELASTICITEIT VAN DE VRAAG ........................................................................................... 7
2.5 ELASTICITEIT VAN HET AANBOD .................................................................................... 10
2.6 IMPACT VAN BELASTINGEN............................................................................................ 12
2.7 ONGELIJKE GEVRAAGDE EN AANGEBODEN HOEVEELHEID ........................................... 12
HOOFDSTUK 3: KEUZERESTRICTIE VAN CONSUMENTEN ......................................................... 13
3.1 VOORKEUREN ................................................................................................................. 13
3.2 NUT ................................................................................................................................. 15
3.3 BUDGETRESTRICTIE ........................................................................................................ 19
3.4 BEPERKTE CONSUMENTKEUZE ....................................................................................... 22
HOOFDSTUK 4: VRAAG ............................................................................................................. 25
4.1 HET AFLEIDEN VAN VRAAGCURVES ............................................................................... 25
4.2 EFFECTEN VAN EEN INKOMENSSTIJGING....................................................................... 27
HOOFDSTUK 5: CONSUMENTENWELZIJN EN BELEIDSANALYSIS ............................................. 29
5.1 ONGECOMPENSEERD CONSUMENTENWELZIJN ............................................................ 29
5.2 HET AFLEIDEN VAN ARBEIDSAANBODCURVES............................................................... 30
HOOFDSTUK 6: BEDRIJVEN EN PRODUCTIE ............................................................................. 32
6.1 EIGENDOM EN MANAGEMENT VAN BEDRIJVEN ........................................................... 32
6.2 PRODUCTIE ..................................................................................................................... 33
6.3 KORTE TERMIJNPRODUCTIE: 1 VARIABELE EN 1 VASTE INPUT ..................................... 33
6.4 LANGE TERMIJNPRODUCTIE: 2 VARIABELE INPUTS ....................................................... 34
6.5 SCHAALOPBRENGSTEN ................................................................................................... 38
6.6 PRODUCTIVITEIT EN TECHNISCHE VERANDERINGEN..................................................... 40
HOOFDSTUK 7: KOSTEN ........................................................................................................... 40
7.1 KOSTEN METEN .............................................................................................................. 40
7.2 KORTE TERMIJNKOSTEN ................................................................................................. 47
7.3 LAGERE KOSTEN OP LANGE TERMIJN............................................................................. 49
7.4 KOST VAN HET PRODUCEREN VAN MEERDERE GOEDEREN .......................................... 49
HOOFDSTUK 8: COMPETITIEVE BEDRIJVEN EN MARKTEN ....................................................... 50
, 8.1 PERFECTE CONCURRENTIE ............................................................................................. 50
8.2 WINSTMAXIMALISATIE ................................................................................................... 51
8.3 CONCURRENTIE OP KORTE TERMIJN ............................................................................. 54
8.4 CONCURRENTIE OP LANGE TERMIJN ............................................................................. 55
HOOFDSTUK 9: EIGENSCHAPPEN EN TOEPASSINGEN VAN HET COMPETITIEF MODEL .......... 58
9.1 CONSUMENTEN- EN PRODUCENTENSURPLUS .............................................................. 58
9.2 CONCURRENTIE MAXIMALISEERT WELVAART ............................................................... 61
9.3 MAATREGEL: OMZETBELASTING .................................................................................... 61
9.4 MAATREGEL: SUBSIDIES ................................................................................................. 66
9.5 MAATREGEL: MINIMUM- EN MAXIMUMPRIJZEN.......................................................... 67
9.6 MAATREGEL: IMPORTTARIEVEN EN QUOTA’S ............................................................... 70
HOOFDSTUK 11: MONOPOLIE EN MONOPSONIE .................................................................... 73
11.1 MONOPOLIE WINSTMAXIMALISATIE ........................................................................... 73
11.2 MARKTMACHT EN WELVAART ..................................................................................... 80
11.3 OVERHEIDSACTIES DIE MARKTMACHT REDUCEREN .................................................... 84
11.4 MONOPOLIEBESLISSINGEN NA VERLOOP VAN TIJD EN GEDRAGSECONOMIE ............ 85
11.5 MONOPSONIE............................................................................................................... 86
HOOFDSTUK 12: PRIJSZETTING EN RECLAME .......................................................................... 86
12.1 VOORWAARDEN VOOR PRIJSDISCRIMINATIE .............................................................. 86
12.2 PERFECTE PRIJSDISCRIMINATIE OF EERSTE GRAAD PRIJSDISCRIMINATIE ................... 87
12.3 GROEPSPRIJSDISCRIMINATIE OF DERDE GRAAD PRIJSDISCRIMINATIE ....................... 89
12.4 NON-LINEAIRE PRIJSZETTING ....................................................................................... 92
12.5 TWEEDELIGE PRIJSZETTING .......................................................................................... 94
12.6 TIE-IN VERKOPEN.......................................................................................................... 94
12.7 ADVERTEREN ................................................................................................................ 96
HOOFDSTUK 14: OLIGOPOLIE EN MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE .................................. 98
14.1 MARKTSTRUCTUREN .................................................................................................... 98
14.2 KARTELS ........................................................................................................................ 99
14.3 COURNOT OLIGOPOLIEMODEL .................................................................................. 101
14.4 STACKELBERG OLIGOPOLIEMODEL ............................................................................ 105
14.5 BERTRAND OLIGOPOLIEMODEL ................................................................................. 107
14.6 MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE ......................................................................... 111
HOOFDSTUK 13: SPELTHEORIE ............................................................................................... 112
13.1 STATISCHE SPELLEN .................................................................................................... 112
13.2 DYNAMISCHE SPELLEN ............................................................................................... 120
2
,13.3 VEILINGEN .................................................................................................................. 125
3
,HOOFDSTUK 2: VRAAG EN AANBOD
2.1 VRAAG
Gevraagde hoeveelheid
Dit is de hoeveelheid van een goed dat consumenten bereid zijn te kopen tegen verschillende
prijzen, rekening houdend met andere (constante) factoren, waaronder:
• prijzen van andere goederen
• inkomen
• voorkeur
• kwaliteit
Vraagfunctie
De vraagfunctie van een goed/dienst beschrijft de relatie tussen de gevraagde hoeveelheid en
de andere constante factoren → QD = D(eigen prijs, andere prijzen, inkomen…)
Wet van de vraag
Deze stelt dat de gevraagde hoeveelheid van een goed/dienst daalt naarmate de prijs ervan
stijgt (= negatieve relatie).
𝑑𝑄𝐷
< 0
𝑑𝑝
Vraagcurve
Dit is een visuele voorstelling van de vraagfunctie → 2 mogelijkheden:
• verschuiving op de vraagcurve: veroorzaakt door een prijswijziging van het
desbetreffende goed (bv. een bijkomende taks op ijsjes)
• verschuiving van de vraagcurve: veroorzaakt door een wijziging in de andere
factoren (inkomen, prijs van gerelateerde goederen, voorkeur…)
o betalingsbereidheid ↗ : verschuiving naar rechts (boven)
o betalingsbereidheid ↘ : verschuiving naar links (beneden)
Consumenteninkomen
• Inkomen ↗ : de vraag naar bepaalde goederen zal stijgen = normaal goed
• Inkomen ↘ : de vraag naar bepaalde goederen zal dalen = inferieur goed
Prijs van gerelateerde goederen
• Substituten: een prijsdaling in het ene goed zorgt voor een daling in de vraag naar
een ander goed (bv. Coca-Cola en Pepsi)
• Complementen: een prijsstijging in het ene goed zorgt voor een daling in de vraag
naar een ander goed (bv. diesel wordt duurder, dus zal de vraag naar dieselwagens
afnemen)
4
,Vraagcurves samenvoegen (marktvraag)
De individuele vraagcurves worden opgeteld
voor elk prijsniveau
Bv. bij een p = 7,4 is de totale vraag
1,3 + 4,6 = 5,9
2.2 AANBOD
Aangeboden hoeveelheid
Dit is de hoeveelheid van een goed dat producenten bereid zijn aan te bieden en te verkopen
tegen verschillende prijzen, rekening houdend met andere (constante) factoren, waaronder:
• inputprijzen
• technologie
• overheidsacties
Aanbodsfunctie
Deze beschrijft de relatie tussen de aangeboden hoeveelheid en de andere constante factoren
→ QS = S(eigen prijs, inputprijzen, technologie…)
Wet van het aanbod
Deze stelt dat de aangeboden hoeveelheid van een goed/dienst stijgt naarmate de prijs ervan
stijgt (= positieve relatie).
𝑑𝑄𝑆
> 0
𝑑𝑝
Aanbodcurve
Dit is een visuele voorstelling van de vraagfunctie → 2 mogelijkheden:
• verschuiving op de aanbodcurve: veroorzaakt door een prijswijziging van het
desbetreffende goed
• verschuiving van de aanbodcurve: veroorzaakt door een wijziging in de andere
factoren (inputprijzen, technologie…)
o productiebereidheid ↗ : verschuiving naar rechts (boven)
o productiebereidheid ↘ : verschuiving naar links (beneden)
Aanbodcurves samenvoegen (marktaanbod)
De individuele aanbodcurves worden opgeteld voor elk prijsniveau
5
,2.3 MARKTEVENWICHT
Marktevenwicht
Om het marktevenwicht te vinden, stellen we de marktvraag gelijk aan het marktaanbod.
Grafisch: het marktevenwicht bevindt zich waar de vraag- en aanbodcurve elkaar snijden.
Bijvoorbeeld:
QD = 12 – p en QS = 9 + 0,5p
QD = QS ↔ 12 – p = 9 + 0,5p
↔ 1,5p = 3 ↔ p=2
↔ QD = 12 – p = 12 - 2 = 10
↔ QS = 9 + 0,5p = 9 + (0,5*2) = 10
Aanbod- en vraagoverschot
AANBODOVERSCHOT/SURPLUS VRAAGOVERSCHOT/TEKORT
prijs > marktevenwichtsprijs prijs < marktevenwichtsprijs
↓ ↓
aangeboden hoeveelheid > gevraagde gevraagde hoeveelheid > aangeboden
hoeveelheid hoeveelheid
→ producenten zullen hun prijs → producenten zullen hun prijs
verlagen om de verkoop te laten verhogen omdat er te veel
stijgen → bewegen naar consumenten zijn → bewegen naar
marktevenwicht marktevenwicht
Verschuiving van het marktevenwicht
6
, Wijziging in marktevenwicht: omvang
De vorm van vraag- en aanbodcurves beïnvloeden de mate waarin een vraag- of
aanbodwijziging effect heeft op het marktevenwicht
2.4 ELASTICITEIT VAN DE VRAAG
Elasticiteit
Wordt gebruikt om te meten hoe sterk/zwak consumenten en producenten reageren op
veranderingen in marktomstandigheden → verschillende soorten:
• prijselasticiteit
o vraag
o aanbod
• kruiselasticiteit
• inkomenselasticiteit
Elasticiteit:
meet de procentuele
wijziging in Helling:
prijs/hoeveelheid meet de absolute wijziging
in prijs/hoeveelheid
Vraagelasticiteit
= de mate waarin de gevraagde hoeveelheid naar een goed reageert op een prijswijziging
➔ wat gebeurt er met de gevraagde hoeveelheid als de prijs wijzigt met 1%?
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑔𝑒𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔𝑑𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 𝑛𝑖𝑒𝑢𝑤 − 𝑜𝑢𝑑
𝜀𝑄𝐷,𝑃 = ‼! 𝑥 100
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑜𝑢𝑑
7
, Midpoint methode
De uitkomst van de vorige formule kan verschillen naargelang het om een prijsstijging of
prijsdaling gaat → de midpoint methode is hiervoor de oplossing
➔ De uitkomst van deze methode is dezelfde, ongeacht de richting van de wijziging
➔ De uitkomst ligt tussen de uitkomst van de vorige formule van een prijsstijging en een
prijsdaling
𝑄 + 𝑄
(𝑄2 − 𝑄1 )/[ 2 2 1 ]
𝜀𝑄𝐷,𝑃 =
𝑃 + 𝑃
(𝑃2 − 𝑃1 )/[ 2 2 1 ]
Vraagelasticiteit met calculus (kleine veranderingen)
Hoe kleiner de wijziging, hoe minder groot het probleem
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑔𝑒𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔𝑑𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 ∆𝑄/𝑄 𝜕𝑄 𝑃
𝜀= = =
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 ∆𝑃/𝑃 𝜕𝑃 𝑄
𝑑𝑄𝐷 𝑃 𝑃
Als QD = a – bP → 𝜖𝑄𝐷 ,𝑃 = = = −𝑏
𝑑𝑃 𝑄𝐷 𝑄𝐷
Verscheidenheid aan vraagcurves
Inelastische vraag Elastische vraag Extremen
• Gevraagde • Gevraagde • Perfect inelastisch: gevraagde
hoeveelheid reageert helemaal
hoeveelheid reageert hoeveelheid reageert niet op prijswijzigingen. Bv.
niet sterk op zeer sterk op levensnoodzakelijk geneesmiddel
prijswijzigingen. prijswijzigingen. • εQ ,P = 0
D
• εQ ,P > −1 of • εQ ,P < −1 of • Perfect elastisch: gevraagde
D D hoeveelheid reageert oneindig
|εQ ,P | < 1 |εQ ,P | > 1 sterk op prijswijzigingen. Bv.
D D
marktkraampjes die allemaal
hetzelfde verkopen tegen
dezelfde prijs. Als 1 kraam de
prijzen verhoogt, dan koop je
daar niets meer en koop je bij de
andere kramen.
• εQ ,P = -∞
D
Prijselasticiteit van de vraag is sterk gerelateerd aan de helling van de vraagcurve
Vraagfunctie: QD = f(P)
8
, Determinanten van vraagelasticiteit
Beschikbaarheid van goede substituten
Noodzakelijke goederen vs. luxegoederen
Marktomvang
Tijdshorizon (korte vs. lange termijn)
De vraag is elastischer wanneer:
• er meer goede substituten beschikbaar zijn
• het een luxegoed betreft
• de markt eng is
• men meer tijd heeft om te reageren
Relatie tussen totale omzet en vraagelasticiteit
Totale omzet = P x Q
Lineaire vraagfuncties
9
, Kruiselasticiteit
Deze meet hoe de gevraagde hoeveelheid van product A reageert op een prijswijziging van
product B
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑔𝑒𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔𝑑𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝐴
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝐵
Bijvoorbeeld: kruiselasticiteit van wagens
Groen = eigen prijselasticiteit
Alle andere vakken = kruiselasticiteit
Uit de tabel blijkt dat Nissan en Ford elkaars
concurrenten zijn en hetzelfde geldt voor
BMW en Lexus. Dit betekent dat een prijs-
wijziging bij bijvoorbeeld BMW weinig
effect heeft op de gevraagde hoeveelheid van
Nissan of Ford, maar een groot effect op die van Lexus.
Inkomenselasticiteit
Deze meet hoe de gevraagde hoeveelheid van een product reageert op een inkomenswijziging
van de consument
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑔𝑒𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔𝑑𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 𝑑𝑄𝐷 𝑌
𝜀𝑄𝐷,𝑌 = =
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑖𝑛𝑘𝑜𝑚𝑒𝑛𝑠𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑑𝑌 𝑄𝐷
• Normale goederen: inkomen ↗, je koopt meer normale goederen
• Inferieure goederen: inkomen ↗, je koopt minder inferieure goederen
2.5 ELASTICITEIT VAN HET AANBOD
Aanbodelasticiteit
= de mate waarin de aangeboden hoeveelheid van een goed reageert op een prijswijziging
➔ wat gebeurt er met de aangeboden hoeveelheid als de prijs wijzigt met 1%?
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑎𝑎𝑛𝑔𝑒𝑏𝑜𝑑𝑒𝑛 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑
𝜀𝑄𝑆 ,𝑃 =
% 𝑤𝑖𝑗𝑧𝑖𝑔𝑖𝑛𝑔 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠
10