PATHOLOGIE
1. INLEIDENDE BEGRIPPEN
1.1. EPIDEMIOLOGIE
Studie van het voorkomen en de verspreiding van ziekten onder de bevolking: wie door de ziekte getroffen en
welke factoren?
Incidentie
Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid, per aantal van de bevolking. Meestal per duizend
personen per jaar of per honderd duizend personen per jaar.
Het in kaart brengen van gegevens is nuttig: opsporen van oorzaken (leefgewoonten, voeding, milieu, hygiëne,
…), preventie (informatie), leren over het mechanisme van de ziekte.
• Darmkanker vooral in Azië en Portugal.
o Reden: eetgewoonten in Azië, aanwezigheid bacterie in Portugal (Helicobacter pylori) door de
straathonden. Deze bacterie is een waarschijnlijkheid voor het ontstaan van maagkanker. Via
AB te genezen.
o Reden maagkanker: stress, bacterie, maagzweren, voeding
• Zika virus door muggen
o Gevaarlijk voor zwangere vrouwen → afwijkingen kind: kleine schadel
o Symptomen: koorts, rode ogen, pijn
• Norovirus: diarree en overgeven
• Griep
o 200 nieuwe gevallen per week per 100 000 personen → boven de tresh hold
o Indien verder boven de drempelwaarde dan is er sprake van epidemie
o Bij onvoldoende tijd voor aanmaak van een bepaald vaccin gebruiken in een ei. Bij voldoende
tijd niet in een ei.
Prevalentie
Het aantal gevallen per duizend of per honderdduizend op een specifiek moment in de bevolking.
Morbiditeit
Het aantal personen van een bepaalde bevolkingsgroep dat binnen een bepaalde tijdspanne door de ziekte
worden getroffen. Meestal uitgedrukt per 1000 per 10 000 of per 100 000.
Mortaliteit
Het aantal sterfgevallen in de bevolking als gevolg van een bepaalde ziekte, medicijn- of drugsgebruik, verkeer,
… gedurende een bepaalde tijdsperiode. Meestal in % of in promille uitgedrukt.
1
,1.2 ETIOLOGIE
Oorzaak van een ziekte. Men spreekt van een idiopathische etiologie als de oorzaak niet bekend is. De oorzaak
kan genetisch, door infectie, chemisch, door straling, mechanisch zijn.
1.3. PATHOGENESE
Het meestal stapsgewijze ontstaan, ontwikkelen van een aandoening en het verloop ervan.
1.4 CLASSIFICATIE NAAR OORZAAK
ENDOGENE ZIEKTE OORZAKEN
Aangeboren of congenitale afwijkingen. Dit wil zeggen een afwijking of ziekte waarmee men ter wereld komt.
Erfelijke aandoeningen
Fouten in het DNA; in de chromosomen. Soorten chromosoomafwijkingen:
• Numerieke = wijken af in het aantal
o Down syndroom = trisomie 21
o Patau syndroom = trisomie 13
o Edwards syndroom = trisomie 18
o Turner syndroom = monosomie X
o Klinefelter syndroom = 47, XXY
• Structurele = wijken af in structuur
o Deletie
▪ VCFS
▪ Williams Beuren
o Duplicatie
o Inversie
o Insertie
o Translocatie
VCFS = = Velo cardio fasciaal syndroom = verhemelte, hart, aanzicht = CATCH 22
• C = cardial disorder
• A = abnormal facies
• T = thymus hypoplasie = te lage ontwikkeling van de thymus → te lage productie van T-cellen
• C = cleft palat = gespleten verhemelte
• H = hypocalcemie
• 22 = probleem om chr 22
1/4000 levend geboren (AD) met VCFS. Het is een deletie van 3Mb (= 30 genen). Variabele expressie en
incomplete penetratie. Betrokken genen: VEGF = vasculaire endotheliale GF → mensen met VCFS brengen deze
factor niet tot expressie. Kortere onderkaak; geen plaats voor de tong dus duwt in gehemelte waardoor er een
open gehemelte ontstaat. Er is een kleine thymus waardoor de productie van T-cellen laag is. Er is ook geen
bijschildklier waardoor er geen parathormoon is en waardoor de concentratie aan Ca²+ daalt.
FISH techniek = fluorescerend in sito hybridisatie = enkelvoudig stuk DNA waaraan aan fluorochroom zit →
opzoek naar 3 MB. Als fluorochroom niet bindt dan is het er niet meer.
2
,Aangeboren/niet-erfelijke aandoeningen
Afwijkingen zitten niet in het genetisch materiaal, maar is wel aanwezig bij de geboorte doordat er een
schadelijke inwerking heeft plaatsgehad op de foetus. Vooral tijdens de organogenese in het eerste trimester
van de zwangerschap, is de foetus kwetsbaar. Een misvormend invloed op de foetus noemt men een
teratogeen effect. Schadelijke inwerkingen kan gebeuren door bv:
• Infecties = besmetting van de moeder door een MO dat door de placenta naar het kind overgaat
o Rubella = rode hond = een virus dat bij de foetus hartafwijkingen en doofheid kan
veroorzaken
o Toxoplasma
o CMV
• Stralen
• Chemisch
o Medicatie (Softenon), alcohol, drugs
• Zuurstof tekort bij de bevalling zelf, vooral wanneer deze langdurig en moeizaam verloopt.
Hersenbeschadiging kan het gevolg zijn.
• Erythroblastosis foetalis = ziekte van de foetus door rhesusantagonisme tussen moeder en kind
Toxoplasmose = aandoening veroorzaakt door parasiet toxoplasma waarbij de kat als gastheer wordt gebruikt
(in de uitwerpselen van de kat) = kattenbakziekte.
• Vrouwen + voor toxoplasma = levenslang immuun.
• Vrouwen – voor toxoplasma = niet immuun = maandelijkse bloedanalyse bij zwangerschap.
o Besmetting na bevruchting → afwijkingen toonbaar via vruchtwaterpunctie (opzoek naar
DNA van parasiet op muizen).
o Symptomen = mentale afwijkingen rond 2 jaar, calcium afzettingen in de hersenen,
oogafwijkingen, doof
o Oplossing: bloed laten trekken voor de zwangerschap! In het begin is de kans op
overdraagbaarheid klein, indien het overgedragen is heeft het wel grote gevolgen. Aan het
einde is de kans op overdraagbaarheid groot, maar zijn de gevolgen klein omdat alles
ontwikkeld is.
CMV = Cyto Melano Virus = gelijkaardige symptomen als toxoplasmose. Overdraagbaar via snot
Softenon tegen ochtendmisselijkheid: thalidomide bindt op de promotor van VEGF, waardoor er geen
bloedvaten worden aangemaakt en er dus kortere ledematen ontstaan. Thalidomide wordt gebruikt bij kanker:
bloedvat niet gevormd; kankercellen ontvangen geen zuurstof en kan zich niet verplaatsen (<-> angiogenese).
Rhesusprobleem: moeder Rh – en kind Rh + = bij de geboorte is het lichaam in contact met iets
lichaamsvreemd: AL aanmaken. Nu is er nog geen probleem. 2 e zwangerschap: AL worden verplaatst. Hier wel
doorheen de placenta en maken zo de RBC van het kind kapot. Oplossing: Rhogan ® = IgM tegen rhesusfactor.
Deze worden toegediend bij de 1e geboorte (extern): IS gaat geen AL zelf aanmaken. Na een tijdje verdwijnen
ze.
anderen: te kort aan foliumzuur (vitamien B11). B11 zorgt voor aanmaak van DNA. Anticonceptie zorgt voor
daling van foliumzuur, na inname van 10 jaar. Oplossing: inname foliumzuur 2 maand voor je zwanger wilt
worden.
3
, EXOGENE ZIEKTE OORZAKEN
Afwijkingen of ziekten veroorzaakt door invloeden van buitenaf.
Fysische oorzaken
• Mechanische geweld inwerking = trauma
• Temperatuur
o Hoge T = hypermetabolisme → capaciteit zuurstofaanvoer daalt → celdood
o Afkoeling = vasoconstrictie → verminderde weefselperfusie
o Sterke afkoeling = vasoconstrictie → verminderde weefselperfusie → regulatie vaattonus
gaat verloren + vasodilatatie treedt op → toegenomen permeabiliteit van de vaatwand
o Bevriezing = intracellulaire kristallen → beschadiging membranen → celdood
• Luchtdruk
o Luchtembolie bij duikers: stikstof diffundeert naar de bloedbaan en wordt vloeibaar door de
hoge druk. Duiker snel omhoog: vloeibaar stikstof wordt gasvormig waardoor er gasbellen
ontstaan in de bloedbaan → afsluiting = Caissonziekte = acute decompressie →
isochemische celschade
• Geluid
o Oren beschadigd → hersenen creëren geluiden (getuut) = Tinnitus
o Duur en intensiteit spelen een rol
• Elektriciteit
o Elektrocutie (verhitting van de stroom doorheen de weefsels) → necrose
• Straling
o Ioniserende stralen zijn energetische stralen (X-stralen) en veroorzaken radiolyse waarbij uit
H2O de radicalen H° en OH° vrijkomen. Radicalen hebben een hoge energie en kunnen bosten
met DNA → strengbreuken en mutaties. De elektronen slaan los en moleculen worden
instabiel.
▪ Korte golflengte, hoge energie = minder diep in het weefsel, meer schade
▪ Lange golflengte, lage energie = dieper in het weefsel, minder schade
o UV-stralen → celschade: melanocyten bevatten melanine. UV-licht brengt makkelijk mutaties
bij deze cellen → de cellen worden nog meer beweeglijker → meer uitzaaiing. UV-licht vormt
pyrimidine rechtstreeks in het DNA: basen zullen bruggen vormen. Enzymes corrigeren deze
brug. Mensen met het xeroderma pigmentosum aandoening (AR) hebben deze enzymen niet
en kunnen niet naar buiten gaan door de hoge incidentie van basocellulair carcinoom en
melanoom van de huid.
▪ UVA = lange golflengte, hele dag. Hebben we nodig. Minder schade, Vit D (vanuit
cholesterol)
▪ UVB = enkel tijdens de middag
▪ UVC = gevaarlijk, wordt tegengehouden door de ozonlaag. Cellen meest aangetast
t.h.v. de stratum corneum → veel schade; hoge energie, korte golflengte
▪ Melanocyten bevatten melanine. UV-licht brengt makkelijk mutaties bij deze cellen
→ de cellen worden nog meer beweeglijker → meer uitzaaiing.
▪ UV-licht vormt pyrimidine rechtstreeks in het DNA: basen zullen bruggen vormen.
Enzymes corrigeren deze brug. Mensen met het xeroderma pigmentosum
aandoening (AR) hebben deze enzymen niet en kunnen niet naar buiten gaan door
de hoge incidentie van basocellulair carcinoom en melanoom van de huid.
4