Vocabulaire Frans
La représentation graphique
Comment décrire une représentation
graphique ?
Stijgen, verhogen, toenemen Augmenter de + chiffre
Een stijging, verhoging, toename Une augmentation de + chiffre
Toenemen, groeien, stijgen S’accroître de + chiffre
Een groei, toename Un accroissement de + chiffre
Klimmen, stijgen Grimper
Een toename kennen van Connaitre une hausse de + chiffre
Stijgen, aan het groeien zijn Être en hausse
Toenemen, groeien, stijgen, ontwikkelen Progresser
Een toename kennen Connaitre une progression
Herstarten, hervatten, stimuleren, nieuw Relancer
leven inblazen
De hervatting, het herstel La relance / la reprise / le redressement
Verminderen, afnemen Diminuer de + chiffre
Een vermindering, afname van Une diminution de + chiffre
Vallen Tomber
Verlagen, dalen, afnemen Baisser
Een daling kennen van Connaitre une baisse de
Aan het dalen zijn être en baisse
Dalen, teruglopen, terugtrekken Régresser, reculer
Een terugloop kennen Connaitre une régression / un recul
Vertragen, afremmen Ralentir
De vertraging Le ralentissement
Langzaam stijgen Augmenter lentement
Een trage stijging Une augmentation lente
Snel stijgen Flamber / augmenter rapidement
Een snelle stijging Une flambée / une augmentation rapide
Dalen, verzwakken Fléchir
Een daling, afname Un fléchissement
Kelderen, sterk dalen Chuter / baisser rapidement
Een val, sterke daling Une chute / une baisse rapide
Fluctueren, variëren, schommelen fluctuer, varier
Een schommeling, fluctuatie, variatie Une fluctuation / une variation
Stabiel blijven, weinig schommelingen Rester stable / connaitre peu de variations
kennen
Stabiliteit La stabilité
Stagneren, stilvallen Stagner (sens négatif)
Een stagnatie Une stagnation
Zich stabiliseren, afvlakken Se stabiliser (sens positif)
Een stabilisatie, afvlakking Une stabilisation
Veel schommelingen kennen Connaitre beaucoup de variations, jouer au
1
, yo-yo, faire du yo-yo
Een zaagtandevolutie Une évolution en dents de scie
Sterk, hevig Fort(e), important(e)
Duidelijk Net(te)
Aanzienlijk, groot, merkbaar, aanmerkelijk Sensible, considérable
Belangrijk, aanzienlijk, significatif Significatif (-ive)
Snel Rapide
Licht, klein, gering, zacht, zwak, mager, mild Léger (-ère) / faible / modeste
Traag, langzaam Lent(e)
Volgen uit Résulter de
Aan de gang zijn Être en cours
Beginnen te stijgen Commencer à augmenter
Blijven voortduren Persister, perdurer
Ombuigen S’inverser
Zich beperken Se limiter
Blijven hangen op Plafonner à
De drempel Le seuil
Onder de benedengrens duiken Passer sous la barre
Door de bovengrens gegaan Crevé le niveau plafond
De kaap halen Franchir le cap
Dossier 1
1. La gestion financière du ménage
Het huishouden Le ménage
Het budget beheren Gérer le budget
Het beschikbaar inkomen Le revenu disponible
Bezorgen aan (een gezin voorzien van Procurer à (procure au ménage son pouvoir
koopkracht) d’achat)
Voortkomen uit Provenir de
De loon, de vergoeding La rémunération du travail/le salaire
De sociale uitkering, premies Les prestations/les allocations sociales
Rentes verstrekt door Les rentes procurées par
De onroerende eigendommen Les propriétés foncières (f.)
De financiële beleggingen Les placements financières (m.)
De behoeften bevredigen Satisfaire ses besoins
De aankoop van consumptiegoederen L’achat de biens de consommation
De aankoop van (niet) duurzame goederen L’achat de biens (non) durables
De vraag naar diensten La demande de services
De beste prijs-kwaliteitsverhouding Obtenir le meilleur rapport qualité-prix
bekomen
De inkomsten dekken de uitgaven Les revenus couvrent les dépenses
De courante uitgaven Les dépenses courantes
De jaarlijkse uitgaven Les dépenses annuelles
De onvoorziene uitgaven/de uitzonderlijke Les dépenses imprévues/exceptionnelles
2