Hoorcollege 1: 22/09/2020
Filiep.deruyck@vub.be
Hoe worden misdrijven opgespoord? Hoe worden daders voor de rechtbank gebracht? Wie legt die
straffen op?
Studiemateriaal
Handboek ‘Overzicht van het Belgisch strafprocesrecht’ van Filiep Deruyck
Werkcolleges
In de werkcolleges worden twee strafdossiers bestudeerd:
1. Opsporingsonderzoek onder leiding van de PdK
2. Gerechtelijk dossier onder leiding van de onderzoeksrechter
6 procedureakten worden bestudeerd
Schriftelijke digitale proef die meetelt voor 25 % → 4 procedureakten die tijdens de werkcolleges aan
bod zijn gekomen die tezamen 10 fouten zullen bevatten, je moet de fouten aanduiden en uitleggen
waarom het fout is
Examen
Digitaal schriftelijk examen bestaande uit 15 meerkeuzevragen → meestal wordt er een stelling
gegeven, één juist antwoord
Inleiding
Het strafprocesrecht houdt een aantal regels in die betrekking hebben op 4 fasen:
- De fase van de opsporing: het onderzoek naar wie het misdrijf zou kunnen hebben gepleegd
= het vooronderzoek
o Kan een onderzoek zijn onder leiding van de PdK → een opsporingsonderzoek
o Kan een onderzoek zijn onder leiding van de onderzoeksrechter → een gerechtelijk
onderzoek
- De fase van de vervolging: het OM dat de betrokkene voor de rechter brengt
- De fase van de berechting: de vonnisgerechten beslissen of de betrokkene schuldig is, zo ja
welke straf hij daarvoor verdient
- De strafuitvoering: de straf die de rechter heeft uitgesproken wordt uitgevoerd
→De eerste 3 fases maken deel uit van de cursus strafprocesrecht
Strafprocesrecht:
- Hoe verloopt de procedure? Welke stappen worden er gezet? = procedureregels
- Regels met betrekking tot de rechten en verplichtingen van de partijen en de organen die in
het strafproces zijn betrokken
Het doel van het strafproces is om:
- De juridische waarheid te ontdekken = niet altijd gelijk aan de werkelijke waarheid, maar er
wordt getracht deze twee zo goed mogelijk te laten samenvallen
→ de juridische waarheid is niet meer aanvechtbaar van zodra die in kracht van gewijsde is
getreden
, - Tot een zowel in recht gerechtvaardigde als een ethisch gerechtvaardigde beslissing te
komen
Een strafrechter moet steeds uitspraak doen over 3 zaken:
1. Ben ik bevoegd?
2. Is de strafvordering ontvankelijk?
3. Is de strafvordering gegrond?
Aard van het strafprocesrecht is afhankelijk van het regime
→ autoritair regime: nadruk op rechtsinstrumentaliteit: het strafrecht moet efficiënt en effectief zijn,
de daders moeten worden gevonden en gestraft → hierbij heeft men minder aandacht voor de
betrokkenen in het strafproces
→ rechtsstatelijk regime: aandacht voor de rechtsbeschermende functie van het strafprocesrecht:
waarborgen die moeten worden gerespecteerd zoals recht van verdediging, recht op bijstand van
een advocaat …
Het is belangrijk om de nadruk te leggen op een combinatie van beide regimes, dus een evenwicht te
zoeken tussenbeide. Indien je de nadruk legt op enkel het autoritair regime zit je zonder
rechtswaarborgen, omgekeerd kan je komen tot een systeem waarbij het bijna niet meer mogelijk is
om met het naleven van alle waarborgen iemand nog tot een veroordeling te brengen.
Voorbeelden van het rechtsinstrumentele karakter in het Belgisch strafprocesrecht: afschaffing van
een heleboel rechtsmiddelen door Potpourri 2 Wet, de beperking van de mogelijkheid om verzet aan
te tekenen
Voorbeeld van het rechtsbeschermende karakter in het Belgisch strafprocesrecht: de Saldusregeling
(bij een verhoor heeft men recht op de bijstand van een advocaat)
In het Wetboek van strafvordering werd decennialang een onderscheid gemaakt tussen:
- Het vooronderzoek = inquisitoriaal
o Geheim, niet tegensprekelijk, niet openbaar
o Geen waarborgen voor de betrokkene die het voorwerp is van het onderzoek
- De terechtzitting ten gronde = accusatoir
o Niet geheim, wel tegensprekelijk, openbaar
o Waarborgen voor de betrokkene die het voorwerp is van het onderzoek
MAAR dat duidelijk onderscheid enorm vervaagd: men heeft ook tijdens het vooronderzoek rechten
en waarborgen ingebouwd voor de betrokkene (Franchimont) = accusatoir EN de strafrechter heeft
in het Belgische strafprocesrecht een actieve rol gekregen (hij gaat mee op zoek naar de waarheid) =
inquisitoriaal
Indeling handboek
10 hoofdstukken:
1. Organen en personen bij het strafproces betrokken (belangrijk HF)
2. De strafvordering
3. De burgerlijke vordering (wanneer het misdrijf nadeel heeft berokkend aan iemand)
4. Het opsporingsonderzoek (onder leiding van de PdK)
5. Het gerechtelijk onderzoek (onder leiding van de onderzoeksrechter)
6. De voorlopige hechtenis
, 7. De regeling van de rechtspleging (op het einde van een gerechtelijk onderzoek zal de
raadkamer moeten beslissen of er voldoende bezwaren zijn om iemand te verwijzen naar de
correctionele rechtbank, dat is de regeling van de rechtspleging)
8. Aantal algemene principes die van toepassing zijn op alle vonnisgerechten (bijvoorbeeld het
bewijsrecht)
9. De verschillende vonnisgerechten overlopen en de procedurevoering in de verschillende
vonnisgerechten bekijken
10. De rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep, cassatieberoep)
HF 1: organen en personen betrokken bij een strafprocedure
De gerechtelijke politie
Als politieambtenaar kan u taken uitoefenen van de gerechtelijke politie of van de bestuurlijke
politie, het is een functionele term en GEEN organieke term!
Gerechtelijke politie: repressieve politie (niet het voorkomen van misdrijven, maar het opsporen van
misdrijven en het verzamelen van bewijzen) art. 8 SV & art. 15,1° WPA
→ staan onder het gezag van de gerechtelijke overheden, nl. de Procureurs-generaal bij de Hoven
van Beroep die op hun beurt onder het gezag staan van de Minister van Justitie art. 367, eerste lid
SV, art. 148 Ger.W., art. 5, tweede lid WPA
- Kan soms proactief optreden: normaal gezien zullen de politiediensten pas taken van
gerechtelijke politie uitoefen wanneer er een misdrijf heeft plaatsgevonden, maar soms is
het mogelijk om reeds taken van gerechtelijke politie uit te oefenen wanneer het misdrijf
reeds is gepleegd maar nog niet aan het licht gekomen is OF wanneer het misdrijf nog niet is
gepleegd maar men vermoedt dat het misdrijf zal worden gepleegd art. 28bis §2 SV, zoals
bijvoorbeeld een terroristische aanslag die verijdeld wordt
≠ bestuurlijke politie: preventieve politie (handhaving van de orde, de politie die patrouilleert, het
verlenen van diensten in het kader van voetbalwedstrijden …) art. 14, eerste lid van de Wet van 5
augustus 1992 op het politieambt, hierna WPA
→ staan onder het gezag van de bestuurlijke overheden, nl. de minister van Binnenlandse Zaken art.
5, eerste lid WPA
Het controleorgaan voor de politiediensten is het Comité P
Hoe zijn de politiediensten gestructureerd?
Een geïntegreerde politie die wordt georganiseerd op 2 niveaus:
- Het lokale niveau = de lokale politie art. 3, tweede lid Wet van 7 december 1998 tot
organisatie van een geïntegreerde politiedienst, hierna WGP
o Verzekerd op lokaal niveau zowel taken van bestuurlijke als gerechtelijke politie
o Zal in sommige gevallen ondersteuning bieden aan de federale politie art. 61 – 64
WGP
o Wordt georganiseerd per politiezone art. 10 WGP
▪ Eén gemeente die op zich een politiekorps heeft
• Dat politiekorps staat onder toezicht van de gemeenteraad en de
burgemeester
▪ Meerdere gemeentes die zich verzamelen om een politiekorps te vormen
• Dat politiekorps staat onder toezicht van een politieraad art. 12,
tweede lid WGP (een afvaardiging van de gemeenteraden van de
, deelnemende gemeenten) en een politiecollege art. 23, eerste lid
WGP (burgemeesters van de deelnemende gemeenten)
- Het federale niveau = de federale politie art. 3, derde lid WGP
o Oefent taken van bestuurlijke en gerechtelijke politie uit op het grondgebied van het
Rijk
o Kan ondersteunende taken bieden aan de lokale politie
o Staat onder de leiding van een Commissaris-Generaal, die het hoofd is van drie
directies: de administratieve directie, de gerechtelijke directie en de administratieve
logistieke directie art. 93 §4 WGP
o Divisies die centraal zijn in Brussel en divisies die vooruitgeschoven worden in de
verschillende gerechtelijke arrondissementen, dit zijn de gedeconcentreerde
gerechtelijke directies die onder leiding staan van de gerechtelijke directeur art. 105
§1 WGP & art. 105 §6, eerste zin WGP
o Binnen de federale politie zijn er enkele gespecialiseerde centrale diensten zoals de
CDGEFID (De Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Georganiseerde
Economische en Financiële Delinquentie), de CDBC (de Centrale Dienst ter bestrijding
van de Corruptie), de FCCU (de Federale Computer Crime Unit)
De gerechtelijke overheden hebben ten aanzien van de politiediensten een aanwijzings- en
vorderingsrecht: de PdK, art. 28ter §3 SV, (in het kader van een opsporingsonderzoek) of de
onderzoeksrechter, art. 56 §2 SV, (in het kader van een gerechtelijk onderzoek) wil dat er een
bepaalde onderzoekshandeling wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld dat de heer X wordt verhoord als
verdachte, die moet dan een politiedienst aanwijzen en vorderen opdat die politiedienst die
onderzoekshandeling zou uitvoeren
2 belangrijke principes die gelden bij het aanwijzings- en vorderingsrecht:
1. De gerechtelijke overheden mogen zich niet inlaten met de interne organisatie van de
politiedienst, m.a.w. mogen zij hun vordering niet richten tot een individuele
politieambtenaar die ze bij naam benoemen art. 8/1 WPA
a. Ze moeten zich wenden tot de korpschef die dan op zijn beurt zal moeten beslissen
wie de onderzoekshandeling zal uitvoeren
Uitzonderingen mogelijk waardoor een politieambtenaar wél bij naam kan worden
aangeduid: bij opsporingshandelingen die een enorme inbreuk op iemands privacy met zich
meebrengen zoals het afluisteren van telefoongesprekken art. 90quater §1, tweede lid, 5° SV
2. De gerechtelijke overheden mogen zich niet mengen in de operationele leiding bij de
uitvoering van de taak van de gerechtelijke politie die de PdK of de OR hen heeft gevorderd
art. 8/6 WPA
Voorbeeld: de operationele leiding van een huiszoeking gebeurt door de politiechefs, niet
door de gerechtelijke overheden
Tot wie moet de gerechtelijke overheid zich wenden voor het vorderen van een taak van
gerechtelijke politie? Tot de lokale politie of tot de federale politie? Dit wordt bepaald door de
richtlijn van 20 februari 2002 tot regeling van de taakverdeling, de samenwerking, de coördinatie en
de integratie tussen de lokale en de federale politie inzake de opdrachten van gerechtelijke politie
van de Minister van Justitie: wanneer het gaat over complexe aangelegenheden richt je je vordering
beter tot de federale politie. De richtlijn geeft 3 criteria om het begrip ‘complex’ te definiëren:
- Een onderzoek kan complex zijn omwille van de aard van de te onderzoeken feiten, bijvoorbeeld
georganiseerde criminaliteit, nucleair gevaarlijke activiteiten, terrorisme …
- De specificiteit van de onderzoeksmaatregel zelf: bepaalde onderzoekshandelingen vergen een
,expertise, bijvoorbeeld informaticaopzoekingen, BOM
- Het grensoverschrijdend karakter van het misdrijffenomeen dat men wenst te onderzoeken,
wanneer bijvoorbeeld onderzoekshandelingen over meerdere gerechtelijke arrondissementen of
zelfs buiten het Rijk zullen moeten worden uitgevoerd
Binnen de politiediensten wordt er een onderscheid gemaakt tussen enerzijds officieren van de
gerechtelijke politie en anderzijds agenten van de gerechtelijke politie:
- Politiediensten bestaan uit 2 kaders: een operationeel kader en een administratief-logistiek
kader art. 116 WGP
o Het operationeel kader bestaat uit politieambtenaren en agenten van politie, dus
agenten van politie zijn GEEN politieambtenaren
▪ Politieambtenaren worden nog eens ingedeeld in 3 kaders: het basiskader,
het middenkader en het officierskader art. 117, eerste lid WGP
▪ Politieambtenaren hebben een algemene bevoegdheid: zij kunnen alle taken
van gerechtelijke - en bestuurlijke politie uitoefenen art. 117, tweede lid
WGP
▪ Agenten van politie hebben geen algemene bevoegdheid, maar hebben
voornamelijk een bevoegdheid als ondersteuning voor de politieambtenaren
art. 117, derde lid WGP & art. 117, eerste lid in fine WGP & art. 44/12 WPA
- Politieambtenaren (operationeel kader) worden nog eens onderverdeeld in officieren van
gerechtelijke politie en agenten van gerechtelijke politie
o Officieren van gerechtelijke politie worden vervolgens nog eens onderverdeeld in
een drietal groepen: de hogere officieren van gerechtelijke politie, de officieren van
gerechtelijke politie (hulpofficier van de PdK) en de lagere officieren van
gerechtelijke politie
▪ De hogere officieren van gerechtelijke politie: de procureurs, de leden van
het OM
▪ De officieren van gerechtelijke politie, hulpofficier van de PdK: de
politieambtenaren uit het middenkader en uit het officierskader art. 138 §1
WGP
▪ De lagere officieren van gerechtelijke politie: de veldwachters en de
boswachters art. 9 SV & art. 16 SV
o De agenten van gerechtelijke politie zijn de politieambtenaren uit het basiskader art.
138bis WGP
→Zo is het op basis van het Wetboek van Strafvordering, maar bijzondere wetten kunnen hiervan
afwijken: zij kunnen de bevoegdheid van agent – of officier van gerechtelijke politie geven aan
andere personen dan degene opgesomd in het Wetboek van Strafvordering EN hen tegelijk ook extra
bevoegdheden geven die officieren van gerechtelijke politie en agenten van gerechtelijke politie niet
hebben, bijvoorbeeld aan ambtenaren van inspectiediensten
- Welke bevoegdheden hebben agenten van gerechtelijke politie en officieren van
gerechtelijke politie? Onderscheid tussen bevoegdheden bij heterdaad en normale
bevoegdheden (i.e. buiten heterdaad)
o Bevoegdheden bij heterdaad zijn zeer uitgebreid geregeld in het Wetboek van
Strafvordering art. 32 – 44bis SV, terwijl de normale bevoegdheden summier
geregeld zijn
o Wanneer wordt een misdrijf geacht te zijn vastgesteld op heterdaad? Art. 41 & 46 SV
, ▪ Wanneer het wordt vastgesteld terwijl het gepleegd is of zeer kort nadat het
gepleegd is art. 41, eerste lid SV
▪ Heterdaad bij uitbreiding art. 41, tweede lid SV: de heterdaadsituatie blijft
bestaan wanneer de verdachte vervolgd wordt door het openbaar geroep
Voorbeeld: u hebt iemand bestolen en u loopt weg. De omstaanders roepen
‘houd de dief’. De heterdaad blijft bestaan
OF wanneer u kort na het plegen van het misdrijf wordt tegengehouden door
een agent en in het bezit wordt aangetroffen van zaken die erop wijzen dat u
net een misdrijf hebt gepleegd
Voorbeeld: u wordt kort na het plegen van de diefstal aangetroffen met in
uw bezit de gestolen goederen
▪ Heterdaad bij gelijkstelling of assimilatie art. 46 SV: het misdrijf wordt niet op
heterdaad vastgesteld, maar het wordt gelijkgesteld met een misdrijf dat op
heterdaad word vastgesteld → het gaat om misdrijven die gepleegd zijn in
een particuliere woning. Wanneer het hoofd van het huis of het slachtoffer
van partnergeweld de PdK vraagt om vaststellingen te komen doen m.b.t.
een misdrijf gepleegd in de woning, is dat een ontdekking op heterdaad, ook
wanneer het misdrijf zich al enkele weken voordien zou zijn gepleegd
o Bevoegdheden bij heterdaadsituatie:
▪ Hulpofficieren van de PdK: ze mogen een huiszoeking uitvoeren in de woning
van een verdachte, zelfs ’s nachts art. 36 SV/ze kunnen de voorwerpen die ze
tijdens de huiszoeking aantreffen in beslag nemen art. 35 SV/ze kunnen
deskundigen aanstellen art. 43 SV, die de eed moeten afleggen/ze kunnen
een onderzoek aan het lichaam bevelen art. 90bis SV (dit is een onderzoek IN
het lichaam) ≠ een fouillering, die 2 vormen kan aannemen: een
veiligheidsfouillering (wanneer men vreest dat de betrokkene goederen op
zich draagt die gevaarlijk zijn voor de openbare orde) of een gerechtelijke
fouillering (wanneer men denkt dat de betrokkene zaken op zich heeft die te
maken hebben met een misdrijf)
▪ Iedere officier van gerechtelijke politie: de bevoegdheid om te arresteren
▪ Agenten van (gerechtelijke) politie: personen tegenhouden/een
veiligheidsfouillering uitvoeren/voertuigen tegenhouden
➔ Deze bevoegdheden eindigen wanneer de heterdaadsituatie eindigt of wanneer
tijdens de heterdaadsituatie de onderzoeksrechter ter plekke komt om het
onderzoek over te nemen
o Normale bevoegdheden (randnummer 20 is niet te kennen)
▪ HvC: ‘De gerechtelijke politie buiten heterdaad beschikt over de bevoegdheid
om alle handelingen te stellen die ertoe strekken de waarheid te achterhalen,
onder 2 voorwaarden. Ten eerste mag het niet in strijd zijn met een formele
wettekst en ten tweede mag het niet in strijd zijn met de essentiële
waarborgen van de vrijheid en de waardigheid van het individu.’
▪ Bijzondere strafwetten geven heel vaak de hoedanigheid van officier – of
agent van gerechtelijke politie aan ambtenaren en geven ze daarbovenop
bijkomende bevoegdheden, zoals binnentredingsregelingen (de
politiediensten mogen binnentreden in niet voor publiek toegankelijke
plaatsen of in woningen, met toestemming van de onderzoeksrechter)
▪ Op basis van delegatie: de onderzoeksrechter mag bijvoorbeeld een
huiszoeking delegeren aan een officier van gerechtelijke politie art. 89bis SV
,Het Openbaar Ministerie (OM)
De PdK is belast met het opsporingsonderzoek → het OM is alomtegenwoordig in fase 1, zijnde de
opsporing
De PdK heeft het vervolgingsprerogatief: hij is degene die vervolgd → het OM is de enige die mag
vervolgen, dit is fase 2
De PdK is niet betrokken bij de berechting, maar er zijn een heleboel systemen van
buitengerechtelijke afdoening waarbij de PdK de mogelijkheid heeft om processen af te doen buiten
het strafproces zoals een minnelijke schikking (de afkoopwet)
→ het OM speelt meer en meer een rol in de fase 3, zijnde de berechting
Het OM staat in voor de strafuitvoering en voert dus de straffen uit → het OM is de enige die de straf
uitvoert, dit is fase 4
Statuut van het OM
Leden van het OM worden benoemd door de Koning, na tussenkomst van de Hoge Raad voor Justitie
(die Hoge Raad beslist wie bijvoorbeeld PdK wordt) art. 151 & 153 GW
Het OM wordt ook wel ‘het Parket’ genoemd. Waarom is dat zo? Het OM neemt plaats naast de
rechter. Vroeger zat de rechter op het parket en zat het OM daar dus ook
Het OM behoort tot de staande magistratuur: wanneer de Procureur vordert, staat hij/zij recht
In de meeste rechtsgebieden is het zo dat wanneer iemand binnenkomt in de zittingszaal, vóór
hem/haar de rechter(s) zit(ten), links de Procureur en rechts de griffier. Allen zitten zij op een
verhoogje
In het Angelsaksisch systeem is het OM (the public prosecuter) de tegenpartij. Daar zit het OM niet
naast de rechter, maar bij ons in België is dat wel zo
→ de plaats van het OM is afhankelijk van de continentale visie op het OM
Het OM is een partij, maar het is een bijzondere partij
Binnen het OM is er een functionele scheiding tussen de eerste aanleg en het hoger beroep:
- De eerste aanleg = het Parket → onder leiding van de PdK
- Het hoger beroep = het Parket-Generaal → onder leiding van de Procureur-Generaal
→oefenen elk op hun niveau de strafvordering uit
Er is een College van Procureurs-Generaal (dit zijn de 5 Procureurs-Generaal) → staat onder het
gezag van de Minister van Justitie art. 143bis Ger.W.
De Minister van Justitie kan richtlijnen van strafrechtelijk beleid uitvaardigen, dit zijn voornamelijk
vervolgings- en seponeringsrichtlijnen, bijvoorbeeld een richtlijn waarin hij bepaald dat dat specifiek
soort misdrijven prioritair moeten worden vervolgd en data dat specifiek soort misdrijven niet
vervolgd moeten worden indien daar geen capaciteit voor is
→ de Minister van Justitie stelt deze op na advies van het College van Procureurs-Generaal, dat
advies zal dan leiden tot een bepaalde richtlijn en die richtlijn zal dan geoperationaliseerd worden
door elk van de 5 Procureurs-Generaal binnen zijn rechtsgebied art. 143quater Ger.W.
Er is een Raad van Procureurs waarin alle Procureurs van alle gerechtelijke arrondissementen zitten
→ de federale Procureur kan aan deze vergaderingen deelnemen
,→ de Raad van Procureurs heeft voornamelijk een adviserende functie t.a.v. het College van
Procureurs-Generaal, zij zal advies verlenen met betrekking tot aangelegenheden die betrekking
hebben op het OM (kunnen dat ambtshalve of op verzoek van het College van Procureurs-Generaal
verstrekken) art. 150bis Ger.W.
Er is een Raad van Arbeidsauditeurs (oefenen de strafvordering uit voor de correctionele
rechtbanken wanneer het gaat over zaken van sociaal strafrecht), vergelijkbaar met de Raad van
Procureurs art. 152bis Ger.W.
Er is een federaal Parket art. 144bis Ger.W. → staat onder leiding van de federale Procureur en is
samengesteld uit federale magistraten
→ houdt zich bezig met de leiding van welbepaalde onderzoeken, zoals corruptie, terrorisme,
financiële en economische misdrijven, onderzoeken die een internationale omvang hebben …
→ de federale Procureur kan de strafvordering uitoefenen in elke rechtbank van het land art. 144ter
§1 Ger.W.
→ het federaal Parket zal ook internationale samenwerking faciliteren met andere landen
De Wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot
bepalingen inzake het gerechtspersoneel heeft het ambt van parketjurist en referendaris ingevoerd
art. 162 §1 Ger.W.:
- Parketjuristen staan het OM bij, zij hebben voornamelijk een voorbereidende taak voor het
OM
o Zij kunnen wanneer zij 2 jaar anciënniteit hebben door de korpschef gemachtigd
worden om de strafvordering uit te oefenen voor de politierechtbank art. 162 §2,
vierde lid Ger.W. (behalve wanneer het gaat om onopzettelijke doding die het gevolg
is van een verkeersongeval), MAAR zij zijn geen lid van het OM
- Referendarissen staan rechters bij
Taken van het OM
1. Het OM leidt het opsporingsonderzoek art. 9 SV
a. Om deze reden heeft een PdK de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
(hoger officier van gerechtelijke politie)
2. Het OM oefent de strafvordering uit = het vervolgingsprerogatief van de PdK art. 138 Ger.W.,
art. 1 VT SV, art. 22; 138; 145; 182 SV → hierbij is een wisselwerking mogelijk tussen het OM
in eerste aanleg en het OM in hoger beroep, zo kan bijvoorbeeld een parketmagistraat
(eerste aanleg) gevraagd worden om de strafvordering ook in hoger beroep nog uit te
oefenen omdat hij/zij het dossier zodanig goed kent art. 138 Ger.W.
a. Uit een misdrijf ontstaat een strafvordering, deze kan ingesteld worden door o.a.
OM, maar ENKEL het OM kan de strafvordering uitoefenen
i. Een strafvordering instellen ≠ een strafvordering uitoefenen
b. Het OM oefent de strafvordering uit, maar beschikt er niet over: eens de
strafvordering is ingesteld kan niemand ze tegenhouden, zelfs de Koning niet
i. Eens de strafvordering is ingesteld, zijn er wel nog buitengerechtelijke
afhandelingsmogelijkheden mogelijk (er is dan wél de goedkeuring van een
rechter nodig) art. 216bis §1, eerste lid & 216 §2, eerste lid SV
c. Een lid van het OM kan nooit gewraakt worden, omdat het een partij van het
strafproces is
3. Het OM beslist om te vervolgen of te seponeren (binnen de vervolgings– en
seponeringsrichtlijnen uitgevaardigd door de Minister van Justitie)
, a. Vervolgen = voor de rechtbank brengen
b. Seponeren/zonder gevolg klasseren = niet vervolgen
c. Theoretisch zijn er 2 modellen:
i. Het model van de legaliteit van de vervolging zegt dat wanneer er voldoende
bewijs is, de betrokkene vervolgd MOET worden
ii. Het model van de opportuniteit van de vervolging zegt dat zelfs wanneer er
voldoende bewijzen zijn, het soms opportuun is om niet te vervolgen =
basisprincipe in België art. 28quater SV
d. De PdK weegt hierbij het belang van de samenleving af tegen het individuele belang
e. De PdK kijkt hiervoor naar de feiten én naar de persoonlijkheid van de dader
f. Het opportuniteitssysteem kan zorgen voor een ongelijke behandeling in dezelfde
omstandigheden, daarom zijn er enkele controlemechanismen ingebouwd waarbij
de beslissing van de PdK om te seponeren kan worden omzeild waardoor er dus toch
vervolgd wordt
i. Een sepotbeslissing is niet vatbaar voor hoger beroep, maar er zijn wél 4
controlemechanismen tegen het sepot:
1. De Procureur-Generaal is de hiërarchisch overste van de PdK, dus de
PdK kan het bevel krijgen van de Procureur-Generaal om te
vervolgen → la plume est serve mais la parole est libre art. 143
Ger.W. & artikelen 249,250, 364 SV
2. De Minister van Justitie heeft een positief injunctierecht: hij kan
bevel geven tot vervolgen art. 364 SV
3. De benadeelde van een misdrijf (SO) kan in geval van een sepot zelf
de strafvordering instellen
a. Kan op 2 manieren: door klacht met burgerlijke partijstelling
te doen in handen van de OR art. 63 SV / de vermoedelijke
dader rechtstreeks dagvaarden voor de correctionele
rechtbank art. 145 & 182 SV
4. De Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) kan ambtshalve
vervolgingen belasten art. 235 SV
4. Het OM moet waken over de toepassing van de wet, ze waarborgt de naleving van de wet: ze
waken over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden
verzameld art. 28bis §3, tweede lid SV
a. Dit kan ook in het voordeel van de beklaagde zijn, bijvoorbeeld een vrijspraak (in
dubio pro reo), een strafvordering die verjaard is … → om deze reden is het OM geen
tegenpartij van de beklaagde
5. Het OM moet strafrechtelijke uitspraken uitvoeren: wanneer een definitieve straf in kracht
van gewijsde is getreden, is het aan het OM om de straf uit te voeren art. 139 Ger.W. &
artikelen 165, 197, 361 SV
Hoofdkenmerken van het OM
1. Het OM is een functionele en hiërarchische eenheid (randnummer 38 t.e.m. 39 niet kennen)
a. Er is een hiërarchie binnen het OM: beginnend met de PdK, hogerop de Procureur-
Generaal bij het HvB, naar de Procureur-Generaal bij het HvC, naar de Minister van
Justitie
, 2. Het OM is ruim in zijn zelfstandigheid
a. Elke parketmagistraat is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging:
hij/zij beslist zelf
i. Hij is zelfstandig t.a.v. de hiërarchische meerderen binnen het OM zelf
1. Het is niet omdat het OM in een functionele hiërarchische structuur
zit dat dat betekent dat een individuele parketmagistraat niet
volledig zelfstandig zou kunnen beslissen: elke individuele
parketmagistraat heeft een eigen beoordelingsvrijheid, MAAR de
hiërarchie kan wel zeggen dat er vervolgd MOET worden (maar kan
niet zeggen dat er niet vervolgd mag worden), MAAR dat wil nog
niet zeggen dat de individuele parketmagistraat de veroordeling
moet vragen → la plume est serve mais la parole est libre
ii. Hij is zelfstandig t.a.v. de uitvoerende macht, zijnde de regering, de Minister
van Justitie
1. De Minister van Justitie kan het bevel geven tot vervolging, maar
mag niet het bevel geven om niet te vervolgen = een positief
injunctierecht, GEEN negatief injunctierecht art. 364 SV
iii. Hij is zelfstandig t.a.v. het strafgerecht waarbij de parketmagistraat zijn ambt
uitoefent
1. Wanneer de parketmagistraat, die naast de rechter zit, rechtstaat en
vordert, mag de rechter hem/haar geen afkeuring/bevel/aanmaning
geven, wél een advies/suggestie → MAAR de parketmagistraat kan
dus niet verplicht worden om dat advies/die suggestie op te volgen
3. Het OM is één en ondeelbaar: parketmagistraten kunnen elkaar te allen tijde vervangen