Dit is een samenvatting voor het tentamen Inleiding Arbeidsrecht voor het eerste leerjaar van de studie HRM. In de samenvatting zijn de volgende hoofdstukken/ paragrafen opgenomen:
H1
H2: par. 2.1., 2.1.1., 2.1.5.7., 2.1.7.1. (loondoorbetaling bij ziekte) en 2.1.8.
H3: par. 3.3.1., 3.3.2. en ...
Inleiding Recht en Arbeidsrecht
Samenvatting Hoofdstuk 1 – Inleiding recht
§1.1 – Rechtsgebieden en rechtsbronnen
Onze samenleving heeft zich in de afgelopen vijftig jaar snel ontwikkeld. Het heeft geleid tot
een uitbreiding van het aantal rechtsregels.
Wetgeving = de door de overheid vastgestelde en vervolgens in wetgeving vastgestelde
geschreven rechtsregels. Het is de taak van de rechter om de wet te interpreteren en te
anticiperen op komende rechtsontwikkelingen. Volgens elke wet moet er gehandeld worden
wat redelijk, billijk, gebruikelijk of algemeen maatschappelijk aanvaardbaar is. Het begrip
recht is ruimer dan de wet.
Er bestaat een wisselwerking tussen recht en samenleving. Verschuiving van normen &
waarden moet leiden tot aanpassing van het recht. Onze wetgeving voorziet niet in situaties
die ontstaan door nieuwe ontwikkelingen, zoals technologie. De wet loopt meestal achter de
feiten aan. De rechter dient hierin een voorhoedefunctie te vervullen.
§1.1.1. Rechtsgebieden
Er bestaan twee vormen van recht:
1. Publiekrecht à de rechtsregels die de verhouding betreffen tussen
overheidsorganen onderling of die regels bevatten ten aanzien van de overheid in
haar gezagskwaliteit als overheid ten opzichte van de burgers. Het gaat vooral om de
verhouding overheid-burger. Het publiekrecht bestaat uit:
- Staatrecht à bestaat uit: grondwet met de grondrechten, het kiesrecht etc.
- Bestuurs- of administratief recht
- Strafrecht à bevat een geheel van misdrijven en overtredingen
2. Privaatrecht à de rechtsregels die tot doel hebben de verhouding tussen burgers
onderling te regelen. Het privaatrecht bestaat uit:
- Handelsrecht à bestaat uit: regels over verzekeringen en wissel- en chequerecht.
- Burgerlijk recht à de rechten tussen burgers onderling. Dit is weer onder te
verdelen in:
à Personen- en familierecht = regels over ouderlijk gezag, voogdij,
à Vermogensrecht = alles wat op geld waardeerbaar is. Dit bestaat weer uit:
erfrecht, goederenrecht en verbintenissenrecht. Zie bijlage 1 – diagram
§1.1.2. Dwingend en aanvullend recht
Er zijn verschillende vormen van dwingend recht:
1. Dwingend recht = er mag niet van worden afgeweken. Dit betekent dat als beide
partijen afspraken maken die van de regels afwijken, deze afspraken nietig (ongeldig)
of vernietigbaar worden verklaard.
2. Driekwart dwingend recht = de afwijking van de wettelijke regeling is alleen
toegestaan bij cao. Beide partijen kunnen in de cao een andere regeling afspreken.
Dit gaat vaak ten nadele van de rechtspositie van de werknemer. Maken ze buiten de
wet + cao nieuwe afspraken, dan zijn deze nietig.
3. Semidwingend = partijen moeten zich aan de wet houden en mogen alleen afwijken
als ze dat schriftelijk doen.
4. Vijf achtste dwingend recht = recht waarbij partijen zowel bij cao als op basis van
schriftelijke overeenstemming met de ondernemingsraad of
personeelsvertegenwoordiging van de wet mogen afwijken.
Of een wetartikel dwingend, driekwart ect. van aard is, valt uit de wetstekst zelf af te lezen.
Als dit niet zo is, en een afwijking is toegestaan, dan hebben we te maken met aanvullend
recht.
,Materieel recht = de inhoud van het recht, wat wel en niet mag (verkeersregels; iedereen
houdt zich eraan). Er zijn formele rechtsregels om dit materieel recht te handhaven. Dit heet
ook wel procesrecht (bij de rechter komen als het recht niet wordt nageleefd).
§1.1.3. Rechtsbronnen
De belangrijkste vindplaatsen van ons recht noemen we de rechtsbronnen:
1. De wet:
‘In formele zijn’ als het wetsvoorschrift is gemaakt door de regering, samen met de Eerste en
Tweede Kamer. Formele wetten zijn makkelijk te herkennen, doordat er altijd het woordje
‘wet’ bij staat: werkloosheidswet. Wet in materiële zin = elk rechtsvoorschrift met een
algemene strekking. De inhoud van de wet zegt genoeg of het een wet in materiële zin is.
Bijna alle wetten in formele zin zijn ook wetten in materiële zin. Toch zijn er ook wetten die
alleen wetten in materiële zin zijn, zoals algemene maatregelen in het bestuur. Veel
wetgeving bevat een opdracht aan de regering om nadere regels uit te vaardigen (delegatie
van wetgeving). Raamwet = een dergelijke, vrije ‘lege’ wet, waarvan de
uitvoeringsvoorschriften in een later stadium worden gemaakt, zoals de
arbeidsomstandighedenwet.
Om een juiste interpretatie van rechtsregels te doorvoeren of hun beleid te verduidelijken,
nemen overheidsorganen nogal eens hun toevlucht tot het uitvaardigen van circulaires (=
richtlijnen). Circulaires horen bij de pseudowetgeving. Ze behoren formeel niet tot het recht.
Er zijn in Nederland honderden wetten en wettelijke regelingen. Ze zijn gebundeld in
wetboeken. Voorbeeld: Burgerlijk wetboek (BW): personen- en familierecht,
rechtspersonenrecht, verbintenissenrecht, ect.
2. Jurisprudentie
In geval van een juridisch conflict moet de onafhankelijke rechter moet de rechter handelen
volgens het wetboek. En waar de wet geen oplossing biedt, wordt van de rechter een
oplossing verwacht. Wetgeving moet telkens worden aangepast aan veranderde
maatschappelijke opvattingen. Dit wordt door de burgerlijke rechter en de strafrechters
tewerkgesteld en aan de hoogste rechtssprekende instantie: ‘Hoge Raad’ voorgedragen. De
Hoge Raad kan uitspraken van de lagere rechters vernietigen.
3. Verdragen
Internationale overeenkomsten tussen Nederland en andere landen (of de EU) worden een
steeds belangrijker bron van recht. Verdragen worden extra belangrijk als ze verplichten tot
het regelen van bepaalde kwesties in de eigen nationale wetgeving. Of als ze een
rechtstreekse werking hebben. We noemen een dergelijk verdrag of vordering ook wel
zelfwerkend. Een verdrag staat hoger in rangorde dan onze nationale wetgeving.
§1.2 – Organisatie van de rechtspraak
Onze Grondwet maakt onderscheid in de volgende met geschillenbeslechting (= diverse
wijzen waarop een conflict tussen twee partijen door een buitenstaander tot een einde kan
worden gebracht/ een rechter). De belaste instanties zijn:
1. De ‘gewone’ rechterlijke macht
De handhaving van een groot deel van het arbeidsrecht is in handen van de burgerlijke
rechter. De organisatie van de rechterlijke macht ziet er als volgt uit:
1. Hoge raad (1)
2. Gerechtshoven (4)
3. Rechtbanken (11)
Collegiale rechtsspraak = rechtgesproken door een college van meer rechters
(rechtbanken) of raadsheren (gerechtshoven en Hoge Raad).
Alleensprekende rechters = in enkelvoudige kamers behandelen eenvoudiger of juist
speciale zaken, zoals de kantonrechter of de kinderrechter.
, Absolute competentie = Welke rechter (rechtbank, hof of HR) bevoegd is om van een
bepaald geschil kennis te nemen. De hoofdregels zijn:
- Rechtsbank à de rechtbanken moeten kennis hebben van burgerlijke zaken, op
enkel door de wet bepaalde uitzonderingen (art. 42 Wet RO).
- eKantonrechter à de kantonrechterprocedure online te voeren. Een snellere
procedure waarbij stukken digitaal worden ingediend. De procedure verloopt
online m.u.v. mondelinge behandeling op de zitting. De uitspraak volgt binnen
acht weken. In hoger beroep gaan is niet mogelijk. Voorbeelden zijn vaak:
geschillen tot huurkwesties en arbeidsrecht. Confl.
(De sector civiel van de rechtbank behandeld andere civiele zaken (boven een
bedrag van €25.000, personen- en familierecht, handelszaken)
- Gerechtshof à is bijna uitsluitend appelrechter (= Rechter bij wie men in beroep
kan gaan tegen de uitspraak van een lagere rechter), oordeelt in hoger beroep
over vonnissen die eerst voor de rechtbank zijn geweest.
- De Hoge Raad à oordeelt nooit als rechter in eerste aanleg (alleen bij geval van
ambtsmisdrijven van ministers). Oordeelt niet opnieuw over de feiten, maar toetst
of het recht door een langere rechter correct is toegepast.
- Kort geding à rechtsspraak die niet lang duurt. Dit is vaak voor spoedeisende
conflicten, zoals stakingsconflicten, ontslag op staande voet. Een snelle
beslissing is dan gewenst. Een kort geding wordt door een voorzieningsrechter of
kantonrechter behandeld. Het verloop is eenvoudig: het probleem wordt
mondeling behandeld. De rechter komt op zeer korte termijn met een vonnis. Het
vonnis wordt ook wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat beide
partijen zich aan het vonnis moeten houden, ondanks dat ze in hoger beroep
gaan. Hoger beroep kan in vier weken na de dag van de uitspraak worden
aangevraagd bij het gerechtshof. Tegen arrest van het hof kan een partij binnen
acht weken in cassatie gaan bij de Hoge Raad.
Comparitie = verschijning voor de rechtbank.
Bijna elk rechtsgeding begint met een dagvaarding (= een formeel schriftelijk stuk) waarin
de eiser de gedaagde oproept om op een bepaalde dag voor de rechter te verschijnen. Het
moet duidelijk zijn wat wordt gevorderd of geëist en vooral ook waarom. In de dagvaarding
moet worden ingegaan op door de gedaagde tegenargumenten. De eiser moet aangeven
over welk bewijs hij beschikt. Sommige procedures beginnen niet met een dagvaarding,
maar met een verzoekschrift (= aanvraag). Zelf procederen voor rechtbank, hof mag niet.
Een procesvertegenwoordiger (advocaat) is verplicht. Dit is in de wet opgenomen om
mensen tegen hun eigen ondeskundigheid te beschermen. Bij de procedure voor de
kantonrechter zijn partijen niet verplicht om een advocaat in te roepen.
Rechtsbijstand = gefinancierde rechtshulp. Het deelnamen aan een rechtszaak brengt hoge
kosten met zich mee, zo ook de vergoeding van de advocaat. Niet iedereen kan deze hoge
bedragen opbrengen. Daarom is rechtsbijstand ingevoerd. Het Juridisch Loket is als
voorziening ingesteld. Het loket verstrekt (gratis) informatie en advies aan burgers op elk
rechtsgebied. Zaken die niet bij het Juridisch Loket liggen, leiden tot een verwijzing naar een
advocaat. Ook kan er doorgewezen worden naar andere instanties of mediation. Om voor dit
in aanmerking te komen, mogen het inkomen en het vermogen van de rechtshulpvrager niet
te hoog zijn.
Mediation = een vorm van conflictoplossing buiten de rechter om. Het voorkomt een lange
en kostbare rechtsgang. Samen met een mediator zoeken partijen naar de oplossing van
hun conflict. Het conflict wordt vertrouwelijk behandeld. Er geld geheimhouding. Bij
overeenstemming wordt dit in een vaststellingsovereenkomst vastgelegd. Komen de partijen
er niet uit, dan moet de zaak naar de rechter. Ook in arbeidsrechtelijke praktijken is de
betekenis van mediation toegenomen. Een mediation is bij sommige gevallen verplicht, zoals
bij re-integratie.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jongemeevink. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.