HOOFDSTUK 1
1. Welke van de volgende uitspraken is waar?
a. Consumeren verwijst naar beslissingen over het kopen van producten.
b. Bij consumentengedrag gaat het erom dat mensen dingen kopen.
c. Consumeren verwijst naar de manieren waarop mensen producten gebruiken.
Bij consumeren gaat het niet om de beslissingen, het gaat om het gebruik: en
consumentengedrag gebeurt met of zonder overreding
2. Welke van de volgende zaken is NIET waar?
a. Koopgedrag hangt sterk samen met de milieusituatie.
b. Koopgedrag gebeurt onafhankelijk van segmentatieproblemen.
Segmentatie en koopgedrag zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
c. Koopgedrag is de basis om aan onze behoeften te voldoen.
Meerkeuzevragen CONSUMENTENGEDRAG 1
,3. Wat is typerend voor transactiemarketing?
a. focus op klantbehoud
b. korte tijdschaal
De andere zijn typerend voor relatiemarketing.
c. oriëntatie op productvoordelen
4. Welke van de volgende is waar?
a. Bedrijven veranderen hun behoeften vaker dan consumenten.
b. Bedrijven gaan minder snel relaties aan met leveranciers dan consumenten.
c. Bedrijven zien meer voordelen in het aangaan van relaties dan consumenten.
De andere zijn in feite precies het tegenovergestelde van het geval.
5. Welke van de volgende is WAAR?
a. Direct marketing en relatiemarketing staan lijnrecht tegenover elkaar.
b. Direct marketing en relatiemarketing worden vaak met elkaar geassocieerd.
Ze worden vaak met elkaar geassocieerd, maar helaas vervreemden de
technieken van direct marketing (mailings en telefoontjes) de consument vaak.
c. Direct marketing is erg nuttig bij het aangaan van relaties.
6. Welke van de volgende opties is GEEN hulpmiddel voor marktonderzoek?
a. focusgroepen
b. vragenlijsten
c. introspectieve reflectie
Nadenken over consumenten is geen vervanging voor uitgaan en praten met
mensen.
7. De studie van de vraag wordt ______ genoemd.
a. antropologie
b. economie
Het is de studie van economie, wat betekent kiezen tussen het een en het
ander.
c. sociologie
8. De studie van menselijk gedrag in groepen wordt ______ genoemd.
a. antropologie
b. sociologie
Het is de studie van samenlevingen.
c. psychologie
9. Welke van de volgende zaken is NIET waar?
a. Familie is een sociologische subgroep.
b. Het gezin heeft weinig invloed op het consumentengedrag, eenmaal buitenshuis.
Het gezin heeft een sterke invloed op het gedrag, zowel thuis als buitenshuis.
c. Familie is een uiterst belangrijke groep in termen van consumentengedrag.
Meerkeuzevragen CONSUMENTENGEDRAG 2
, 10. Welke van de volgende is WAAR?
a. Het concept van elasticiteit geeft een duidelijk verschil aan tussen luxe en
benodigdheden.
b. Het concept van elasticiteit betekent dat marketeers zich geen zorgen hoeven te
maken over prijzen.
c. Het concept van elasticiteit houdt in dat de vraag naar veel producten kan worden
voorspeld.
Elasticiteit toont aan dat er geen objectief verschil is tussen benodigdheden en
luxe, en marketeers moeten zeker rekening houden met de prijs, ongeacht de
elasticiteit van de vraag naar het product.
HOOFDSTUK 2
1. Waar staat CDP voor?
a. besluitvormingsproces van de consument
De andere zijn uitgevonden en dus vals in deze context.
b. dagelijkse aankopen van consumenten
c. beslissingsplatform voor consumenten
2. De consumptie, bederf of slijtage van de voorraad goederen binnen het assortiment van
het individu is een definitie van ______.
a. assortiment uitbreiding
b. uitputting van het assortiment
Het assortiment van iemands bezittingen is afgenomen of uitgeput.
c. inkomensverandering
3. Een nieuwe hobby opdoen, zoals leren windsurfen, is het resultaat van ______.
a. de psychologie van vereenvoudiging.
b. de psychologie van complicaties.
De persoon maakt opzettelijk zijn of haar leven ingewikkeld en maakt het
interessanter.
c. een verschuiving in de feitelijke toestand.
4. Welke van de volgende is WAAR?
a. Het zoeken naar informatie komt vóór de beslissing, maar na identificatie van de
behoeften.
De bestelling is identificatie nodig, informatie zoeken, beslissing, aankoop,
activiteiten na aankoop.
b. Identificatie van de behoeften komt na het zoeken naar informatie, maar vóór de
beslissing.
c. Identificatie van de behoefte komt na beslissing, maar vóór aankoop.
Meerkeuzevragen CONSUMENTENGEDRAG 3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur BrentUGent. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.