Yvette Gladdines – algemene anatomie – 2013-2014
Leerdoelen osteologie
Terminologie - gebruik op een correcte manier
- Mediane doorsnede - mediaan vlak - planum medianum - de doorsnede precies door de middenlijn
van de wervelkolom
- Mediaan - gelegen in het mediaan vlak
- Mediaal - van lateraal naar mediaan - dichterbij of verlopend naar het mediaan vlak
- Lateraal - zijkant - meest verwijdert van het mediane vlak
- Rechts - dexter
- Links - sinister
- Sagittaal - overlangs niet net in het midden
- Axiaal - dichtbij de as gelegen
- Abaxiaal - verder van de as gelegen
- Dwarse (transversale) doorsnede - plana transversalia - staan loodrecht op de lengte-as van het
lichaam, de kop of de ledematen
- Craniaal - naar de kop gelegen
- Rostraal - snuitaanzicht - iets dat voor de kop gelegen is
- Caudaal - naar de staart gelegen
- Proximaal - dichtbij de romp gelegen
- Distaal - naar de tenen - verder van de romp gelegen
- Dorsale (horizontale) doorsnede - plana dorsalia - horizontaal - lopen op de romp evenwijdig met
de wervelkolom - zijde van het hoofd of de ledematen
- Dorsaal - verlopend naar de bovenzijde van de romp/rug of voetrug/handrug
- Ventraal - in de richting van de buik, handpalm/voetzool
- Palmair - naar achterzijde van de voorvoet/handpalm
- Plantair - naar de achterzijde van de achtervoet/voetzool
Botweefsel - definieer of geef correcte term als een definitie gegeven wordt
- Groeischijf = groeiplaat = epyfisair kraakbeen = cartilago physialis - aanwezig tussen de diafyse en
de epifyse bij lange beenderen
- Lang bot - os longum - de lange beenderen - bv. humerus
- kort been - os breve - korte beenderen - bv. Handwortel
- Onregelmatig bot - os irregulare - wervels
- Plat been - os planum - de platte beenderen
- Sesambeen - os sesamoideum - kleine ronde beentjes - pezen lidmaten
- Compact (cortical) bot - (substantia compacta) dicht beenweefsel die zich aan de buitenzijde van de
beenderen bevindt, geeft sterkte en stevigheid aan het been
- Spongieus (trabeculair) bot - (substantia spongiosa) bevindt zich aan de binnenzijde van het
compacte beenweefsel en is opgebouwd uit beenbalken
- Mergholte - cavum medullare - holte of ruimte waarin het beenmerg zich bevindt, omgeven door
compact en spongieus beenweefsel
- Beenvlies - periost - bindweefsellaagje waarmee elk been is overtrokken. Uiterst belangrijk voor de
diktegroei en voor herstel na letsel
- Perichondrium - kraakbeenvlies, bv. ter hoogte van de ribben en het sternum
- Gewrichtskraakbeen - cartilago articularis - bedekt de beenderen op de plaatsen waar zij ten
opzichte van elkaar bewegen
- Epifyse - uiteindes van de diafyse, zijn op hun vrije uiteinde bekleed met gewrichtskraakbeen
- Apofyse - zware botuitsteeksels die niet bekleed zijn met gewrichtskraakbeen, maar waarop spieren
of pezen vasthechten
- Diafyse - schacht, middenstuk
, Yvette Gladdines – algemene anatomie – 2013-2014
- Metafyse - Metafyse het rafelige uiteinde van de diafyse, waar het groeikraakbeen aansluit op de
diafyse en de verbening optreedt
De schedel - definieer, situeer en geef de Nederlandse & Latijnse naam
- Voorhoofdsbeen - os frontale - vormt samen met het wand- en slaapbeen het schedeldak
- Wandbeen - os parientale - vormt samen met het slaap- en voorhoofdsbeen het schedeldak
- Slaapbeen - os temporale - os interparientale - vormt samen met het wand- en voorhoofdsbeen het
schedeldak
- Wiggebeenderen - ossa sphenoidalia - twee onpare beenderen die samen met het
achterhoofdsbeen de schedelbasis vormen
- Achterhoofdsbeen - os occipitale - vormt samen met de wiggebeenderen de schedelbasis
- Zeefbeen - os ethmoidale - vormt de rostrale begrenzing van de schedelholte
- Jukbeen - os zygomaticum - vormt het craniale deel van de jukboog
- Neusbeen - os nasale - lijnt de neusrug af
- Traanbeen - os lacrimale - gelegen aan de mediale rand van de orbita
- Bovenkaaksbeen - maxilla - veruit het grootste bot van de bovenschedel, in de ventrolaterale rand
zijn de bovenkiezen ingeplant, naar mediaal loopt dit bot door middel van een horizontale beenplaat
uit in het harde gehemelte
- Snijtandsbeen - os incisivum - hierin zijn bij de meeste diersoorten de bovensnijtanden geplaatst
- Gehemeltebeen - os palatinum - vormt samen met het snijtandsbeen en de maxilla het harde
gehemelte
- Vleugelbeen - os pterygoideum - sluit caudomediaal aan op het gehemeltebeen en is uitwendig niet
waarneembaar
- Ploegschaarbeen - os vomer - dun langwerpig bot met een V-vormig profiel, gelegen in de
mediaanlijn tussen het harde gehemelte en de schedelbasis
- Snuitbeen - os rostrale - onpaar been dat voorkomt in de neusschijf van varkens
- Onderkaak - mandibula - bestaat uit 2 symmetrische helften die alleen rostraal met elkaar
verbonden zijn door middel van een beenderige of kraakbeenderige naad
- Tongbeen - os hyoideum - zich achteraan in de tong bevindend been, bestaande uit verschillende
kleine been- en kraakbeenstukjes
Onderdelen van het tongbeen:
- Tympanohyoit
- Stylohyoit
- Epihyoit
- Ceratohyoit
- Basihyoid
- Thyrohyoit
- Fontanellen - fonticuli - bindweefselstroken die bij jonge dieren de beenderen van de bovenschedel
nog onderling verbinden
- Beendernaden - suturae - steeds smaller wordende naden, ontstaan uit de fontanellen
- Hersenschedel - cranium/neurocranium - vormt het caudodorsale gedeelte van de schedel en
omsluit de schedelholte (cavum cranii)
- Ossa cranii - hersenschedelbeen -
- Schedelholte - cavum cranii -
- Neusholte - cavum nasi - wordt door een neusseptum rechter holte ingedeeld en bevat
neusopeningen (septum nasi) in een linker en (nares)
- Mondholte - cavum oris - is dorsaal afgesloten door het harde gehemelte en wordt beiderzijds
begrensd door de mandibula
- Schedeldak - calvaria - wordt gevormd door het os frontale, os parietale en os temporale
- Schedelbasis - basis cranii - bestaat uit 2 onpare ossa sphenoidalia en het basale deel van het
onpare os occipitale
, Yvette Gladdines – algemene anatomie – 2013-2014
- Slaapgroeve - fossa temporalis - bevindt zich zijdelings van de hersenschedel en er is een zware
kauwspier in gelegen
- Oogkas - orbita - hierin is de oogbol met bijhorende oogspieren gelegen
- Foramen infraorbitale - gat in maxilla - voor oogkas - onder infraorbitale groeve
- Jukboog - arcus zygomaticus - het caudale deel wordt gevormd door het slaapbeen en draagt op zijn
ventrale zijde een gewrichtsvlak (facies articularis) voor articulatie met de mandibula
- Uitwendige gehooropening/oorgang - porus/meatus acusticus externus - onderdeel van het os
temporale die samen met de trommelholte en het rotsbeen het gehoororgaan omsluiten
- Trommelholte - bulla tympatica
- Rotsbeen - pars petrosa
- Achterhoofdsopening - foramen magnum - hierlangs komen de hersenstam en de omringende
hersenvliezen in verbinding met het ruggenmerg respectievelijk de ruggenmergvliezen
- Achterhoofdsknobbel - condylus occipitalis - zijn met kraakbeen bekleed en passen in de uitgeholde
voorste gewrichtsvlakken
- Processus paracondylaris - processus jugularis - knobbel op achterhoofd - verbindingsstuk met
atlaswervel - bevindt zich zijdelings van elke condylus occipitalis, er zitten meerdere spieren op vast
- Aangezichtsschedel - facies of splanchnocranium - wordt gevormd door verschillende parige
beenderen
- Ossa facei - aangezichtsschedelbeen
- Neusseptum - septum nasi
- Neusschelpen - conchae nasales - dunne, spiraalvormig opgekrulde beenlamellen
- Zeefbeenderen - ethmoturbinalia
- Neusgaten - nares
- Achterse neusopeningen - choanae - hiermee staat de neusholte ventrocaudaal in verbinding met
de keelholte
- Neusbijholten - sinus paranasales - onregelmatige luchtruimten, die langs kleine openingen met de
neusholte in verbinding staan
- Sinus frontales - voorhoofds sinus
- Sinus maxillaris - sinus in de bovenkaak
- Schaar - spatium intermandibulare - ruimte tussen linker en rechter mandibula
- Incisura vasorum facialium - inkeping aan de onderrnd van de mandibula waar belangrijke
bloedvaten liggen
- Corpus mandibulae - onderste deel van de mandibulae - hierop zijn de tanden ingeplant
- Ramus mandibulae - bovenste deel van de mandibulae - platte, verticale beenplaat
- Kingat - foramen mentale - uitmonding van de canalis mandibulae, waarin leidingen liggen voor
voeding en bezenuwing van de tanden en de onderlip
- Processus coronoideus - bult die aansluit aan os temporale, omhooggericht - hierop grijpt de stevige
bovenste kauwspier aan
- Processus condylaris - cylindervormig uitsteeksel - is met kraakbeen bekleed en articuleert met het
os temporale en vormt aldus het kaakgewricht
Geef de wervelformules:
Hond - 7 halswervels, 13 rugwervels, 7 lendenwervels, 3 sacraalwervels, 18-23 staartwervels
Kat - 7 halswervels, 13 rugwervels, 7 lendenwervels, 3 sacraalwervels, 20-24 staartwervels
Paard - 7 halswervels, 18 rugwervels, 6 lendenwervels, 5 sacraalwervels, 15-21 staartwervels
Rund - 7 halswervels, 13 rugwervels, 6 lendenwervels, 5 sacraalwervels, 18-21 staartwervels
Varken - 7 halswervels, 14-15 rugwervels, 6-7 lendenwervels, 4 sacraalwervels, 20-23 staartwervels
, Yvette Gladdines – algemene anatomie – 2013-2014
Teken een craniaal/lateraal aanzicht van een wervel en benoem de voornaamste onderdelen
Teken in een silhouetfiguur van een hond of paard de beenderen van het voorbeen en het
achterbeen
, Yvette Gladdines – algemene anatomie – 2013-2014
Wervelkolom en borstkas - difinieer, situeer en identificeer op een figuur
Wervels - vertebrae
- Wervellichaam - corpus vertebrae - cilindrische beenmassa met bolle craniale voorzijde (extremitas
cranialis ) en een holle caudale achterzijde (extremitas caudalis ). De dorsale zijde is afgeplat en
vertoont een longitudinale dorsale bandlijst (crista dorsalis ) met zijdelings ervan kleine openingen
voor de bloedvaten die het wervellichaam voeden. Op de ventrale zijde van het wervellichaam
bevindt zich eveneens een longitudinale beenlijst (crista ventralis )
- Wervelboog - arcus vertebrae - bestaat uit een linker en rechter beenplaat (lamina arcus vertebrae )
die vastzitten op de dorsolaterale zijde van het wervellichaam en die in de mediaanlijn samenkomen.
De naar dorsaal gerichte wervelboog omsluit aldus een ruime opening of wervelgat (foramen
vertebrale ). De opeenvolgende wervelgaten vormen het wervelkanaal (canalis vertebralis ) waarin
het ruggenmerg met ruggenmergvliezen gelegen is
- Wervelgat - foramen vertebrale
- Foramen intervertebrale - ruime, zijdelings gerichte opening, gevormd door de caudale en de
craniale inkeping van 2 opeenvolgende wervels
- Spatium interacruale - nauwe ruimte tussen de wervelbogen van de opeenvolgende wervels
- Spinaaluitsteeksel/doornuisteeksel - processus spinosus - een onpaar uitsteeksel dat in het mediane
vlak op de wervelboog vastzit en naar dorsaal uitsteekt. Het biedt ruime aanhechting aan spieren
- Dwarsuitsteeksels/transversaal uitsteeksel - processus transversus - ontspringen beiderzijds op de
overgang wervelboog-wervellichaam en zijn naar lateraal gericht. Bieden eveneens ruime
aanhechting voor spieren
- Processus articularis craniales - komen parig voor op de voorzijde van de wervelboog en zijn
bekleed met gewrichtskraakbeen
- Processus articularis caudales - komen parig voor op de achterzijde van de wervelboog en zijn
bekleed met gewrichtskraakbeen
Halswervels - vertebrae cervicales
- Foramen transversarium - doorboort de dwarsuitsteeksels aan hun basis, dus ter hoogte van hun
aanhechtingsplaats op de wervel
- Atlas - 1e halswervel - drager
- Atlasvleugels - alae atlantis - vleugelvormige beenplaten die de dwarsuitsteeksels vervangen
- Foveae articulares craniales - diepe gewrichtskommen waarin de achterhoofdsknobbels passen - ja-
gewricht
- Foveae articulares caudales - ondiepe gewrichtvlakken die articuleren met de voorzijde van de axis
- Axis - 2e halswervel - draaier
- Dens axis - rondvormig uitsteeksel. Dit vertegenwoordigt het lichaam van de atlas, dat met dit van
de axis vergroeid is - de tand draagt ventraal en zijdelings kraakbeen voor articulatie met de fovea
dentis op de atlas
- Crista axis - een zwaar kamvormig spinaal uitsteeksel die uitloopt op de ventraalgerichte caudale
gewrichtsvlakken
Rugwervels - vertebrae thoracicae
- Fovea costalis craniales/caudales - gewrichtskommetje voor een rib, gelegen bij de overgang tussen
wervellichaam en wervelboog, dit zowel craniaal als caudaal
- Vertebra anticlinalis - de rugwervel waarvan het spinaaluitsteeksel een verticale stand aanneemt
- Schoftstreek - regio interscapulairs - gevormd door de voorste spinaaluitsteeksels die wat caudaal
hellen
Lendenwervels - vertebrae lumbales
- Processus costales - dit zijn de zeer lange dwarsuitsteeksels
- Spatium interarcuale lumbosacrale - is zeer ruim (mogelijke punctieplaats bij carnivoren)