LES 7: AANDOENINGEN VAN HET BLOED EN HET IMMUUNSYSTEEM
1. Samenstelling en functie van de verschillende bloedcomponenten
Rechts: bloed een tijd laten staan waardoor een klonter zich vormt, al het
vloeibare erboven is serum.
Centrifugatie = draaien van het bloed waardoor op basis van het gewicht
het bloed wordt gescheiden.
- Plasma is zuiver vloeistof.
- Verschil plasma en serum: in serum zitten geen stollingsfactoren
(want die zitten in de klonter), in plasma zit dit er wel in (wordt
gegeven aan patiënten met bloedingsproblemen).
1.1. Bloedcellen
De meeste bloedcellen worden aangemaakt in het beenmerg van de platte beenderen (borstbeen, bekken, ribben,
wervels). Indien er problemen zijn, wordt een punctie gedaan om dit na te kijken vb bij acute leukemie. De cellen worden
aangemaakt uit stamcellen, die delen onder invloed van groeifactoren =
• Erythropoetine: aangemaakt in de nier en stimuleert de vorming van rode bloedcellen. Indien de nier ziek is, wordt
er epo bijgespoten.
• ‘Colony stimulating factors’: bevorderen de aanmaak van verschillende types witte bloedcellen. Bij mensen met
kanker wordt dit bijgegeven om de immuniteit te stimuleren en de vorming van witte bloedcellen.
1.2. Types bloedcellen
§ Rode bloedcellen = bevatten hemoglobine wat ijzerhoudend is. De hemoglobine bindt zuurstof (O2) en
koolstofdioxide (CO2).
§ Bloedplaatjes = spelen een belangrijke rol bij de bloedstolling en vorming van bloedklonters. Deze worden actief bij
een bloeding of bij schade aan bloedvaten.
§ Witte bloedcellen = vormen de hoeksteen vd immuniteit. Er zijn verschillende types met verschillende functies!
• Aangeboren, niet-specifiek immuunsysteem: als 1e barrière ten aanzien van infecties. Ze presenteren antigenen
aan het adapatief immuunsysteem om een meer gericht immuunantwoord te vormen.
- Afwezigheid van een ‘immunologisch geheugen.’
- Meerdere types cellen =
C Neutrofiele granulocyten: belangrijk ikv bacteriële infecties.
C Eosinofiele granulocyten: belangrijk ikv parasistaire infecties, spelen een rol bij ontstaan van allergie.
C Basofiele granulocyten: minst frequent type, rol bij allergie.
C Mastcellen: type granulocyten belangrijk bij allergie.
C Monocyten (bloed) en macrofagen (weefsel): 1e barrière voor infectie en stimulatie van meer gericht
immuunantwoord. Filterfunctie op bloed en lymfevaten.
• Verworven, adaptief immuunsysteem: geeft een gesofisticeerd en gericht antwoord op infectieuze organismen,
trager dan het aangeboren immuunsysteem. Verzorgd door lymfocyten.
- Gekenmerkt door een immunologisch geheugen: men houdt altijd iets van antistoffen over waarmee men
tijdens de volgende aanraking een snelle tegenreactie kan geven zodat de infectie niet kan doorbreken.
- Lymfocyten rijpen voornamelijk (en bevinden zich voornamelijk) in het lymfeweefsel: thymus, lymfeklieren.
- Meerdere types cellen =
C B-lymfocyten/plasmocyten: vormen gerichte antilichamen (humorale immuniteit).
C Helper T-cellen (CD4-positieve T-cellen): helper-functie voor aangeboren immuunsysteem en T- en B-
lymfocyten. HIV-virus gericht op CD4-cellen waardoor men vatbaarder is voor andere infecties.
C Killer T-cellen (CD-8-positieve T-cellen): doden virale geinfecteerde cellen, tumorcellen en belangrijk
bij afstoting van transplantorganen.
C Natural killer cellen: doden viraal besmette/tumorcellen
1.3. Bloedplasma
Bloedplasma is een circulerende vloeistof in het bloed met een ‘buffferfunctie’ met constante zuurtegraad (pH),
osmolariteit, glucose, elektrolyten (ionen).
o Het transporteert voedingsstoffen, zuurstof, hormonen, vitaminen en bloedcellen naar weefsels en organen.
o Afvoer van afvalstoffen naar de nieren en CO2 naar de longen.
o Aanvoer en afvoer van afvalstoffen naar en van de lever.
o Bevat stollingseiwitten. o Bevat immuunglobulines/antilichamen.
, 1.4. Transfusie van bloedcomponenten
Transufsie van de bloedcomponenten gebeurt op basis van de bloedgroep en rhesus factor.
De ABO-bloedgroep: A, B, AB of O ontstaat vanuit 1 locus/gen met 3 allelen: A en B zijn dominant, O is recessief.
• O mag aan iedereen bloed geven maar enkel van O bloed krijgen. AB mag van iedereen bloed krijgen.
Rhesus positief of negatief bloed is op zich niet belangrijk maar wel tijdens de zwangerschap! Tijdens de bevalling kan
pos en neg bloed zich met elkaar mengen wat belangrijke reacties doet ontstaan. Hier wordt vaak een vaccinatie tegen
gegeven om slechte reacties te voorkomen!
Uitvoeren van een kruisproef: nagaan dat er geen verklontering ontstaat tussen bloed van donor en receptor. Indien
men toch bloed krijgt van dat men niet mag krijgen zal het immuunsysteem sterk reageren op het eiwit in het bloed dat
lichaamsvreemd wordt beschouwd! Deze wordt afgebroken " transfusie reactie gepaard met massieve afbraak van
bloed (hemolyse) " hoge koorts, moeilijk ademen, … kan levensbedreigend zijn!
2. Aandoeningen van de rode bloedcel
Een bloedcel leeft 180 dagen, nadien verliest de cel
kwaliteit en wordt deze afgebroken in de milt en eindigt in
het gal als bilirubine en uiteindelijk de stoelgang.
2.1. Tekort aan rode bloedcellen: anemie.
Oorzaken =
" Door onvoldoende aanmaak in het beenmerg. Dit kan
komen door een tekort aan bouwstenen (ijzer,
vitamine B12 en foliumzuur), door deficiënte aanmaak
in het beenmerg (bvb. door tumoren) of door tekort
aan groeifactoren zoals EPO bij nierziekten.
" Door verhoogde afbraak in het bloed (hemolyse) of
door overactiviteit van de milt bv. hypersplenisme bij
leverziekte door portale hypertensie/zwelling van de
milt.
Symptomen en klinische afwijkingen bij anemie zijn afhankelijk van de snelheid van optreden en de leeftijd.
o Vermoeidheid: steeds minder en minder energie. o Cardiovasculair: het hart is gevoelig voor een tekort
o Hoofdpijn. aan zuurstof O2 " gevolg: tachycardie, angina
o Duizeligheid, oorsuizen. pectoris en dyspnee.
o Bleekheid conjunctivae (oogslijmvliezen) en huid.
2.1.1 Diagnose van anemie
Diagnose wordt gesteld met behulp van een bloedname waarin men volgende signalen ziet =
• Laag hematocriet (% rode bloedcellen), laag hemoglobine.
• Afhankelijk van de oorzaak is er lage ijzerspiegels, laag vitamine B12, laag foliumzuur en/of tekens van verhoogde
bloedafbraak: verhoogde bilirubine (afbraakproduct van hemoglobine) geeft ook icterus en donkere urine en
afbraakproducten van rode bloedcellen (o.a. fragmenten van rode bloedcellen, lactaat dehydrogenase etc).
2.1.2 Types van anemie
1) Ferriprieve anemie = bloedarmoede door ijzertekort. Dit is de frequenste oorzaak, ijzer is de belangrijkste
bouwsteen dat zich aan O2 bindt en zorgt voor aanmaak RBC.
• Meestal veroorzaakt door chronisch bloedverlies:
- Maag-darmtractus problemen (darmtumoren, poliepen, maagzweren, ziekte van Crohn/colitis ulcerosa).
- Menstrueel (frequent bij jonge dames met overvloedige maandstonden).
- Frequent bij oncologische problemen.
• Klinisch: anemie met enkele typische afwijkingen bv. lepeltjesnagels zijn typisch.
• Diagnose: bloedname met hypochrome, microcytaire anemie en lage ijzerparameters.
• Behandeling in functie van detectie en behandeling van de oorzaak! Men kan ijzersupplementen geven
(peroraal of intraveneus) maar zomaar geven!
2) Pernicieuze anemie = megaloblastische anemie door vitamine B12 gebrek.
Oorzaak: dikwijls bij oudere patiënten, atrofische gastritis met intrinsieke factor- en vit B12 deficiëntie en/of