Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting jurisprudentie Goederenrecht €2,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting jurisprudentie Goederenrecht

1 vérifier
 61 vues  1 achat
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Een overzichtelijke samenvatting van alle verplichte jurisprudentie inclusief rechtsregels voor het vak Goederenrecht.

Dernier document publié: 3 année de cela

Aperçu 3 sur 16  pages

  • Inconnu
  • 22 octobre 2020
  • 30 octobre 2020
  • 16
  • 2018/2019
  • Resume

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: lisavanderploeg2 • 3 année de cela

avatar-seller
Samenvatting arresten

HC 1 – Verdieping Goederenrecht
HR Grensoverschrijdende garage
Juridisch kader: misbruik van (eigendoms)recht, art. 3:13 BW
Kuipers heeft een garage gebouwd. Deze garage overschrijdt een deel van de
perceelgrens van buurvrouw De Jongh. Zij is het hier niet mee eens en stelt een vordering
tot amotie in (afbraak). Ze vordert om het gedeelte van de garage dat op haar perceel
staat, te verwijderen, althans deze strook grond te ontruimen en ter vrije beschikking te
stellen. Kuipers beroept zich op de goeder trouw. De rechtsvraag was dus of er sprake is
van misbruik van recht (art. 3:13 BW) door het recht van amotie uit te oefenen. De HR
oordeelde dat dit niet het geval was, dit was alleen het geval als het nadeel van Kuipers
zo groot zou zijn dat De Jongh in redelijkheid niet tot het uitoefenen van haar recht had
kunnen komen.

Rechtsregel:
 Van misbruik van recht (art. 3:13 BW) door het uitoefenen van het recht van
amotie kan slechts dan sprake zijn, indien het nadeel dat Kuipers door de amotie
zou lijden, zowel op zichzelf beschouwd als in zijn verhouding tot het belang dat
De Jongh met haar vordering nastreeft, zo groot zou zijn dat, alle verdere
omstandigheden in aanmerking genomen, De Jongh naar redelijkheid niet tot de
uitoefening van haar recht van amotie te vorderen had kunnen komen.

HR Hoogovens/Matex
Juridisch kader: onderzoeksplicht derde, eigendomsvoorbehoud, art. 3:92 BW
Hoogovens heeft stalen platen onder eigendomsvoorbehoud geleverd aan het
constructiebedrijf Swarttouw. Hoogovens heeft de eigendom van de platen voorbehouden
tot aan de betaling van de koopprijs door Swarttouw. Ondanks dat Swarttouw nog niet
betaald had en dus niet beschikkingsbevoegd was om de platen te vervreemden,
verkocht zij deze aan Matex. Swarttouw gaat failliet. Hoogovens is dus nog steeds
eigenaar, aangezien Swarttouw nog niet betaald heeft. Hoogovens revindiceert de platen
dus van Matex. Matex beroept zich op de goede trouw uit (de voorloper van) art. 3:86
BW. Hoogovens stelt dat Matex zich niet zomaar op de goede trouw kan beroep, omdat
Matex een onderzoeksplicht had ten aanzien van de platen. De vraag is dus of een derde
verkrijger een onderzoeksplicht heeft naar de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper,
in het geval deze verkoper de goederen onder eigendomsvoorbehoud heeft gekregen. De
HR stelt Matex in het gelijk en oordeelt dat het enkele feit dat Swarttouw onder
eigendomsvoorbehoud geleverd had gekregen, niet met zich meebrengt dat Matex had
moeten twijfelen over de beschikkingsbevoegdheid en daarom een onderzoeksplicht had.
Indien er geen omstandigheden waren waardoor Matex aan de beschikkingsbevoegdheid
van Swarttouw behoefde te twijfelen, had Matex derhalve geen nader onderzoek hoeven
te doen. Matex mocht ervan uitgaan dat Swarttouw beschikkingsbevoegd was en kan dus
een succesvol beroep op de goede trouw doen.

Rechtsregel:
 Indien goederen onder eigendomsvoorbehoud worden geleverd en deze
vervolgens worden doorverkocht, rust er op de derde verkrijger geen
onderzoeksplicht naar de beperking van de beschikkingsbevoegdheid van de
doorverkoper, indien er geen feiten zijn die daartoe aanleiding geven. De derde
verkrijger mag er dan vanuit gaan dat de doorverkoper beschikkingsbevoegd is.

HR Portacabin
Juridisch kader: onroerende zaken, duurzaamheidscriterium, art. 3:3 BW
Buys had een terrein waar een portacabin geplaatst was naast een bedrijfsgebouw op
hetzelfde perceel. De portacabin was door middel van leidingen aangesloten op het gas-,
water- en elektriciteitsnet, de riolering en het telefoonnet. De portacabin werd in 1990 als
bedrijfsgebouw in gebruik genomen. De Rabobank verstrekt eind 1990 een krediet aan
Buys waarbij een hypotheekrecht op het bedrijfsterrein en een notariële akte gevestigd
pandrecht als onderpand. In 1992 heeft de Ontvanger executoriaal beslag doen leggen

,op de roerende zaken die zich in het pand van Buys bevonden. De portacabin werd hierbij
ook als roerende zaak beschouwd. Buys heeft vóór de datum van de opebare verkoop,
met toestemming van de Ontvanger, de portacabin aan een derde verkocht. Rabobank
was hier niet van op de hoogte en stelt dat de portacabin onder haar recht van hypotheek
valt, omdat deze onroerend is. De Ontvanger stelt zich op het standpunt dat de
portacabin roerend is omdat zij niet duurzaam met de grond verenigd was. De HR
oordeelt dat de portacabin onroerend is en stelt criteria vast om te bepalen of een
gebouw of werk bestemd is om duurzaam ter plaatse te verblijven:
 Een gebouw kan duurzaam met de grond zijn verenigd doordat het naar aard en
inrichting bedoeld is duurzaam ter plaatse te blijven
 Daarbij kan tevens worden gekeken naar de bedoeling van de bouwer, maar
alleen voor zover die naar buiten toe blijkt
 De verkeersopvatting vormt geen zelfstandige maatstaf wanneer het gaat om de
vraag of een zaak roerend of onroerend is (het moet gaan om objectieve factoren)

Rechtsregel:
 Of een gebouw of werk duurzaam met de grond is verenigd, wordt beoordeeld aan
de hand van de bovenstaande criteria.

HR Potharst/Serrée
De vraag was wie het sterkere pandrecht had, degene die zich bij de overdracht een
pandrecht had voorbehouden of degene ten behoeve van wie al vóór de overdracht bij
voorbaat een pandrecht was gevestigd.
Een beperkt recht bedongen als overdrachtsvoorwaarde is sterker dan een bij voorbaat
gevestigd pandrecht op die zaak.

, HC 2 – Originaire wijzen van eigendomsverkrijging
HR Teixeira de Mattos
Juridisch kader: eigendomsrecht
Dit arrest gaat over obligaties (waardepapieren), papieren waarin de waarde ligt
besloten. Verschillende partijen hadden verschillende aantallen certificaten bij de bank in
een kluis gelegd. De certificaten waren niet genummerd en dus niet van elkaar te
onderscheiden. De bank moest ze voor de zekerheid nummeren. De certificaten liggen bij
de bank en de bank gaat failliet. De curator gaat het hele vermogen ten gelde maken en
uitkeren aan schuldeisers. De bank had de certificaten niet genummerd. Er liggen nog 4
certificaten. Alleen Mulder en Pijnenburg hadden certificaten ingelegd. Ze zijn naar de
curator gegaan om aan te tonen dat het hun eigendom was en dat ze die certificaten
terug wilden. Het probleem was echter dat ze niet konden aantonen dat de certificaten
daadwerkelijk van hen waren, ze waren namelijk niet genummerd. Doordat ze niet
konden aantonen dat het hun eigendom was, konden ze de certificaten niet terug krijgen.

Rechtsregel:
 Om een goed als eigendom te kunnen opeisen moet je niet alleen eigendom
hebben, je moet ook kunnen aantonen dat het daadwerkelijk jouw eigendom is.
 Art. 3:109 BW  de houder wordt vermoed de zaak voor zichzelf te houden
 Art. 3:119 BW  de bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn

HR Breda/Antonius
Juridisch kader: zaaksvorming voor zichzelf, art. 5:16 lid 2 BW
Breda geeft Antonius opdracht tot het vervaardigen van bochten, rompen en venturies.
Zowel de specificaties als het materiaal worden door Breda aangeleverd. Breda blijft
echter achter met de betaling, waarna Antonius zich beroept op het
eigendomsvoorbehoud. Breda stelt zich op het standpunt dat Antonius nooit eigenaar van
de zaken is geweest, aangezien Antonius de zake heeft gevormd voor Breda. De vraag
was dus of er sprake was van een vormen voor zichzelf door Antonius (dan zou Antonius
eigenaar zijn), of een doen vormen voor zichzelf van Breda (dan zou Breda eigenaar zijn).

Rechtsregel:
 In dit arrest zijn criteria gevormd aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of
iemand een zaak voor zichzelf vormt:
1. Heeft de zaaksvormer de uiteindelijke stem in de wijze van productie?
2. Heeft de zaaksvormer de uiteindelijke stem in de wijze van vormgeving?
3. Degene die vormt moet het overwegende economische risico lopen voor de
verkoopbaarheid van de zaak

HR Dépex/Curatoren
Juridisch kader: bestanddeelvorming, natrekking, art. 3:4 BW
Depex heeft een destillatieinstallatie onder eigendomsvoorbehoud aan Bergel geleverd.
De apparatuur wordt in de fabriek van Bergel geplaatst. De rekening wordt niet voldaan
en Bergel gaat failliet. Depex vordert daarom teruggave van de installatie op grond van
haar eigendomsvoorbehoud. De curatoren van Bergel stellen echter dat de installatie is
nagetrokken aan de fabriek en dus bestanddeel is geworden. De HR oordeelt dat er niet
naar de fabriek gekeken moet worden als productie-inrichting, maar als fabrieksgebouw.
Het gaat niet om de vraag of het productieproces dat in de fabriek wordt uitgeoefend
zonder de desbetreffende installatie kan worden voortgezet of niet.
In dit arrest wordt gekeken of er op grond van de verkeersopvatting sprake is van
bestanddeelvorming. Er zijn 3 aspecten waar naar gekeken kan worden:
1. Is het gebouw afgestemd op de machine? (dan is er sprake van
bestanddeelvorming, dit mag niet te snel worden aangenomen!)
2. Is het bedrijfspand incompleet zonder dat de machine er in staat?
3. Kan de machine slechts met veel schade uit de fabriek worden gehaald?

Rechtsregel:
 Voor de vraag of er naar verkeersopvatting sprake is van bestanddeelvorming,
moet er naar de drie bovenstaande aspecten worden gekeken.
HR Kuikenbroederij

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Hannali. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73091 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€2,99  1x  vendu
  • (1)
  Ajouter