Studie: toegepaste taalkunde KUL Antwerpen, academiejaar
Een uitgebreide samenvatting van alle begrippen van de hoofdstukken uit: taal en taalwetenschap.
Ook worden er vragen van de zelftoets aan het einde van het hoofdstuk genoteerd en beantwoord in dit document. Macrolinguistiek (laatste 2 lesse...
● dynamisch → past zich aan aan de nieuwe eisen van de veranderende
Begrippen Algemene Taalwetenschappen ervaringswereld.
zeven eigenschappen van natuurlijke menselijke taal:
Hoofdstuk 1 1. creatief
2. spontaan
Van taal naar taalwetenschap 3. compositioneel & recursief
4. arbitrair
Taalwetenschap = het expliciteren van de onbewuste, abstracte kennis van taalgebruikers. 5. sociaal
6. dynamisch
Taalwetenschap of taalkunde = de wetenschappelijke studie van de natuurlijke taal. 7. niet situatiegebonden
Natuurlijke taal = een taal die in een menselijke gemeenschap gebruikt wordt voor Uitzondering op willekeurigheid → onomatopeeën = ofwel klanknabootsende woorden
algemene communicatie en die een kind, opgroeiend in zo’n gemeenschap, als zijn Kunsttaal = onveranderlijk dus geen natuurlijke taal. ontworpen door mensen, en 1 op 1
moedertaal leert. relatie met betekenis. ook niet geleerd door kinderen of taalomgeving.
Algemene taalwetenschap = de studie van essentiële of universele eigenschappen van Formele taal = bijv HTML.
een taal
→ in talen worden kleinere eenheden (klanken/handvormen) tot grotere eenheden gevormd Dierentaal = kennen geen creativiteit. bijen dansen hun dansjes zonder dat het een respons
(woorden/gebaren). deze worden gecombineerd tot zinnen = compositionaliteit = is op andere bijen. geen arbitraire tussen vorm en betekenis.
elementen met eigen betekenis worden gecombineerd tot coherent betekenis
geheel!!!! Studieobject van de taalwetenschap = natuurlijke menselijke taal
→ alle (gesproken) talen hebben klinkers en medeklinkers. Vormen: gesproken/geschreven taal, gebarentalen.
→ alle talen hebben woorden voor wit & zwart, donker & licht.
→ al deze eigenschappen die door alle talen worden gedeeld = universalia. Gesproken taal is voorafgaand aan de geschreven taal!
Schriftsysteem = recente uitvinding 5000 jaar vs. spreken <10000
definitie = de wetenschappelijke studie van natuurlijke taal → menselijk gedrag. daardoor Gesproken vorm = primaire t.o.v. geschreven taal in alle opzichten (historisch en
behoort taalkunde tot humane wetenschappen of menswetenschappen. taalverwerving)
Menselijke taal = domein van SEMIOTIEK
Gebarentaal
Natuurlijke talen = non-verbale communicatie die de gesproken taal begeleidt (co-speech gesture)
● veranderen → taalsysteem maakt gebruik van visuele modaliteit
● hebben structuur, uitingen gevormd door bepaalde regels → taalsysteem met eigen grammatica
● hebben universele eigenschappen → verschillende gebarentalen. ASL, VGT, NGT, BSL.
● compositionaliteit belangrijk onderscheidend kenmerk van talen heeft hogere graad van iconiciteit.
● verworven door kinderen in d.m.v. interactie met omgeving overgedragen van
generatie op generatie. Doelstellingen van taalwetenschap
● creativiteit = menselijk taalvermogen (met beperkte bouwstenen zinnen maken) ● Algemene taalwetenschap = theoretische studie van taaluniversalia
● menselijke taalgebruik is vorm van ‘samen handelen’ ● wetenschappelijke studie van natuurlijke taal
● taalgebruik is niet gekoppeld aan actuele ervaringen of omstandigheden ● ontwikkeling van een metataal.
● in talen veel willekeurige/arbitraire relatie tussen vorm en taalteken en betekenis van
teken. Metataal = de taal die we gebruiken om over taal te praten, om taal te beschrijven.
● veel taaluitingen hebben meerdere betekenissen → uit context te halen.
● recursief = mogelijk tot inbedding van eenheden. Volgens Noam Chomsky (1972) als je taalkunde studeert dan heb je de essentie van de
● sociaal = vorm van sociale interactie mens, door meer te leren van de taal, leer je ook meer over de mens.
1 2
,Methode van taalwetenschap ● Pragmatiek = onderdeel van de taalwetenschap waarin de aspecten van
= methode van de empirische wetenschappen → hypothetisch-deductieve methode taalgebruik worden bestudeerd. (taalhandelingen) relatie tussen taaltekens en hun
1. materiaalverzameling en feiten observatie gebruikers + situatie
2. hypothesevorming: op basis van regelmaat in data ● Semantiek = het onderdeel van de taalwetenschap dat zich bezighoudt met
3. afleiden van voorspellingen (deductie) dergelijke regels voor betekenistoekenning (zinsbetekenis)
4. toetsing van de afgeleide voorspelling (falsificatie)
● Syntaxis = terrein binnen de taalwetenschap. vorm en betekenis van zinnen.
Theorie = samenhangend geheel van hypothesen. onderlinge verhoudingen van de zinsdelen en hun grammaticale functie binnen de
zin als geheel.
De grammatica die de taalkundige beschrijft van een taal geeft de kennis weer die alle
moedertaalsprekers hebben van de regels van hun taal = descriptieve grammatica → ● Morfologie = het onderdeel van de taalwetenschap dat zich met dergelijke
beschrijft de regels van alle varianten van de taal, dus van zowel standaardtaal als processen bezighoudt zoals processen die veranderen en de manier waarop die
dialecten. systematisch voorkomende varianten. woorden ‘veranderen’ (woordvorming)
Grammatica die voorschrijft welke vormen van een taal goed zijn en welke niet, zulke ● Lexicologie = de studie van aard en structuur van woordgroepen en samenhang
grammatica’s worden alle veranderingen over het algemeen beschouwd als een bedreiging van afzonderlijke woorden (of lexemen)
van de ‘pure’ vormen van de taal = prescriptieve grammatica
● Fonetiek = hoe mensen klanken vormen en hoe zijn ze in staat om die te horen en
Taalkundige beschrijft in descriptieve grammatica wat de sprekers van een taal doen, en te interpreteren.
de prescriptivist schrijft voor wat zij zouden moeten doen volgens de norm van een ● Fonologie = dit vakgebied zou je het taalkundige broertje kunnen noemen van
bepaald moment. fonetiek.
Talen veranderen in de tijd, wie een taal beschrijft vanuit dit perspectief, geeft daarvan een Hoofdstuk 2
diachrone beschrijving → beschrijft dus de historische ontwikkeling van een taal.
De taalgebruiker
Synchrone <> diachrone taalbeschrijving. geeft een beeld van hoe een taal er op een
bepaald moment in de tijd uitziet, waarbij dat ‘bepaald moment’ niet zo nauwkeurig in de tijd ● Volwassen taalgebruikers beschikken in principe over de kennis van het taalsysteem
vastligt. = linguïstische competence. de abstracte de grotendeels onbewuste kennis van
het taalsysteem. Het feitelijk gebruik van die kennis = performance
Pedagogische grammatica ofwel ‘leergrammatica’ → bevatten een uiteenzetting van de
regels van een taal ten behoeve van het onderwijs. ● Kennis van het taalsysteem is niet genoeg, taalgebruikers hebben ook kennis van
de wereld nodig.
Dimensies en deeldomeinen ● Kennis over hoe te handelen in verschillende taalgebruikssituaties = communicative
competence.
VORM FUNCTIE GEBRUIK
KLANKEN fonetiek fonologie /
WOORDDELEN morfologie se - prag-
WOORDEN lexicologie man - ma -
ZINNEN syntaxis tiek - tiek -
3 4
, Collocatie Netwerk = woorden die vaak geassocieerd worden met een zoekwoord.
Collocatie = woorden die bij elkaar horen.
Gebruik mentale lexicon = prikkelen of activeren van die kennis. activatie straalt uit naar
verwante woorden = activatie spreiding / priming.
Taalgebruiker hoort woord → wordt een ander woord daar gelijk mee geassocieerd =
priming effect = de mate waarin die woorden worden herkend. Bijv. bij het horen van het
woord tafel associeer je gelijk stoel bij dit woord!!! belangrijk
Kennis en psychologisch vermogen hebben met voldoende geheugencapaciteit te maken,
concentratie enzovoorts wordt aangeduid met het begrip cognitief systeem.
Drie domeinen zijn dus nodig waarop de taalgebruiker beroep doet op tijdens het spreken en Taalproblemen bij mensen met een hersenbeschadiging in één bepaald gebied heeft effect
begrijpen van taal op verbanden in ons taalgebruik.
1. kennis van het taalsysteem / linguistic competence. gebruik ervan = performance. L Gebied van Broca = bevindt zich vooraan in de hersenen. beschadiging hieraan zorgt
2. kennis van de wereld voor problemen met taalproductie niet taalgebruik. tast het spreken aan.
3. kennis van de taalgebruikssituaties / communicatieve competence
R Gebied van Wernicke = bevindt zich achteraan in de hersenen. tast problemen met
Competence - performance → Noam Chomsky taalgebruik, begrijpen van de taal. taalproductie, het spreken is niet aangetast.
Langue - parole → Ferdinand de Saussure
R Supramarginale gyrus bevindt zich boven het gebied van Wernicke. →
Saussure´s Langue = taalsystematiek en sociaal systeem. abstract systeem → daar moet woordvindingsmoeilijkheden.
je je mee bezighouden in de taalwetenschap volgens Saussure. ontstaat binnen sociale
gemeenschap en sociale interactie. vormen & set sociale regels waar sociale groep zich aan Taalstoornissen die het gevolg zijn van een hersenbeschadiging bijv. door beroerte of
moet houden als ze gebruik maken van een taal. ongeluk = afasie.Typisch voor linkerhersenhelft.
Parole = concreet en sociaal taalgebruik, is de weg tot inzicht in de langue. Methoden:
- fMRI → pathologie. meet magnetische resonantie als indicator van hersenactiviteit.
Competence van Noam Chomsky = nadruk op de taalgebruiker. focus kennis van de taal - ERP → techniek psycho- en neurolinguïstiek. elektrofysiologisch reacties op
en kennis van de grammatica. een geïdealiseerde taalgebruiker (iemand die alles weet over gebeurtenissen.
de taal, niet gehinderd door geheugencapaciteit, niet afgeleid die perfecte zinnen vormt).
Taalbegrip als complex getrapt proces
Abstracte kennis van de taal te gebruiken in praktijk = performance.
KLANK (geluidsgolven)
Competence is niet genoeg je hebt kennis van de wereld nodig en communicatieve
↓
competence nodig.
WOORD (woorden ga begrijpen)
Mentale lexicon = alle woordenschat die wij kennen zijn hierin opgeslagen. woorden zijn
lexicale items. → netwerk van knopen en verbindingen, tussen woorden die knopen en ↓
verbindingen maken duidelijk dat ze iets met elkaar te maken hebben. verbindingen geven ZIN (met woorden vorm je een zin)
verschillende betekenisrelaties/vormrelaties weer.
cognitieve organisatie van het mentale lexicon = netwerk van knopen en verbindingen. ↓
→ knopen zijn de woorden.
UITING
→ verbindingen drukken relaties tussen de knopen uit: tafel - keuken.
5 6
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kulkim. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.