Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
VPK G&T-B-KT Kennistoets 2.1 VZ / C&G Samenvatting €5,49   Ajouter au panier

Resume

VPK G&T-B-KT Kennistoets 2.1 VZ / C&G Samenvatting

15 revues
 809 vues  93 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit is mijn samenvatting van de kennistoets 2.1 (VZ/C&G) voor het eerste jaar HBO-V op het Saxion in Enschede (ook te gebruiken voor studenten HBO-V in Deventer). In deze samenvatting zijn alle lessen van Verpleegkundige zorgverlening, Verpleegtechnische vaardigheden, Geneeskunde, Communicatie & Sa...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 91  pages

  • Inconnu
  • 15 septembre 2020
  • 91
  • 2019/2020
  • Resume

15  revues

review-writer-avatar

Par: fleurhoek • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: Iesje2002 • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: elzames • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: kyraleferink • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: gabyverweij • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: sarakleine • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: 417287 • 3 année de cela

Afficher plus de commentaires  
avatar-seller
Samenvatting kennistoets 2.1 VZ/C&G
Datum toets: 29-01-2020



Inhoudsopgave

Geneeskunde................................................................................................................................................. 2
Les 2.1: Waar gaat jouw hart van kloppen?........................................................................................................2
Les 2.2: Diagnose hartfalen: wat nu?...................................................................................................................5
Les 2.3: Je zou er hartkloppingen van krijgen......................................................................................................7
Les 2.4: “To pee or not to pee”.............................................................................................................................9
Les 2.5: Endocrinologie: regulering en interactie van hormonen......................................................................13
Les 2.6: Hoe zoet is suikerziekte?.......................................................................................................................18
Les 2.7: Anatomie & fysiologie: spijsverteringsstelsel.......................................................................................21
Les 2.8: Oei, ik groei...........................................................................................................................................25

Communicatie en samenwerking................................................................................................................. 30
Les 1.1: Inleiding, waarnemen en interpreteren................................................................................................30
Les 1.2: Gespreksvaardigheden: de basis...........................................................................................................33
Les 1.3: Feedback...............................................................................................................................................34
Les 1.5: communicatiemodellen en typen..........................................................................................................35
Les 2.1: Gespreksvaardigheden: vervolg............................................................................................................37
Les 2.2: Slechtnieuwsgesprekken.......................................................................................................................41
Les 2.3: Intellectuele communicatie...................................................................................................................43
Les 2.5: Adviesgesprek.......................................................................................................................................45
Les 2.6: Presenteren...........................................................................................................................................47

Gedragsleer:................................................................................................................................................ 49
Les 2.1: Hoe word ik goed in mijn vak en in andere vakken?.............................................................................53
Les 2.2: Hoe help ik iemand ergens goed in worden?........................................................................................55
Les 2.3: De normale ontwikkeling:.....................................................................................................................56
Les 2.4: De beïnvloede ontwikkeling..................................................................................................................60
Les 2.5: Ontwikkeling.........................................................................................................................................64

Verpleegkundige zorgverlening.................................................................................................................... 64
Les 2.1: Vitale functies........................................................................................................................................64
Les 2.2: Als het hart faalt is de zorg nabij..........................................................................................................70

Verpleegtechnische vaardigheden................................................................................................................ 74
Les 2.1: Het juiste meten op het juiste moment................................................................................................74
Les 2.2: Spaans benauwd!..................................................................................................................................78
Les 2.3: Hoe kom ik toch van die dikke, zware benen af?..................................................................................80
Les 2.4: Meten is weten en hoe verzorg je oren, ogen en neus.........................................................................83
Les 2.5: subcutaan injecteren.............................................................................................................................86


1

,Samenvatting kennistoets 2.1 VZ/C&G
Datum toets: 29-01-2020

Les 2.6: Intramusculair injecteren......................................................................................................................90

Geneeskunde
Les 2.1: Waar gaat jouw hart van kloppen?
Leerdoelen:
o Benoemen wat de verschillende onderdelen van het circulatiesysteem zijn (de grote en kleine bloedsomloop, de bouw
van het hart (atria/ ventrikels), de hartkleppen en de coronairarteriën);
o Uitleggen hoe het hart bloed rondpompt en begrijp je welke mechanismen daarvoor nodig zijn (pompfunctie en
hartcyclus (systole/ diastole);
o Benoemen hoe een bloeddruk tot stand komt en op welke manier deze door het lichaam wordt gereguleerd.

De functie van het hart in het cardiovasculaire stelsel
Bloed stroomt door een netwerk van bloedvaten die vanuit het hart naar de perifere
weefsel lopen. Bloedvaten worden onderverdeeld in:
1. Kleine bloedsomloop (pulmonaire circulatie)  vervoert bloed van en naar
de gaswisselingsoppervlakken van de longen. Bestaat uit linker atrium en
rechterventrikel.
2. Grote bloedsomloop (systeemcirculatie)  vervoert bloed naar de rest van
het lichaam. Bestaat uit rechter atrium en linkerventrikel.
Elke bloedsomloop begint en eindigt bij het hart. Bloed dat vanuit de grote
bloedsomloop terugkeert naar het hart moet een eerst door de kleine
bloedsomloop.
Arteriën (slagaders)/ efferente bloedvaten  voeren bloed van het hart weg.
Hebben een dikkere wand hierdoor kunnen ze de druk van het hart beter weerstaan.
Venen (aders)/ afferente vaten  voeren bloed naar het hart terug.
Arteriolen  vertakkingen van de arteriën en voeren bloed naar de capillairen.
Capillairen (haarvaten)  kleine, dunwandige bloedvaten tussen de kleinste
arteriën en de kleinste venen. Er kan uitwisseling plaatsvinden van voedingsstoffen,
opgeloste gassen en afvalstoffen tussen het bloed en de omringende weefsels.
Het hart bevat 4 musculaire compartimenten:
 Rechteratrium/ rechterboezem  ontvang bloed ui de grote bloedsomloop
en geeft dat door aan het rechterventrikel/ rechter kamer;
 Rechterventrikel/ rechterkamer  stuwt het bloed de kleine bloedsomloop
in.
Als het hart slaat, trekken eerst de twee atria samen en daarna de twee ventrikels.
De twee ventrikels trekken tegelijkertijd samen en stuwen gelijke hoeveelheden
bloed weg.

De bouw van het hart
 Septum interatriale  deze ‘wand’ scheidt de twee atria van elkaar (bestaan uit hartspierweefsel).
 Septum interventriculare  deze ‘wand’ scheidt de twee ventrikels van elkaar (bestaan uit hartspierweefsel).
 Linkerhelft  O2 rijk, dikker omdat de linkerkant al het bloed door het hele lichaam moet pompen (dus belangrijkst)
 Rechterhelft  O2 arm
 Myocard  hartspier (li>re)
 Atrium  boezem, bovenste ‘vakjes’
 Ventrikel  kamer, onderste ‘vakjes’
 Apex  hartpunt
 Septum  tussenschot tussen links en rechts
 Pericard  hartzakje
 Coronairvaten  krans(slag)aders
 Myocard  hartspier
 Verzamelplek zuurstofarm bloed  rechter atrium
 Verzamelplek zuurstofrijk bloed  linker atrium




2

,Samenvatting kennistoets 2.1 VZ/C&G
Datum toets: 29-01-2020


4 kleppen (valvula):
 Atrioventriculaire klep (AV-klep)  Kleppen tussen de atrium en ventrikel. Het zijn plooien van vezelig weefsel doe
ervoor zorgen dat het bloed vanuit de atria uitsluitend de ventrikels in kan stromen en niet terug. 2 soorten:
1. Valvula tricuspidalis/ rechter atrioventriculaire klep/ drieslippige klep  bloed stroom van het rechter atrium
naar het rechterventrikel door een brede opening die door drie slippen van vezelig weefsel wordt begrensd,
deze slippen maken deel uit van de rechter AV-kleppen.
2. Mitralis/ linker atrioventriculaire klep/ tweeslippige klep  erg als hier een klepprobleem is.
 Halvemaanvormige kleppen:
3. Aortaklep  bloed dat het linker ventrikel verlaat, stroomt door de halvemaanvormige kleppen de aorta in, het
begin van de grote bloedsomloop. De truncus pulmonalis is aan de aortaboog verbonden.
4. Pulmonalisklep  kleppen van de a. pulmonalis & truncus pulmonalis. Truncus pulmonalis  bloed vanuit de
rechterventrikel stroom hier binnen, het is het begin van de kleine bloedsomloop. Vanuit de truncus pulmonalis
stroomt bloed de linker en rechter a.pulmonalis (longslagader) in. Deze bloedvaten vertakken zich herhaaldelijk
in de longen totdat het bloed in de capillairen terecht komt waar de gaswisseling plaatsvindt. Vanuit de
capillairen verplaatst zuurstofrijk bloed zich naar de linker en de rechter v.pulmonalis (longader), die het bloed
naar het linker atrium vervoeren.

4 vaten (arteriën/ venen):
 Vena cava (holle ader):
- v.cava superior (bovenste holle ader)  voert bloed aan vanuit het hoofd, de hals, de armen en de borst.
- v.cava inferior (onderste holle ader)  voert bloed aan vanuit de rest van de pomp, de ingewanden en de
benen.
 Aorta  het begin van de grote bloedsomloop, pompt het bloed het hele lichaam rond.
 Arteria pulmonalis/ longslagder (zuurstofarm)  linker en rechter kant, deze bloedvaten vertakken zich
herhaaldelijk in de longen tot het bloed uiteindelijk in de capillairen terecht komen waar de gaswisseling plaatsvindt.
 Vena pulmonalis (zuurstofrijk)  linker en rechter kant, zuurstofrijk bloed komt vanuit de capillairen in deze
bloedvaten terecht. Zij vervoeren het bloed naar het linker atrium.

Sinus coronarius (kleinere vene)  hier wordt veneus (aderlijk) bloed naar toegestuurd door de coronaire vaten
(kransslagaders).

De hartcyclus
 Contractie/ systole  de hartafdeling stuwt bloed in een aangrenzende hartafdeling of in een arterie.
Samentrekking van de hartspier (70 keer per minuut).
 Ontspanning/ diastole  vervolg van de systole, fase 2. Dit is wanneer de afdeling zich met bloed vult en zich op het
begin van de volgende hartcyclus voorbereiden.

Fasen van de hartcyclus
1. Atriale systole begint: de atria trekken zich samen en de ventrikels worden volledig met bloed gevuld.
2. Atriale systole eindigt: atriale diastole begint. Ventriculaire systole begint.
3. Ventriculaire systole, eerste fase: als de druk in de ventrikels hoger is dan in de atria worden de AV-kleppen
dichtgedrukt, maar dit genereert niet genoeg druk om de halvemaanvormige kleppen te openen.
4. Ventriculaire systole, tweede fase: als de druk in het ventrikel stijgt en hoger wordt dan de druk in de arteriën, gaan
de halvemaanvormige kleppen open en bloed wordt naar de aorta en de a.pulmonalis gestuwd.
5. Ventriculaire diastole, begin: als de ventrikels zich ontspannen, daalt de druk in de ventrikels; bloed stroomt terug
tegen de slippen van de halvemaanvormige kleppen en drukt ze dicht. Bloed stroomt de ontspannen atria binnen.
6. Ventriculaire diastole, later: alle hartafdelingen zijn ontspannen, ventrikels stromen passief vol.

Harttonen
 Eerste harttoon  zachte geluid, ontstaat als de AV-kleppen sluiten en de halvemaanvormige kleppen opengaan. Dit
is het begin van de ventriculaire systole.
 Tweede harttoon  te horen aan het begin van de ventriculaire diastole als de halvemaanvormige kleppen zich
sluiten.
 Derde & vierde harttoon  moeilijk hoorbaar, deze geluiden worden veroorzaakt door samentrekking van de atria
en door bloed dat de ventrikels instroomt.

Verschillende bloeddrukken
 Arteriële druk (=bloeddruk)  de druk in de grote en kleine arteriën stijgt tijdens de ventriculaire systole en daalt
tijdens de ventriculaire diastole. De systolische druk is de maximale bloeddruk die tijdens de ventriculaire systole
wordt gemeten. De diastolische druk is de minimale druk die aan het einde van de ventriculaire diastole wordt
gemeten.



3

, Samenvatting kennistoets 2.1 VZ/C&G
Datum toets: 29-01-2020

 Capillaire druk  de bloeddruk in de capillaire druk, wordt op de capillairwanden uitgeoefend. De uitwisseling in de
capillairen heeft 4 belangrijke functies:
1. Het handhaven van een voortdurend contact tussen bloedplasma en interstitiële vloeistof;
2. Het versnellen van het transport van voedingsstoffen, hormonen en opgeloste gassen door de weefsels;
3. Het transport van onoplosbare vetten en weefseleiwitten die niet door capillairwanden heen kunnen;
4. Het wegspoelen van bacteriële gifstoffen en andere irriterende stoffen naar lymfatisch weefsel en organen die
een rol spelen bij de afweer tegen ziekten.
 Veneuze druk  de druk in de venen is laag en deze vaten bieden weinig weerstand. Daardoor neemt de druk maar
weinig af zodra het bloed het veneuze systeem is binnengekomen. Dichter bij het hart neemt de stroomsnelheid toe.
2 factoren dragen bij aan de voortstuwing van het bloed in de richting van het hart, tegen de zwaartekracht in:
1. De spierpomp: door de contracties van de skeletspieren rond een vene wordt dit bloedvat samengedrukt.
2. De resporatoire pomp/ ademhaling: tijdens de uitademing worden de venae cavae samengedrukt door de
toegenomen druk die de longen uitperst; hierdoor wordt het bloed inde rechteratrium gestuwd.

Cardiovasculaire regulatie
3 variabele factoren die de doorbloeding van de weefsels beïnvloeden zijn:
1. Hartminuutvolume
2. Perifere weerstand
3. Bloeddruk
Doel van bloedregulatie is ervoor te zorgen dat veranderingen van de doorbloeding optreden:
1. Op het juiste tijdstip
2. In het juiste gebied
3. Zonder dat de bloed toevoer naar vitale organen te veel verandert.
Mechanismen die betrokken zijn bij de regulering van de cardiovasculaire functies:
 Autoregulatie  leidt tot plaatselijke homeostase aanpassingen. Door de capillairen zelf, vasconstrictie en
vasodilatatie d.m.v. kringspier.
 Neurale mechanismen  reageren op veranderingen van de arteriële bloeddruk of op concentraties van
bloedgassen op specifieke plaatsen.
 Endocriene mechanismen  geeft hormonen af die aanpassingen op korte termijn bevorderen en die langdurige
aanpassingen van de werking van het cardiovasculaire stelsel teweegbrengen. Door hormoon adrenaline.
 Baroreceptoren  registreren de mate van uitrekking in de wanden van rekbare organen.
 Chemoreceptoren  reageren op veranderingen van de concentratie van koolstofdioxide en zuurstof en op pH-
veranderingen in het bloed en de cerecrospinale vloeistof.
Kortdurende veranderingen  aanpassingen van het hartminuutvolume eb de perifere weerstand om de vloeddruk en de
bloedtoevoer naar de weefsels te stabiliseren.
Langdurende veranderingen  veranderingen van het bloedvolume die invloed hebben op het hartminuutvolume en op
het transport van zuurstof en koolstofdioxide naar en va actieve weefsel.

3 gemene functionele patronen kleine en grote bloedsomloop:
1. Verdeling van de arteriën en vene is links en recht in het lichaam vrijwel gelijk, behalve bij het hart, waar grote
bloedvaten met de atria of de ventrikels verbonden zijn.
2. Hetzelfde bloedvat kan enkele malen van naam veranderen wanneer het een ander anatomisch gebied binnenkomt.
3. Weefsels en organen zijn meestal met verschillende arteriën en venen verbonden. Vaak wordt de invloed van een
tijdelijke of blijvende afsluiting van een enkel bloedvat verminderd door verbindingen tussen naastgelegen arterien
of venen.
Kleine bloedsomloop Grote bloedsomloop
Longen Lichaam
O2 arm door arteriën (naar de longen) O2 rijk door de arteriën (naar het lichaam)
O2 rijk door venen (naar het hart en vervolgens naar grote O2 arm door de venen (naar het hart en vervolgens kleine
bloedsomloop) bloedsomloop)
Bestaat uit: linker atrium en rechterventrikel. Bestaat uit: rechter atrium en linker ventrikel.

Opbouw bloedsomloop
 Arteriën
 Arteriolen (vertakkingen arteriën)
 Capillairen (haarvaten)
- Uitwisseling O2 en CO2
 Venulen  kleinste venen
 Venen
- Kleppen
 Vasoconstrictie  samentrekken van het vat
 Vasodilatatie  uitstrekken van het vat
Arteriën VS venen in de grote bloedsomloop

4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Chiara2. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

79202 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49  93x  vendu
  • (15)
  Ajouter