Puzzelen aan een uitdagende leeromgeving
basisdidactiek voor de leraar lager onderwijs
Hoofdstuk 3: Uitdagende leeromgevingen tot stand brengen
1. De rol van de leraar
De leraar heeft één duidelijk doel/één hoofdtaak voorop: de leerlingen laten leren. → Niet altijd even
eenvoudig! Wat leerlingen doen en hoe ze leren is moeilijk te vatten. Kunst: er gepast op inspelen.
Om te weten hoe je een leerproces begeleidt, moet je als leraar een duidelijk zicht hebben op wat er
gebeurt wanneer er geleerd wordt. We bekijken daarom het leren vanuit twee stromingen:
1. We staan stil bij de kenmerken van het leerproces, verschillende soorten leerprocessen en
technieken die je kunnen helpen het leerproces te begeleiden.
2. We bekijken hoe je leerlingen kan motiveren binnen een gestructureerd leerklimaat.
Leerdoelen:
Na het bestuderen moet je…
1. Het verschil tussen leren-rijping-ontwikkeling verwoorden vanuit een concreet voorbeeld.
2. Een omschrijving geven van leren.
3. Het belang van zicht hebben op de handelingsstructuren van de leerlingen beschrijven.
4. Verduidelijken wat leren betekent vanuit een (sociaal-)constructivistische invalshoek.
5. Het onderscheid tussen formeel en informeel leren uitleggen met een concreet voorbeeld van
kinderen in de lagere school.
6. De verschillende soorten leerprocessen verduidelijken met een concreet klas- of
schoolvoorbeeld.
7. De relatie tussen leren en motivatie uitleggen.
8. De soorten motivatie beschrijven vanuit een concreet klasvoorbeeld.
9. De link tussen fundamenteel leren en het didactisch handvat leerlinginitiatief verduidelijken
vanuit een klasvoorbeeld.
10. Het verband tussen motivatie en de didactische handvatten werkelijkheidsnabij leren,
doelgericht leren en leerlinginitiatief omschrijven.
11. Verwoorden op welke manieren je leerlingen motiveert om te leren.
12. Aangeven hoe je een gegeven onderwijsleersituatie zou aanpassen, zodat leerlingen meer
gemotiveerd worden om te leren.
13. Vanuit concrete voorbeelden verduidelijken welke instructievaardigheden je als leraar kan
gebruiken om actief constructief te leren.
14. Het verband tussen leren en de zone van naaste ontwikkeling illustreren met een voorbeeld.
15. Verschillende praktijkvoorbeelden opsommen van inductief leren.
16. Trapsgewijs leren bespreken vanuit een concreet voorbeeld uit de lagere school.
17. Aangeven welke scaffolds je kan gebruiken om het leerproces te ondersteunen.
Pagina 1 van 44
,18. De termen verkorting en verinnerlijking omschrijven.
19. Beschrijven hoe je er als leraar voor zorgt dat leerlingen inzichtelijk leren.
20. Verduidelijken hoe effectief klasmanagement bijdraagt tot optimaal leren.
21. Het belang van preventief werken voor een gestructureerd leerklimaat verwoorden.
22. Goede klasregels opstellen.
23. Klasregels aanpassen zodat ze effectiever zijn.
24. Verwoorden waarvoor het begrip leergeruis staat.
25. Verduidelijken hoe het lestempo samenhangt met een gestructureerd leerklimaat.
26. Uitleggen waarom voldoende leerlingactiviteit belangrijk is voor een gestructureerd
leerklimaat.
27. Het verband tussen klasoverzicht en een gestructureerd leerklimaat omschrijven.
28. Het belang van evenwicht tussen autonomie ondersteunen en structuur bieden verduidelijken.
1.1 Opvattingen over leren
We gaan in op een aantal opvattingen over leren die een basis vormen voor de aspecten die in dit boek
beschreven worden.
1.1.1 Leren, rijping en ontwikkeling
Is elke waarneembare verandering in gedrag het resultaat van leren?
Rijping: wanneer de verandering kan toegeschreven worden aan biologische factoren (= in de persoon
gelegen factoren).
→ Is kunnen lopen rond de eerste verjaardag dan uitsluitend een kwestie van rijping? Ja en nee,
omgevingsfactoren spelen daarbij ook een rol.
Elementaire gedragsveranderingen komen niet spontaan tot stand, maar vereisen de aanwezigheid van
een stimulerende omgeving.
Ontwikkeling: de opeenstapeling van leerervaringen waarbij rijping de voorwaarden creëert die het
leren mogelijk maken.
1.1.2 Leren als een duurzame gedragsverandering
Definitie leren volgens leerpsychologen: leren is een proces dat leidt tot relatief duurzame
gedragsverandering in wisselwerking met de omgeving.
→ We gaan deze definitie ontleden.
1. Als een leerling een duurzame gedragsverandering laat zien, die het gevolg is van
leeractiviteiten, dan heeft het kind iets geleerd. Van leren is slechts sprake als er verandering in
het gedrag tot stand komt.
2. Het doel van een leerproces is een bepaald leerresultaat bereiken: nieuwe
gedragsmogelijkheden, wijzigen van reeds aanwezig gedrag of wegwerken van ongewenst
gedrag.
Pagina 2 van 44
, 3. Een leerproces is steeds relatief duurzaam: het resultaat van leeractiviteiten heeft een min of
meer blijvend karakter.
Bijvoorbeeld: wie ooit heeft leren zwemmen, gaat normaal gezien niet kopje-onder, ook al heb
je lange tijd niet meer gezwommen.
Als je iets geleerd hebt, leer je dat niet plots af. Er zijn sporen nagebleven.
4. Leren gebeurt in wisselwerking met de omgeving: leren speelt zich af in een leeromgeving,
situatie of context. De context speelt een belangrijke rol bij transfer van kennis en
vaardigheden.
1.1.3 Leren als een kwalitatieve ontwikkeling van handelingsstructuren
Een gedragsverandering of leerresultaat kan op verschillende manieren tot stand komen. → Het is een
intern veranderingsproces.
Een handeling of handelingsstructuur is alles wat iemand doet om een bepaald leerresultaat te bereiken.
Leren = Een kwalitatieve ontwikkeling van de ene naar de volgende wijze van handelen, waarbij het
leerresultaat op een steeds hoger niveau wordt uitgeleverd.
Aan eenzelfde leerresultaat kunnen verschillende handelingsstructuren ten grondslag liggen. → Het is
belangrijk om je als leraar af te vragen op welke wijze de leerling het leerresultaat volbrengt. Je stelt de
vraag naar de handelingsstructuur of de handelingen die bij de leerling aan de basis liggen van het
leerresultaat.
Het is belangrijk om bij een leerresultaat ook de handelingsstructuur na te gaan. We sommen twee
redenen op:
1. Niet alle handelingsstructuren zijn vanuit didactisch oogpunt evenwaardig. Zo kan een leerling
de oefening wel correct oplossen, maar op een weinig doeltreffende manier.
Bijvoorbeeld: Wanneer een leerling voor het woord “container” de spellingsregels correct kan
gebruiken, dan zal de leerling ook andere woorden foutloos kunnen schrijven.
2. Om leerlingen, die een reeks oefeningen foutief oplosten doeltreffend bij te sturen, is het
noodzakelijk om te weten hoe die leerlingen te werk gaan.
Bijvoorbeeld: Een leerling die bij cijferoefeningen een fout maakt bij de basisopstelling heeft
andere hulp nodig dan een leerling die uit slordigheid oefeningen verkeerd overschrijft van het
bord.
1.1.4 Leren vanuit het (sociaal-)constructivisme
In de uitgangspunten van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen staat dat we leren moeten opvatten als
een actief en constructief proces bij kinderen.
In het denken over leren en de didactische vormgeving van het onderwijs zijn constructivistische ideeën
sinds de jaren ’80 een steeds prominentere rol gaan spelen. Het concept van kennisconstructie, wat
Pagina 3 van 44
, betekent dat ieder zijn eigen werkelijkheid en zijn eigen kennis omtrent die werkelijkheid construeert,
staat in die ideeën centraal.
De belangrijkste constructivistische principes zijn kernachtig bijeen gebracht in de volgende definitie
van leren: Leren is een actief, constructief, cumulatief, zelfregulerend en doelgericht proces,
waarin de leerling zelf de centrale rol speelt.
❖ Leren is een (inter)actief constructief proces
Leerlingen zijn geen passieve ontvangers van informatie. Het zijn geen lege vaten die staan te
wachten (passief) om gevuld te worden (met kant-en-klare kennis) door de leraar. → De
informatie die van buitenaf (door de leraar) wordt aangeboden, wordt door de leerling steeds
geïnterpreteerd, bewerkt, opgenomen in interactie met de reeds aanwezige kennis en
vaardigheden, verwachtingen en behoeften.
Leerlingen bouwen zelf actief hun kennis op, in interactie met de omgeving.
Kennis is altijd eigen kennis: de leerling verwerft die. Kennis kunnen we omschrijven als
informatie met “persoonlijk toegevoegde waarde.” Dat leerlingen zelf hun kennis en
vaardigheden construeren/ombouwen kunnen we zien in het feit dat schooltaken, opdrachten,
… vaak correct worden opgelost, maar op een manier die afwijkt van de expliciet onderwezen
werkwijze. Ook het bestaan van misconcepties en foutieve procedures bij leerlingen, die
nochtans de juiste leerinhoud onderwezen kregen, zijn daar een voorbeeld van. → De leerling
brengt eigen ervaringen in en verwerkt die in een kennisopbouw die verschilt van die van de
leraar.
Wie iets wil leren, zal iets moeten doen. Kennis ontstaat pas wanneer de leerling iets doet met
de informatie. Kennis kan niet gewoon door de leraar aangereikt of doorgegeven worden, omdat
betekenis niet van nature aanwezig is in informatie maar eraan verleend wordt. Leren
(effectieve verwerking van informatie tot persoonlijke kennis) veronderstelt activiteit van de
leerling zelf.
Leren is een actief proces en meer activiteit zorgt voor meer leren.
Leren is behalve “opbouwen” van kennis, vooral ook “aanbouwen” of zelfs gedeeltelijk slopen
van ons kennisbouwwerk.
❖ Leren is cumulatief
Leren als kennisconstruerende activiteit bouwt voort op reeds in het lange-termijngeheugen
opgeslagen kennis.
Pagina 4 van 44