Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
VOLLEDIGE samenvatting Sociologie (Bart Van de Putte) (boek: 'Sociologie' samen met ppt's en grondige notities vanuit de les) -> 16/20 gehaald :) €5,59   Ajouter au panier

Resume

VOLLEDIGE samenvatting Sociologie (Bart Van de Putte) (boek: 'Sociologie' samen met ppt's en grondige notities vanuit de les) -> 16/20 gehaald :)

3 revues
 461 vues  36 fois vendu

Met deze samenvatting was ik vanaf de eerste keer geslaagd met een 16 :) Samenvatting van het vak 'Sociologie' gegeven door Bart Van de Putte. Samengevat a.d.h.v. het boek 'Sociologie' (Van de Putte, Vermeersch, Van Houtte & Bracke, 2de editie) samen met de ppt's en grondige notities uit de les.

Aperçu 8 sur 90  pages

  • Inconnu
  • 17 août 2020
  • 90
  • 2017/2018
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (27)

3  revues

review-writer-avatar

Par: lauresix • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: mariellelomboto • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: chiaradevriese • 4 année de cela

avatar-seller
matilde_willemyns
Hoofdstuk 1: Een eerste kennismaking


1. Een eerste kennismaking


2.1. De sociologische verbeelding

Het startpunt van een sociologische verklaring is de sociologische verbeelding. Hierbij plaatst en
verklaart men individuele gebeurtenissen vanuit het geheel van sociale relaties, die zelf een
specifieke historische oorsprong/context hebben.
Al die gebeurtenissen, gezien vanuit het ruimer geheel waarbinnen mensen met elkaar samenleven
en dus sociale relaties aangaan, maken deel uit van hun levensloop of biografie. Het geheel van
sociale relaties noemen we onze sociale omgeving, onze samenleving. Die sociale relaties zijn zelf
het resultaat van een historisch maatschappelijke omgeving.
De samenleving leidt dus onze ‘vrije wil’ in banen.


1.1. Van gedrag tot samenleving


Omgeving



Sociale Gedrag
interactie


1.1.1. Gedrag

Onder gedrag verstaan we elke actie of reactie van een individu. Gedrag bevat altijd 2 dimensies:
- objectief waarneembare of externe componenten: aspecten die door ten minste twee
individuen (ego en alter) kunnen worden waargenomen
- subjectieve of interne componenten: aspecten die maar door één waarnemer (ego)
waarneembaar zijn
Belangrijke onderdelen van de subjectieve dimensie zijn:
o motivationele component: de ultieme drijfveer van het handelen die aanzet tot
gedrag, vb erkenning, winstbejag
o emotionele component: innerlijke gevoelens van angst, onrust,…
o cognitieve component: beelden die we ons vormen van de werkelijkheid
o reflexieve component: het beeld dat je van jezelf vormt

 In de werkelijkheid doorkruisen deze dimensies elkaar.

2.1.1. Sociaal handelen

Handelen heeft als finaliteit altijd de realisatie van een doel. Handelen is dus gedrag met een
nadrukkelijke doelgerichtheid. Door deze doelgerichtheid krijgt het handelen een betekenis is gelijk
aan de mentale voorbereiding of projectie van de voltooide handeling.

Volgens Weber is handelen sociaal wanneer de actor bij het plannen van zijn of haar handelen
rekening houdt met wat anderen deden, doen of kunnen doen. Hij maakte een onderscheid tussen 5
types van sociaal handelen:


1
Matilde Willemyns

,Hoofdstuk 1: Een eerste kennismaking



- instrumenteel rationeel handelen: actoren willen een bepaald doel bereiken binnen een
specifieke handelingssituatie. Die handelingssituatie bestaat uit andere mensen en/of
objecten. Sommige van deze zullen voorwaarden waaronder tot doelrealisatie kan
overgegaan worden stellen (de condities, niet te wijzigen elementen), anderen zullen
faciliterend werken (middelen, wel te wijzigen elementen). Elke handeling bevat zowel
condities als middelen. Kenmerkend bij instrumenteel rationeel handelen is dat ze optimale
efficiëntie willen bereiken en daarvoor afwegen welke middelen het beste geschikt zijn.

- waarde rationeel handelen: een bewust geloof in de waardevolheid van de handeling staat
centraal. Die waarde kan van ethische, esthetische, religieuze of andere aard zijn. De
handeling op zichzelf is waardevol omdat men het volgen van eisen die de actor als bindend
inschat en niet het realiseren van een doel.

- affectief handelen: wordt gedreven door het navolgen van gevoelens en is vaak een
ongecontroleerde reactie op een bepaalde stimulus. De betekenis hiervan is niet altijd
duidelijk, maar kan wel gerationaliseerd worden om zo van een betekenis voorzien te
worden.

- traditioneel handelen: volgt uit sociale gewoontes, beter verstaanbaar als tradities: de
herhaling van eenzelfde handeling, gekenmerkt door een verplicht karakter. Het is niet-
reflexief. Bij traditioneel handelen is het verleden bepalend voor het vormgeven van de
toekomst. Traditioneel handelen gaat gepaard met zekerheid.
Als mensen zich bewust zijn van de traditie en die toch op zichzelf gaan
waarderen, kunnen we dit beschouwen als waarde rationeel handelen.

- reflexief handelen: gebaseerd op ‘stoppen, denken en kiezen’. De reflexieve mens moet
nadenken over de richting die hij wenst uit te gaan en de alternatieven overwegen. Reflexief
handelen gaat gepaard met onzekerheid.


3.1.1. Interactie

Interactie ontstaat wanneer twee of meer mensen een gedeelde of op z’n minst complementaire
betekenis aan elkaars handelen geven. Kunnen reageren op het handelen van anderen en
anticiperen op de gevolgen van het eigen handelen, kenmerkt de mogelijkheid tot interactie.

Binnen het sociale handelen kunnen we twee soorten motieven onderscheiden:
- opdat-motieven: handen opdat iets zou gerealiseerd worden, een extern doel, een waarde
of het beleven van een emotie.
- omdat-motieven: handelen omdat een andere persoon iets deed.

 Een geslaagde onderlinge afstelling van ‘opdat’ en ‘omdat’ motieven leidt tot interactie.


4.1.1. Vormen van interactie

* Conformiteit (overtuigen)
Conforme interactie is interactie die verloopt volgens de betekenis die beide partners aan de
interactie vastknopen. Er zijn altijd twee wederzijdse akkoorden:
- over wat er in de interactiesituatie zal gebeuren
- over hoe die overdracht zal gebeuren

2
Matilde Willemyns

,Hoofdstuk 1: Een eerste kennismaking


Het tegengestelde van conformiteit is deviantie of afwijking. Dit houdt in dat minstens één van de
interactie partners zich niet houdt aan de al dan niet expliciet afgesproken regels.

* Samenwerking (overtuigen)
Een interactie gekenmerkt door samenwerking houdt in dat de sociale eenheden samen een doel
proberen te realiseren. Hiervoor is wederzijdse bereidheid en een minimum aan conformiteit
nodig: conformiteit is dan ook een deelaspect van samenwerking.

samenwerking en conformiteit maken een geordende samenleving mogelijk

* Conflict (macht gebruiken)
Het centrale kenmerk van een conflict is dat ten minste twee partijen, al dan niet impliciet, niet
akkoord gaan met hoe een interactie moet verlopen, waarbij ze een poging doen om de interactie
te laten verlopen volgens de eigen zienswijze.
Conflicten hebben betrekking op schaarse middelen, waarden, aanzien en macht. Toch mogen we
conflict niet eenzijdig negatief beschouwen: het kan een stimulus zijn voor de ontwikkeling van
nieuwe regels, normen en instituties en hiermee de samenleving versterken. Ze intensifiëren ook de
sociale deelname waardoor regels herzien/herbevestigd worden.
Onder invloed van een gemeenschappelijke vijand worden groepen zeer onverdraagzaam tov
interne dissidentie, er worden dus geen afwijkingen aanvaard. Anderzijds zorgt het conflict ook voor
groepscohesie.

* Ruil (iedereen een voordeel geven)
Baten of beloningen die individuen in sociale verbanden ontvangen, betekenen meestal kosten
voor de anderen. Bij ruilinteracties is er vaak een ongelijke verdeling van kosten en baten.
Wanneer we publiekelijk onze dankbaarheid uitdrukken, verkrijgen we een hogere status.
Dankbaarheid kunnen we dus als een sociale norm beschouwen. De neiging om anderen te helpen
kan dus ingegeven worden door het streven naar sociale erkenning.


5.1.1. De stolling van interactie in cultuur en structuur

Uit interacties groeien cultuur en structuur:
- cultuur: de gedeelde betekenis die mensen aan het handelen en de objecten uit hun
omgeving toekennen, en die geformaliseerd wordt in waarden, normen, overtuigingen,
wetten
- structuur: het geheel van posities die actoren innemen in en de vorm van de interacties en
relaties tussen die actoren, zoals arbeidsspecialisatie, centralisatie, conflict, samenwerking,…
structuur en cultuur vormen onze samenleving, dus zij hebben ook terugkerende invloed
op ons gedrag
als individu hebben we hier weinig vat op, cultuur en structuur veranderen pas na
langdurige en massale ‘niet-conformistische’ handelingen

6.1.1. De context

De analyse van de structurele en culturele context staat centraal bij het verklaren van interacties en
gedrag in de sociologie. De context waarbinnen interacties plaatsvinden, is echter ruimer dan dat.
Ook deze factoren hebben een invloed op interacties:
- demografische factoren: samenstellende delen van de bevolkingsgroei met inbegrip van alle
aspecten van de bevolkingssamenstelling die voortvloeien uit de werking met primaire
demografische componenten (huwelijk, vruchtbaarheid, mortaliteit, migratie,…) Secundaire
demografische elementen zijn: leeftijdsstructuur, bevolkingsdichtheid,…

3
Matilde Willemyns

,Hoofdstuk 1: Een eerste kennismaking


- ecologische factoren: hebben betrekking op de natuurlijke omgeving (topografie, het
klimaat, het milieu,…). De organisatie van het dagelijks leven, zoals steden en structuren,
ontwikkelt zich dikwijls in eerste instantie als gevolg van een adaptatie aan het fysisch
leefmilieu.
- materiële en technologische factoren: elementen die worden aangewend ter beheersing
van de omgeving en die dienen om de basisbehoeften van de mens zo adequaat mogelijk te
bevredigen (technologische ontwikkelingen, organisatie van economie,…)



4.1. De sociologie en haar aanverwante disciplines


We kunnen de sociologie samenvatten in 2 algemene stelregels:
- sociologen leveren universele wetmatigheden. Hiermee proberen ze tijd- en
ruimtegebonden verklaringen te overstijgen tov antropologen en historici die dit niet doen.
Deze 3 staan heel dicht bij elkaar en zijn intern enorm gevarieerd, waardoor ze soms moeilijk
te onderscheiden zijn.
- het sociale wordt verklaard door het sociale. Om gedrag, sociale handelingen en/of
interacties te verklaren, wordt verwezen naar andere sociale handelingen en/of interacties.
Hierbij kunnen we het onderscheid maken tussen microsociologie (de klemtoon op de studie
van kleine groepen en interactie tussen individuen) en macrosociologie (focus op de
kenmerken van grotere sociale eenheden).

Sociologen gaan zelfs nog een stapje verder door menselijk gedrag in zijn breedste zin te verklaren en
is daardoor verwant aan verschillende disciplines.


Aanverwante disciplines op psychologische basis:

*Psychologie is de gedragswetenschap bij uitstek. Deze gaat uit van de intra-individuele benadering.
Psychologie is ook biologisch verklaarbaar: interactie oefent een invloed uit op ons gedrag en de
wijze waarop ons menselijk lichaam functioneert (interacties bepalen onze gemoedstoestand via
hormonale en neurologische reacties), anderzijds beïnvloedt de werking van ons lichaam onze
interacties (slechte werking schildklier leidt tot depressiviteit).
 het gevaar van intra-individuele benadering is dat ze te conservatief zijn door oorzaak binnen het
individu te zoeken en de maatschappelijke instellingen niet in vraag stellen.

* Bij de sociale psychologie vertrekt men van een inter-individuele benadering. De studie van
attitudevorming en –verandering (inclusief overtuigingsprocessen) behoort tot het domein van de
sociale psychologie.


Aanverwante disciplines op biologische basis

* Sociobiologie is volgens Wilson de systematische studie van de biologische basis van alle vormen
van ‘sociaal gedrag’ met sociale implicaties. De sociobiologie brengt ons inzicht vanuit biologisch
evolutieperspectief (langetermijnperspectief). Sociobiologie is van toepassing op alle organismen,
dus niet enkel op humane populaties. Tot het studieveld behoren seksueel gedrag en de houding ten
opzichte van het nageslacht (vb 'een gezin’ is een evolutie voordeel).



4
Matilde Willemyns

,Hoofdstuk 1: Een eerste kennismaking


 stellen dat sociale interactie voorgeprogrammeerd is, maar kunnen hierdoor vele
sociologische verschijnselen niet verklaren.

*Daarnaast is er ook nog een bio-sociale verklaring. Deze wetenschap gaat de wisselwerking na
tussen het biologische en het sociale en staat los van het evolutieperspectief. Hierbij legt men de
klemtoon op de wijze waarop biologische processen aan de basis liggen van interacties en
maatschappelijke processen kunnen beïnvloeden (vb hoog testosteronniveau -> ongehuwd -> anti-
sociaal gedrag.)


1.2. Basisregels bij de uitvoering van sociologisch onderzoek




* Objectiviteit
Verklaringen en inzichten moeten een gedeelde geldigheid hebben en gerepliceerd kunnen worden
voor meer dan één wetenschapper (replicatie).

* Concepten
Ontwikkeling van typische sociologische begrippen of concepten stelt ons in staat om bepaalde
aspecten, van de werkelijkheid samen te vatten. Het dagelijks taalgebruik is daarvoor te vaag en
dubbelzinnig.

* Generalisatie
Een sociologische verklaring moet op basis van een aantal beperkte stellingen meerdere situaties
verklaren die feitelijk van elkaar verschillen, maar eenzelfde onderliggende dynamiek hebben.
Op dit moment wordt de sociologie gekenmerkt door de theories of the middle range: de
maatschappelijke realiteit is te complex om verklaard te kunnen worden vanuit één allesomvattende
theorie.
Vb assimilatietheorie

* Empirisch materiaal
- primaire gegevens: nieuw, oorspronkelijk onderzoek, socioloog bepaalt zelf op welke manier
hij of zij aan de gegevens komt en wat de kenmerken van die gegevens moeten zijn
- secundaire gegevens: gegevens die niet door de onderzoeker zelf verzameld worden, maar
gebruik maken van al bestaande bronnen

* Cumulativiteit
De socioloog bouwt verder op resultaten van voorgaande onderzoeken. Literatuuronderzoek is
belangrijk om overbodig onderzoek te vermijden en om de onderzoeksvraag aan te kunnen
scherpen.

* Verifieerbare rapportering
Enkele onderdelen zijn verplicht bij een onderzoeksartikel (bronvermelding, literatuuroverzicht,
probleemstelling, overzicht van gebruikte methoden en technieken, bespreking van de resultaten,
conclusie). Wetenschappelijke tijdschriften zijn internationaal georganiseerd. Als men een studie
indient voor publicatie, wordt dit gecontroleerd en beoordeeld via een peer review: 3
wetenschappers geven een objectieve, anonieme, kritische beoordeling.



5
Matilde Willemyns

,Hoofdstuk 1: Een eerste kennismaking


6.1. Kwantitatief of kwalitatief?

1.2.1. Inleiding

Kan de sociologie de methode van de natuurwetenschappen overnemen of moet het blijven bij een
methode die sociologiespecifiek is?
Weber meende dat in elk goed sociologisch onderzoek beide methoden elkaar complementeren
onder de vorm van:
- causale adequaatheid: op basis van veralgemeningen, moet er een kans zijn dat een bepaald
oorzaak-gevolgpatroon zal voorkomen.
- zinadequaatheid: de gemaakte verbanden zijn in overeenstemming met onze gewoonlijke
denk- en voelpatronen, en niet absurd maar als zinvol ervaren.

Beide eisen zijn van elkaar losgekomen doorheen de jaren, degenen die zich richtten op causale
adequaatheid hebben zich resoluut gericht op het positivisme.


2.1.1. De kwantitatieve benadering: het positivisme

In de sociale wetenschappen is het positivisme gegrondvest op 4 principes:
- kennis kan enkel gebaseerd zijn op ervaring/observatie
- streven naar causale verklaringen door generalisaties
- eenheid van wetenschappelijke methode in de wetenschappen, dus gebruik van
natuurwetenschappelijke methodes
- strenge scheiding tussen feiten en waarden

Op basis van deze principes is er er veel aandacht voor de methodologie. Hiervoor gebruikten ze al
snel statistische technieken, waarmee men oorzaak-gevolgrelaties beklemtoont.

De voornaamste stappen in het positivisme:
1. het theoretisch model: een schematische voorstelling van (een deel van) de wereld, waarbij
verbanden worden gelegd tussen een aantal fenomenen. Deze bestaat uit variabelen. Een goed
verklarend model is zo eenvoudig mogelijk.
2. operationalisering: theoretische concepten omzetten in variabelen, ze worden hierdoor een
kwantificeerbaar via het aanbrengen van meetbare indicatoren
1. statistische analyse
3. causaliteitsbepaling: er zijn onafhankelijk en afhankelijke variabelen. De causale volgorde is
belangrijk voor het bepalen van directe en indirecte invloeden.
2. causale relaties: zouden algemene wetmatigheden moeten zijn

Kritiek (tov kwalitatieve benadering):
- de sociale werkelijkheid is te complex om enkel kwalitatief te analyseren
- het is in zeker mate conservatief door de deductie van hypothesen uit theorie, waardoor er
geen plaats is voor nieuwe inzichten
- delicate onderwerpen komen niet aan bod
- weinig reflexiviteit van de onderzoeker
- reïficatie van concepten, maar is dat wel zinvol voor de betrokkenen?
- model is te reducerend

3.1.1. De kwalitatieve benadering: nadruk op betekenis



6
Matilde Willemyns

,Hoofdstuk 1: Een eerste kennismaking


De sociale wetenschappen moeten rekening houden met eigen betekennisgeving en interpretaties
die inherent zijn aan de sociale werkelijkheid.

In de 19de eeuw werd al debat gevoerd in termen van Naturwissenschaften versus
Geisteswissenschaften. Deze laatste is gericht op het begrijpen van de betekenis van menselijk
handelen. Dit wordt ook wel verstehende, interpretatieve of kwalitatieve sociologie genoemd. Met
dit soort sociologie kan men ook het verloop van interactieprocessen achterhalen en inzicht krijgen
in hoe bepaalde fenomenen ontstaan (wat is de motivatie, argumentatie, …)
Bij de verstehende sociologie wordt gebruik gemaakt van typologieën, participerende observatie en
diepte-interviews. Hierbij kan men komen tot veralgemeningen indien de sequens van
interactiestappen in verschillende situaties hetzelfde is.

 Beide benaderingen vullen elkaar aan en dat is waarvoor ook Weber opteerde met zijn
adequaatheden. Het kwalitatieve moet erop letten dat de verklaring het unieke, historische moet
overstijgen om meerdere gelijkaardige situaties te kunnen analyseren. Het kwantitatieve moeten
nagaan hoe de betrokken actoren de oorzaak-gevolgpatronen ervaren, zodat ze geen absurde
verklaringsmodellen krijgen


7.1. De plaats van de socioloog in de maatschappij

Sociologen verkeren in een bijzondere situatie. Niet alleen bestudeert hij de sociale werkelijkheid, hij
maakt er tegelijkertijd ook deel van uit. Toch mogen onderzoeksresultaten niet beïnvloed worden
door de waarden die de socioloog als mens aanhangt. Met andere woorden, sociologisch onderzoek
moet waardevrij zijn. Er zijn echter altijd beïnvloedende factoren:
- de keuze van het onderwerp is sowieso al waardegebonden
- machtspatronen beïnvloeden het keuzeonderwerp
- financiering van wetenschappelijk onderzoek (door overheid of de privésector)
 het is onmogelijk om volledig neutraal te zijn tijdens een onderzoek, daarom moeten we het
onderzoek en de resultaten altijd nuanceren. Het is wel mogelijk om resultaten waardevrij te
houden (waarderingsvrij).

Een andere belangrijk vraag voor sociologen is of zij op de basis van hun wetenschappelijke inzichten
een leidende rol moeten spelen in maatschappelijke verandering.
- Frankfurter Schule: geen scheiding tussen theorie en praktijk, wetenschappers hebben de
plicht om mee te werken aan sociale veranderingsprocessen die maatschappelijke
wantoestanden uit de wereld helpen
- radical sociology: de socioloog kan nooit een vrijblijvende houding aannemen. Een zogezegd
neutrale socioloog ondersteunt het status quo en kiest dus voor bestaande sociale
verhoudingen.

Een onderscheid in het verlengde van bovenstaande discussie, is dat tussen een sociologisch
probleem en een sociaal probleem:
- sociologisch probleem = fundamenteel onderzoek: een probleem met betrekking tot
sociologisch inzicht en theorievorming, dat gewoon interessant is voor de sociologie.
- sociaal probleem = toegepaste onderzoek: door de maatschappij erkende sociale problemen
zoals armoede onderzoek. De sociologie als wetenschap kan worden aangevoerd om mee te
helpen zoeken naar een antwoord hierop.
- klinische sociologie: nauw verwant met de toegepaste sociologie, op basis van sociologische
verklaringsmodellen problemen oplossen door concrete interventie.



7
Matilde Willemyns

, Hoofdstuk 2: Cultuur


2. Cultuur

1.1. Inhoud van het georganiseerd samenleven: cultuur

1.1.1. Inleiding

Definities van cultuur volgens:

Tylor: het complexe geheel van geloofsovertuigingen, kennis, kunst, wetgeving, waarden en normen
en alle andere capaciteiten en gewoonten die door de mens verworven werden als lid van een
samenleving. Belangrijker is dat hij dacht dat samenlevingen worden gekenmerkt door een aantal
gelijkvormigheden die het resultaat zijn van soortgelijke invloeden. Met andere woorden, het sociale
is onderhevig aan wetmatigheden. Hiermee gaat Tylor lijnrecht in tegen het idee van de vrije wil,
want handelen is niet oorzaakloos maar het gevolg van cultuur.

Kroeber: het culturele wordt gekenmerkt door accumulatie, niet door evolutie (><biologie). Bij
culturele accumulatie passen mensen hun omgeving aan (>< eigen genetische kenmerken
aanpassen) door bewust in te grijpen. Zo ontstaan er ook leerprocessen. Dit resulteert in wat we de
menselijke beschaving noemen. Kroeber legt verder ook de nadruk op taal als kenmerk van de
beschaving. Taal is volgens hem iets typisch menselijk.
Vb hiervan (?):
- De Amerikaanse cultuur is het resultaat van de strijd om zich in een gigantisch, wild en
bevolkt gebied te vestigen, er te domineren en exploiteren. Daarom zijn de hoofdkenmerken
individualisme, prestatiegericht, zelfredzaamheid, initiatief, …
- De Japanse cultuur daartegenover is het resultaat van een relatief kleine, bewoonbare
oppervlakte waar een grote bevolking moet op leven. Daarom zijn de hoofdkenmerken
respect, zelfbeheersing, lidmaatschap, orde, …

White: het fundamentele verschil tussen mens en dier is het gebruik van symbolen. De mens is een
symbolisch wezen.
 Symbool: we moeten onderscheid kunnen maken tussen de betekenis en de fysische drager. De
betekenis vloeit niet voort uit de fysische kenmerken van de drager, maar wordt door de mens
toegekend.
Symbolisch handelen: mensen reageren op een fysische stimulus (vb een vlag), maar die reactie
berust niet op de eigenschappen van de stimulus, maar op de betekenis die we aan de stimulus
geven.

Schütz: de paramount reality (de materiële wereld waarin we leven) die dominant is wordt
doordrongen door de eindige zingevingsdomeinen (dromen, fantasie, wetenschap, religie,…) die die
materiële realiteit overstijgen en er betekenis aan geven. Deze twee realiteiten worden verbonden
adhv symbolen.

Kluckhohn: cultuur is afhankelijk van biologische kenmerken eigen aan de menselijke soort én van
de omgeving waarin mensen leven. Cultuur is een antwoord op de eisen die de fysische omgeving
stelt om te overleven. Dus cultuur volgt uit de reductie van instincten. (?)
- gesloten instincten: geen leerproces nodig voor handelingspatronen want ze zijn quasi-
automatisch aangezien ze genetisch bepaald zijn.
- open instincten: de soort beschikt over algemene neigingen die enkel werken binnen een
context waarin algemene directieven aanwezig zijn. Ze moeten wel aangeleerd worden en
vormen dus een deel van onze cultuur.
 Bij mensen overwegen de open instincten.

8
Lynn De Pourcq

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur matilde_willemyns. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,59. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,59  36x  vendu
  • (3)
  Ajouter