Samenvatting Nectar 3e editie VWO 4 Hoofdstuk 4: Cel en leven. In de samenvatting zijn de volgende paragrafen samengevat:
4.1; Levende cellen (CE/SE)
4.2; Industrie op miniformaat (CE)
4.3; Transport bij cellen (CE)
4.4; DNA: het besturingssysteem van de cel (CE en SE)
4.5; Ongecontroleerde celgroe...
, Biologie samenvatting Hs 4; Cel en leven
4.1 Levende cellen
Organisatieniveau: schaal waarop biologisch onderzoek plaatsvindt, bijv:
- molecuul (DNA) - orgaanstelsel (zenuwstelsel)
- organel (mitochondrium) - organisme (leeuw)
- cel (zenuwcel) - populatie (alle leeuwen in bepaald gebied)
- weefsel (zenuwweefsel - levensgemeenschap (alle organismen die in gebied samenleven
- orgaan (hersenen) - ecosysteem (koraalrif)
Levenskenmerken:
1. Opgebouwd uit een of meer cellen 4. Stofwisseling
2. Groei 5. Waarnemen van en reageren op veranderingen id omgeving
3. Voortplanting 6. Organisatie van erfelijk materiaal
Eencellig meercellig
Alle organismen zijn opgebouwd uit één of meerdere cellen. Cellen zijn de kleinste eenheid vh leven. Ze
bevatten organellen die allemaal een eigen taak hebben en die nodig zijn om te (over)leven. Elke celkern bevat
DNA-moleculen die de handleiding voor t leven bevatten. Cellen hebben CO 2 nodig, waardoor het volume de
mate van zuurstofbehoefte bepaalt. Grootte vh opp bepaalt snelheid van uitwisseling van stoffen met de
omgeving, bijv zuurstof.
Eencellige organismen:
- Staan met gehele opp in direct contact met omgeving waarmee ze stoffen uitwisselen
Meercellige organismen
- Cellen staan niet in direct contact met omgeving
- Hebben gespecialiseerde organen ontwikkeld zoals darmen, kieuwen en longen om cellen van voldoende CO 2
en voedingsstoffen te voorzien.
- Naarmate organismen groter zijn, is de verhouding opp-volume kleiner
- Volumetoename: 3e machtsfunctie (x3), oppervlaktetoename: 2e machtsfunctie (x2)
Verschillende cellen, weefsels en organen
Vrijwel alle cellen van een meercellig organisme zijn ontstaan uit één bevruchte eicel. Deze deelt, de gevormde
cellen delen ook. Eerste cellen lijken nog sterk op elkaar. In volgend stadium vd ontwikkeling van een embryo
ontstaan cellen die verschillen in grootte, vorm en functie: celdifferentiatie. Gedifferentieerde cellen verschillen
id eiwitten die ze maken.
Samenwerking in weefselverband verbetert celactiviteit bij organismen: met één enzymmolecuul duurt verteren
van je boterham erg lang en met losse spiercellen is bewegen lastig.
Je hart is opgebouwd uit bind-, spier- en zenuwweefsel: - Zenuwweefsel geeft seintjes aan spierweefsel voor
samentrekken - Bindweefsel laat samengetrokken spierweefsel weer ontspannen
Organen zijn gevormd uit weefsels en hebben binnen organisme verschillende taken, bijv hart pompt bloed rond
en bladeren vangen licht op voor fotosynthese.
Zieke cellen
Ziekten bij planten en dieren ontstaan vaak op celniveau. Problemen op celniveau werken door op andere
organisatieniveaus. Bij diabetes: groep cellen (weefsel) werkt niet meer Cellen vh afweersysteem vallen
bepaalde cellen id alvleesklier aan, hierdoor maken alvleeskliercellen geen insuline meer Alvleesklier (orgaan)
functioneert niet goed meer Suikerpatiënt (organisme) niet meer in staat glucosegehalte vh bloed te regelen.
- hormoon dat glucosegehalte in bloed verlaagt.
- Door insuline nemen cellen glucose op uit het bloed.
- Zonder insuline is opname van suiker verstoord en voelt patiënt zich ziek
, Te laag glucosegehalte: hypo zweten, trillen, duizeligheid en honger.
Te hoog glucosegehalte: hyper veel plassen, dorst, naar gevoel en vermoeidheid.
Stamcellen
Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen die kunnen blijven delen. 3 verschillende stamcelbronnen zijn:
1. Embryo’s
- Komen uit embryo’s die overblijven na een ivf-behandeling.
- Kunnen differentiëren tot elk gewenst type cel
2. Navelstreng
- Stamcellen uit navelstreng lijken sterk op volwassen stamcellen en kunnen niet meer tot elk type cel uitgroeien
- Onderzoekers proberen uit deze stamcellen insulineproducerende cellen te kweken
3. Volwassen organen
- Stamcellen in beenmerg die continu nieuwe bloedcellen maken zijn bekendst
- Na verwonding herstellen huidstamcellen je huid, andere stamcellen vormen steeds nieuwe haarcellen
- Volwassen stamcellen zijn zo te beïnvloeden dat ze veranderen in cellen met bepaalde functie
4.2 Industrie op miniformaat
Cellen maken allerlei typen eiwitten (bijv. verteringsenzymen, bindweefsel bouwstenen, antistoffen bij afweer,
eiwitten voor transport zuurstof of insuline). Bouwstenen voor eiwitten zijn aminozuren. In je darmkanaal
verteer je eiwitten tot losse aminozuren; deze neem je op in je bloed en vormen grondstoffen om je
lichaamseigen eiwitten te vormen.
Eiwitproductie begint in de celkern, daarin liggen chromosomen: een dradenmassa, mix van DNA-moleculen
verstevigd met eiwitdraden. Bouwinstructies voor’t maken van eiwitten door de cel liggen opgeslagen ih DNA:
Productieproces start wanneer cel ‘kopietje’ maakt vh stukje DNA, met bouwinstructie voor bepaald eiwit
- Kern is als extra bescherming voor DNA, omgeven door kernmembraan met kleine openingen: kernporiën
- Kopie is in vorm van RNA-molecuul
RNA molecuul gaat via kernporiën naar ribosomen ih grondplasma (cytoplasma zonder organellen)
- Ribosomen zijn organellen die aminozuren aan elkaar koppelen volgens bouwinstructie uit het RNA, zo
ontstaat juiste eiwit, bijv insuline.
- Ribosomen liggen los ih grondplasma of zijn gebonden aan endoplasmatisch reticulum (ER).
Energiecentrales vd cel
Voor alle activiteiten hebben cellen energie nodig. Energiebron die cellen meestal gebruiken is ATP:
- molecuul waarin cel energie opslaat
- cel kan die energie vrijmaken waar en wanneer dat nodig is
- cellen halen de energie om ATP op te laden uit brandstoffen zoals glucose. Opladen gebeurt in mitochondriën.
Alle celorganellen van een dierlijke cel
1. Kern: omgeven door kernmembraan met poriën,
- bevat DNA met bouwinstructies voor’t maken van eiwitten
2. Golgi-systeem: stapel platte schijven gevormd uit membranen,
- transportsysteemblaasjes met eiwitten afkomstig vh ER versmelten met membranen van Golgi-systeem. Hierdoor komen eiwitten
- bewerkt eiwittenGolgi-systeem in. Eiwitten krijgen nu laatste aanpassingen om juiste vorm te krijgen, daarna zijn ze pas werkzaam.
- snoert blaasjes af die eiwitten naar celmembraan vervoeren. Zijn het verteringsenzymen: via afvoerbuisje naar
’t verteringskanaal. Zijn het hormonen, zoals insuline: door celmembraan heen een bloedvat in
3. Celmembraan: begrenst cel,
- voorkomt willekeurig uitwisselen van stoffen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur JudithVWO. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.