Les 1: gezinspedagogiek 27/09/18- vraagstelling en identiteit
Examen:
- Essayvraag: antwoord: inleiding- midden- slot
- 25 meerkeuzevragen (met correctie voor raden)
Leerresultaten: kennis, begrip, toepassen
Doorheen de cursus zit een onderzoekslijn.
Kennen en weten
– Probleemstelling & theoretische kaders
1. De studenten kunnen de typische wetenschappelijke probleemstellingen en de algemeen
wetenschapstheoretische paradigma’s van een bepaald inhoudsdomein onderscheiden
– Onderzoeksontwerp
6. De studenten kunnen de design-specifieke invalshoeken van de pedagogiek gericht op het
definiëren, situeren en oplossen van pedagogische problemen van elkaar onderscheiden
– Analyse en interpretatie
14. De studenten kunnen de aangeboden wetenschappelijke literatuur en onderzoeksresultaten
daaruit lezen en interpreteren mits gerichte instructies of sturing
Het gezin
Eenduidige definitie ‘gezin’ niet evident > door maatschappelijke veranderingen
- loskoppeling partnerschap en huwelijk
- loskoppeling partnerschap en ouderschap (kan maar moet niet)
- bloedband ouder en kind niet noodzakelijk
- diversiteit aan gezinnen: veranderingen in samenstelling en grootte
Definitie gezin
*Luyten, Van Crombrugge & Emmery (2017, p.282): “Een gezin is een huishouden met als
essentiële kenmerken de combinatie van meer dan één generatie en tussen deze generaties een
zorgafhankelijkheid. Ouderschap en veelal partnerschap zijn samenstellende elementen van een
gezin. In een gezin is er sprake van minstens één ouder en één kind. Gezinsrelaties zijn solidair en
niet-vrijblijvend. Een gezin kan verschillende vormen aannemen. Iemand kan opeenvolgend, of
zelfs gelijktijdig lid zijn van verschillende gezinnen.”
>> het hebben van kinderen is essentieel in deze definitie. Gezin = dynamisch. Je kan ook in
meerdere gezinnen terechtkomen.
Demografisch onderzoek
- huishouden: “Bestaat uit ofwel één persoon die gewoonlijk alleen leeft, ofwel uit twee of
meer personen die al dan niet door familiebanden verbonden, gewoonlijk eenzelfde woning
betrekken en er mee samenleven” (Nationaal Instituut voor Statistiek, 1999)
DUS kan ook een persoon zijn die alleen woont.
Particulier: alleen, met partner/ kinderen
Collectief: bv: weeshuis, strafinrichting, rust- en verzorgingstehuizen, studenten- en
arbeidershomes, verpleeginstellingen…
- gebaseerd op geregistreerde en administratieve cijfers afkomstig van officiële bronnen
maar: weerspiegeling van de reële werkelijkheid?
,STEL: een alleenstaande moeder heeft een relatie met een partner die niet bij haar inwoont, maar wel elke dag
bij haar is en een vaderrol op zich neemt. De reële werkelijkheid komt hier dus niet overeen met wat er
geregistreerd is.
Er zijn ook andere definities mogelijk:
Levine (1990): gezin is een subjectief fenomeen. Als jij een band met iemand hebt, kan dit voor jou
namelijk een gezin zijn. Bv: groepje vrienden, co-housing…
Levine • Méér dan het vroegere wettelijke, biologische en economische kader
• Subjectief fenomeen
• Er moet sprake zijn van solidariteitsrelaties tussen individuen met diepe persoonlijke bindingen en
reciprociteit
• Brede definitie: niet noodzakelijk bestaande uit ouder en kind
In wetenschappelijk onderzoek
- Samenlevingsvorm van enkele mensen
- Contextbepaald: hoe gezin omschreven wordt, hangt af van wat men onderzoekt (zie ook vb.
gebruik van de term family) >> Family: gaat vaak over het gezin, en niet altijd familie. Het
heeft dus 2 betekenissen.
Verschillende samenlevingsvormen
- Kerngezin (‘nuclear family’)
- Grootfamilie (‘extended family’): minstens 3 generaties (vader- moeder- kinderen + bv
grootouderpaar) = 1/3 in Europa.
- Klassiek & gemodificeerd uitgebreid gezin: frequent contact: bv skype, tel, bezoek…:
voorbeeld: broer/ zus van vader of moeder (echt inwonen)
- Eenoudergezin
- Alleenwonende
- Ongehuwd samenwonenden
- Latrelatie
- Nieuwsamengesteld gezin (blended family, mikadogezin)
- Holebigezin
- …
‘soorten’ ouders
- Biologische (natuurlijke) ouder en sociale ouder (sociale ouder is geen biologische ouder)
- Wettige of juridische ouder
- Pleegouder
- Adoptieouder, afstandsouder (afstandsouder is ouder die kind afgeeft)
- Stiefouder, plusouder
- Zorgouder, meeouder
- Bonusouder (zorgouder of bonusouder: bij samengestelde gezinnen, niet biologisch, bv
lesbische)
- Duo-moeders/vaders, holebi-ouders
- Draagmoeder, wensouder
- Buikmama, Leenmoeder
- Bio-vader (niet persé de wettelijke vader, wel biologisch); Viking-vader(sperma)
- Donor-plusvader (in meer of mindere mate nog betrokken)
- Bom & Bam (bewust ongehuwde moeder)
- Solo-ouder (alleenstaande ouder die dit bewust doet)
,Draagmoeder, wensouder, buikmama/ leenmoeder: komt voor in de context adoptie/ holebi-
context.
De gezinspedagogiek in relatie tot de algemene pedagogiek.
Gezinspedagogie Studie van opvoeding en onderwijs ( -k: wetenschappelijke studie)
k
Opvoeding het creëren van een relationele en materiële omgeving door opvoeders met het oog
op het welzijn en het volwassen worden van de opvoedeling.
Ouder- kind relatie in interactie
Opvoedingsvraag en opvoedingsaanbod
‘parenting’
Veronderstellingen bij (gezins)opvoeding:
– essentieel voor het welzijn en opgroeien van het kind (kind als opvoedeling)
– ouderfiguren stemmen hun handelen af op het welzijn en opgroeien van het kind (ouders en
ouderfiguren als opvoeders)
!! Wij gaan er van uit dat het kind ook actief is in zijn eigen opvoeding. Opvoeder doet aanbod naar
de kinderen. Ouders stemmen hun opvoeding af op het kind. zij hebben een verantwoording.
Relatie tot de algemene pedagogiek
Praxis:
1. De ervaring dat de mens zelf aan het bestaan vorm en zin moet geven (vanuit een
existentiële nood) (het feit dat je als mens bestaat loopt er ook toe betekenis te geven aan
het leven).
2. Deze vorm- en zingeving is steeds een relationeel gebeuren (om te kunnen functioneren
moet je betekenis aan het leven geven, en dit is nooit alleen maar altijd in relatie met: bv
rekening houden met anderen).
3. De zingeving die een antwoord is op deze existentiële nood is nooit definitief (in
verschillende levensfases verschillend t.o.v. andere mensen).
= het socialiseren van kinderen.
Toegepast op opvoeding:
- de mens moet opgevoed worden, ingeleid worden in een wereld van betekenissen
- zodanig dat hij/zij zelf tot een zingeving kan komen
- waardoor hij/zij het eigen handelen kan verantwoorden voor zichzelf en ten opzichte van
anderen
Praxis van de opvoeding in algemeen pedagogische principes:
het kind is opvoedbaar (je kan inspelen op nature en een kind vormen)
Het kind moet opgevoed worden tot persoonlijke vrijheid en verantwoordelijke zelfbepaling
in solidariteit (zingeving aan een kind, zekere vrijheid, maar in solidariteit, bv dus rekening
houden met…)
Opvoeder moet betekenissen omzetten in persoonlijk authentiek aanbod
Pedagogisch aanbod moet beroep doen op de menswaardigheid van het kind
, Gezinspedagogiek als wetenschap
1.Gezinspedagogiek als gedragswetenschap:
- Levensloopbenadering: ontwikkeling binnen sociale context
Proximale omgeving:
Distale omgeving: cultuur, buurt, maatschappelijke veranderingen waar men in groeit
Bv: vaders en zorg. Dit kan je bv niet los zien van hoe dat moeders mee opvoeden. (of bv de
WG).
- Wederkerigheid van opvoeding
- Beschrijving van processen, interacties en mechanismen van gezinsopvoeding
- Antecedenten (wat gaat vooraf) en consequenten (welke gevolgen heeft de opvoeding van
het kind)
2.gezinspedagogiek als wijsgerige reflectie over ouder- kind relatie:
- normatief kader: niet opgelegd! : kritisch nadenken over hoe opvoeding plaatsing in een
bepaalde maatschappij.
- belang van het kind en verantwoordelijkheid van de ouders
3.relatie met andere wetenschappelijke disciplines:
- (gezins) sociologie, economie, antropologie, (ontwikkelings) psychologie.
Opgaven van de gezinspedagogiek:
- Hoe gaan ouders om met hun kinderen?
- Voelen opvoeders zich competent in hun rol en ervaren ze satisfactie bij het opvoeden?
- Welke normen en waarden hanteren ouders?
- Effecten van opvoeding voor kinderen?
- Wat is het gevolg van specifieke opvoedingssituaties?
OPGAVE 1: empirisch onderzoek (zicht krijgen op hoe gaan ouders kwalitatief/ kwantitatief
(vragenlijst) om met hun kinderen).
Hoe kan de ouder-kindrelatie als ‘opvoeding’ geconceptualiseerd worden
- binnen het huidig tijdskader?
- op een theoretisch aanvaardbare manier?
- en verantwoord voor het kind?
OPGAVE 2: conceptueel onderzoek
- Nood en belang van gezins- en opvoedingsondersteunende initiatieven?
- Voorwaarden voor kwaliteit van deze initiatieven?
- Mogelijkheden tot optimalisering?
OPGAVE 3: handelingsgericht onderzoek
De componenten van opvoeding