INHOUDSOPGAVE
Bespreek de verschillende infecties van de slokdarm............................................................................................................... 2
Bespreek barret metaplasie..................................................................................................................................................... 3
Wat weet je over Helicobacter pylori....................................................................................................................................... 4
Welke vormen van chronische gastritis ken je?........................................................................................................................ 5
Bespreek het maagcarcinoom.................................................................................................................................................. 6
Welke histologisch varianten van maagcarcinoom ken je......................................................................................................... 7
Welke endocriene tumoren ken je en bespreek....................................................................................................................... 8
Bespreek het prostaatcarcinoom............................................................................................................................................. 9
Bespreek de goedaardige prostaatklierhyperplasie................................................................................................................ 10
Bespreek de verschillende vormen van het mammacarcinoom............................................................................................... 11
Hoe kun je screenen naar baarmoederhalskanker en bespreek.............................................................................................. 12
Bespreek de diagnostiek en screening van het coloncarcinoom.............................................................................................. 14
Bespreek coeliaki................................................................................................................................................................... 15
Bespreek de verschillende divertikels van de darm................................................................................................................ 16
Bespreek de verschillende poliepen van de dikke darm.......................................................................................................... 17
Geef 5 verschillen tussen colitis ulcerosa en de ziekte van crohn en bespreek.........................................................................18
Bespreek cirrose van de lever................................................................................................................................................ 19
Bespreek chronische virale hepatitis...................................................................................................................................... 20
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van cirrose.................................................................................................................... 21
Ken je niet virale oorzaken van chronische hepatitis en bespreek........................................................................................... 22
Wat zijn de histologische kenmerken van virale hepatitis....................................................................................................... 23
Bespreek focale nodulaire hyperplasie................................................................................................................................... 24
,BESPREEK DE VERSCHILLENDE INFECTIES VAN DE SLOKDARM
Een acute oesofagitis komt zeer frequent voor en is een ontstekingsprobleem met ontstekingscellen die het plaveisecelepitheel
vernietigen. Dit kan soms aanleiding geven ulceraties in de slokdarm. Als je frequent een acute oesofagitis hebt, kan dit een
chronisch probleem worden.
De meest frequentst voorkomende infectie in de slokdarm is een cancida infectie. Candida albicans is een gist dat overal
voorkomt in het lichaam. Het is een zeer frequent en veralgemeend voorkomend gist. Candida kan bv voorkomen in de keel, de
vagina of het rectum. Bij babys hebben we vaak een infectie met candida thv het rectum en dit noemen we luier dermatitis.
Normaal wordt candida onderdrukt door het immuunsysteem of de pH en zal opduiken als er iets gebeurt in de bacteriele flora
of het immuunsysteem. We hebben vele condensalen die ons systeem in evenwicht houden.
Wanneer we antibiotica moeten nemen tegen een of andere bacteriele infectie, dan worden deze kiemen gedoodt maar onze
condensale flora wordt ook mee kapot gemaakt. Normaal gezien houdt de condesale flora in de keel candida onder controle
maar doordat ze worden kapot gemaakt door de antibiotica, kunnen ze hun werk niet meer doen. Candida albicans is
ongevoelig voor deze antibiotica waardoor deze nu kan opflakkeren. Hierdoor krijg je een candida oesofagitis.
Het immuunsysteem zelf speelt ook nog een rol in de westerse samenleving. We kunnen een candida oesofagitis krijgen bij
immuundepressie. Transplantpatiente, reumapatieten, patienten met veel stress en patienten met een auto-immuun ziekte
waarvan het immuun systeem wordt onderdrukt, omdat ze anders hun eigen cellen aanvallen, kampen met immuundepressies.
In andere delen van de wereld, zoals afrika, is HIV de belangrijkste oorzaak van een candida oesofagitis. Histologisch gaan de
gistbollen zich achter elkaar leggen in draden, wat we pseudo hyfen noemen. Dit is vergelijkbaar met de hyfen van een
schimmel.
Voornamelijk hebben we virale infecties in de slokdarm, maar we kunnen dus ook een candida infectie hebben. Er zijn 2
belangrijke virussen die in de slokdarm een ontsteking kunnen geven en dat zijn, hepes simplex wat virus vesikels geeft en het
cytomegalovirus. Herpes is de oorzaak van koorstblaasjes en je krijgt dit wanneer het immuunsysteem een dip heeft. Je kan
tijdens de examens een dip krijgen want stress is een onderdrukker van het immuunsyysteem, waardoor je vatbaarder bent voor
koorstblaasjes.
Koortblaasjes worden normaal goed onderdrukt door het immuunsysteem tot op het moment dat het immuunsysteem wordt
verzwakt door bv stress, zonlicht of een andere infectie. Als we met een andere infectie kampen dan zal het immuunsysteem
elders bezig zijn waardoor herpes terug naar boven kan komen. Herpes komt niet enkel voor terhoogte van de lippen maar ook
ter hoogte van de slokdarm waardoor we een herpetische oesofactitis krijgen. Het komt hier ook weer vaak alleen voor bij
patienten met immuun gecompromitteerde situaties. Histologisch heeft herpes een typische muli nucleariteit. De herpes cellen
hebben meerdere kernen en hebben een clusie in de kern.
Een cytomegalo oesofagitis komt ook weer enkel vaak voor bij patienten met immuun gecompromitteerde situaties terwijl het
cytomegalovirus in het algemeen wel frequent voorkomt in de algemene populatie. Wanneer een vrouw kampt met het
cytomegalusvirus, is dit niet goed want het heeft een slecht effect op de foetus. Dit is de reden dat er wordt gezocht naar anti
virale middelen tegen CMV.
Al deze infecties leiden tot ulceraties, dus de infectie is voorbij de mucosea muscularis getreden. Als een ulcus lang blijft bestaan
en niet behandeld wordt, dan treedt er verlittekening op.
, BESPREEK BARRET METAPLASIE
Bij reflux oesofagitus kan er vanuit de maag, zuur opstijgen naar de slokdarm. Wanneer dit heel af en toe gebeurt, is er geen
probleem. Het irriteerd de slokdarm mucosae acuut maar het verdwijnt redelijk snel. Wanneer je een antacidum type rennie
neemt, wordt het maagzuur geneutraliseerd. Maar reflux oesofagitis kan ook een chronisch probleem zijn.
Het is een zeer frequente pathologie die te maken heeft met onze levenstijl en onze relatief hoge graad van obesitas. Door de
verhoogde intra-abdminale druk, bij patienten met obesitas of zwangere patienten, ontstaat er een druk op de maag door het
abdomen waardoor de inhoud van de maag naar boven wordt geduwd. Aan het begin van de maag zit er een knik, ter hoogte
van het diafragma, waardoor er een scherpe hoek is tussen de slokdarm en de maag. Deze knik zorgt ervoor dat er niet te veel
maagzuur in de slokdarm komt wanneer je bv. ligt. Wanneer er chronisch een verhoogde druk in het abdomen aanwezig is, dan
kan een deel van de maag boven het diafragma terecht komen waardoor de hoek wegvalt. Hierdoor is er bijna geen
bescherming meer die ervoor zorgt dat het maagzuur niet in de slokdarm komt. Dit noemen we een hernia hiatale. Het uitpuilen
van de maag in de thoraxholte is de belangrijkste oorzaak van chronische reflux oesofagitis.
Als het chronisch blijft bestaan, dus als het zuur lang indirect op de slokdarm mucosae komt, dan kan deze stuk gaan. Het
plaveiselcelepitheel is niet gemaakt om langdurig in contact te komen met het zuur waardoor het gaat ulcureren. Wanneer het
defect tot voorbij de mucosae muscularis gaat, noemen we het een ulcus. Wanneer het maar tot de mucosae muscularis gaat,
dan noemen we het erosie en als het heel oppervlakkig blijft dan noemen we het een aft. Wanneer het ulcus lang blijft bestaan
en niet behandelt wordt, dan treedt er verlitteking op. Het is een chronisch proces dus het herhaald zch telkens waardoor de
wand van de slokdarm dikker wordt en het lumen nauwer wordt. Hierdoor krijg je stenose en dit is het gevolg van het feit dat
er herhaalde ulceraties zijn met herhaalde littekenvormingen wat ervoor zorgt dat de wand dikker wordt
Door het feit dat het epitheel kapot gaat en geëpithelialiseerd wordt in een zuur mileu, kunnen de epitheelcellen gaan
metastaseren. Metaplasie is het veranderen van 1 soort epitheel in een ander soort epitheel dat op dat moment meer is
aangepast. Het plaveiselcelepitheel metasteerd in mucus producerend epitheel, dus cilindrisch epitheel, omdat het mucus
alkalisch is. Het basische mucus kan het zuur neutraliseren waardoor de mucosea beschermd is. We krijgen dus intestinaal
epitheel, dat slijmbekercellen heeft, in de slokdarm. Slijmbekercellen komen normaal enkel voor in de dunne en dikke darm
waardoor we het intestinaal epitheel noemen.
Metaplastische epitheelcellen zijn jonge, zeer actieve metabole en proliferende cellen en onder invloed van het zuur worden ze
continu kapotgemaakt en moeten ze continu reëpithelialiseren. Er wordt ook het verkeerde epitheel aangemaakt waardoor de
metaplastische epitheelcellen een groot risico hebben om te ontaarden. Ze kunnen aanleiding geven tot een adenocarcinoom
in de slokdarm. Bijna alle slokdarmcarcinoma zijn adenocarcinoma en komen voort uit het metaplastische epitheel.
De Barrett metaplasie, dus het premaligne stadium, verloopt in stapjes. Eerst krijgen we laaggradige dysplasie van het epitheel
en daarna wordt het epitheel hooggradig. Wanneer de patiënt chronisch refluxt is het belangrijk dat er regelmatig
gegastroscopeerd wordt. Wanneer er metaplasie is, wordt hij sterk opgevolgd en wanneer er dysplasie is, wordt er direct
gereageerd zodat er geen adenocarcinoom ontwikkelt. Bij laaggradige dysplasie hebben we afwijkingen tot aan het mucosae
oppervlak. De kernen zullen groter worden en we zullen mitosefiguren terugvinden in het bovenste deel van de crypte.
Bij hooggradige dysplasie hebben we pseudostratificatie van de kernen die tot aan het luminale oppervlak zitten. De kernen
zullen nog groter worden en we krijgen een verandering van de cryptenarchitectuur. De crypte worden villi vormig en vertonen
vertakkingen.
Als er niets aan de Barrett metaplasie wordt gedaan, dan kan het zich ontwikkelen tot een carcinoom. Adenocarcinoma
ontstaan laag in de slokdarm en plaveiselcelcarcinomen ontstaan hoog in de slokdarm.