Sottiaux 1: basisbegrippen en centrale thema’s van het grondwettelijk recht
I. De functies van de GW
Belangrijke bronnen
o Declaration of independence: US, 1776, Jefferson
o Déclaration des droits de l’homme et du citoyen: 1789
Hebben invloed gehad op Belgische constitutie en Europese verdragen
Zijn op hun beurt geïnspireerd op charters en keuren uit AR => beperking macht koning
o Blijde inkomst van Brabant (1356)
o Charter van Kortenberg (1312)
o Plakkaat van Verlatinghe (1581)
Bevatten de principes, grondslagen van GW recht
EERSTE FUNCTIE: DEMOCRATISCHE ORGANISATIE VAN DE OVERHEIDSMACHT
Positief karakter: GW brengt overheid tot stand
o Regering creëren
o Bevoegdheden vastleggen
GW = primaire rechtsbron
o Regelt totstandkoming en geldigheid overige rechtsnormen
Politieke gemeenschap => rechtsgemeenschap dmv GW
Modern GWsconcept
o Organisatie van staat = gebaseerd op democratische principes
o Volkssoevereiniteit
Niet-democratische grondwetten = façadewetten
TWEEDE FUNCTIE: BEPERKING VAN OVERHEIDSMACHT
Negatief karakter = georganiseerde overheidsmacht aan banden leggen
o Bestrijden van willekeur + vrijheid burger beschermen
o Dmv verdelen van overheidsmacht + verankeren fundamentele vrijheden
Gebaseerd op Locke (two treatises of government) en Montesquieu (de l’espirit des lois)
o “C’est une expérience éternelle que tout homme qui a du pouvoir est porté à en abuser
(…). Pour qu’on ne puisse pas abuser du pouvoir, if faut que, par la disposition des
choses, le pouvoir arrête le pouvoir.”
o “And because it may be too great temptation to human frailty, apt to grasp at power, for
the same persons who have the power of making laws to have also in their hands the
power to execute them, whereby they may exempt themselves from obedience to the
laws they make, and suit the law, both in its making and execution, to their own private
advantage (…).”
A. machtenscheiding
Horizontale machtenscheiding
o Trias-politica
o UM, WM, RM
o Absolute machtenscheiding (bv Fr 1791)
1
, 3 volledig onafhankelijke organen
Geen wederzijdse controle tussen machten
=> controle door gewone rechter gebeurt niet
Fr nu: jurisdictioneel dualisme (afzonderlijke rechtscolleges bevoegd vr
bestuursgeschillen)
Angelsaksische systeem: jurisdictioneel monisme (gewone rechter ook
bevoegd voor geschil tss burger en bestuur)
=> verbod op rechterlijke grondwettigheidscontrole op wetten
Verandering: Conseil constitutionnel 1958
o Machtsevenwicht = checks and balances (Madison!!)
“[Montesquieu] did not mean that these departments ought to have no partial
agency in, or no control over, the acts of each other. His meaning, as his own
words import, and still more conclusively as illustrated by the example in his eye,
can amount to no more than this, that where the whole power of one
department is exercised by the same hands which possess the whole power of
another department, the fundamental principles of a free constitution are
subverted.”
o Amerika: zowel scheiding als samenwerking sterk doorgedreven
Doorgedreven machtenscheiding: President en Congres afzonderlijk verkozen
Maar ook zeer strenge controle en samenwerking
o Arbeidsverdeling + functionele specialisatie (bv. rechters)
o Onafhankelijkheid
Verticale machtenscheiding (gemeente, provincie, gewest, …)
o Gelaagde rechtsorde => verschillende overheidsverbanden => constitutioneel pluralisme
(HS 3)
o Federalisme & decentralisatie
Federalisme: spreiding van bevoegdheden over autonome rechtsordes
Decentralisatie: spreiding over ondergeschikte besturen
o Subsidiariteitsbeginsel
Hogere overheid houdt zich niet bezig met taken die door lagere overheid
kunnen gedaan worden
B. verankering van rechten en vrijheden
Locke: mens heeft 3 onvervreemdbare rechten
o Life, liberty, property
o Overheid moet deze beschermen
“Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als gelijken worden
geschapen, dat zij door hun schepper met zekere onvervreemdbare rechten zijn begiftigd, dat
zich daaronder bevinden het leven, de vrijheid en het nastreven na geluk.”
Bronnen
o Magna charta (1215): habeas corpus: vrije burgers kunnen niet gevangengenomen
worden zonder vonnis
o Blijde inkomst Brabant (1356)
2
, o Bill of Rights (1689)
o Déclaration des droits de l’Homme et du citoyen (1789)
o Universele verklaring van Rechten van de Mens (1948)
o Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (1950)
Grondrechten = inhoudelijke beperking van overheidsmacht
OVERIGE FUNCTIES
GW = streven naar natie- of staatsvorming
Programmatorische functie
o Bevat soms doelstellingen (bv. bescherming leefmilieu)
BESLUIT: DE GW ALS MAATSCHAPPELIJK CONTRACT
Constitutionele democratie anarchie en tirannie
GW = maatschappelijk contract
o Burger: geeft stuk vrijheid af aan overheid
o Overheid: beschermt burger
Hobbes: natuurtoestand van mens = oorlog van allen tegen allen => mens sluit contact om
natuurtoestand te ontvluchten (overheidsmacht = onbeperkt)
Locke: overheidsmacht = beperkt => regering: natuurrechten handhaven
Jefferson: “Dat, om deze rechten te garanderen, regeringen onder de mensen worden ingesteld,
die hun rechtmatige bevoegdheden ontlenen aan de instemming der geregeerden. Telkens
wanneer enige regeringsvorm met deze doeleinden in strijd komt, het volk het recht heeft hem te
veranderen of teniet te doen en een nieuwe regering in te stellen”
II. GW in materiële en formele zin
Materieel: alle fundamentele principes die de overheidsmacht gaan beperken + organisatie van
overheid
Formeel: tekst in codex (van 1831) => onderscheidt zich: kan op speciale manier aangepast
worden + hiërarchisch hoogste norm binnen een rechtssysteem
Niet alle materiele normen zijn formeel (bv. bijzondere meerderheidswetten BWHI => verticale
machtenscheiding; taalwet; grondwettelijke gewoonten; politieke gebruiken)
III. Enkele belangrijke classificaties
DEMOCRATIEVORM
Directe democratie
o Volk neemt rechtsreeks deel aan politiek (bv. referendum, volksvergaderingen)
Representatieve democratie
o Volk gaat mensen kiezen om voorkeuren tot uitdrukking te brengen
o Volksvertegenwoordigers: zijn verkozen en moeten het algemene belang van de natie
verzorgen, machtsmisbruik tegengaan
o Door volk gekozen parlement representeert volk
o Politiek => professioneler
3
, “The effect is to refine and enlarge the public views by passing them through the
medium of a chosen body of citizens, whose wisdom may best discern the true
interest of their country and whose patriotism and love of justice will be least
likely to sacrifice it to temporary or partial considerations”. Madison
o Ook nadeel: betrokkenheid gewone burger => beperkte invulling
Participatieve en deliberatieve democratie (om betrokkenheid burger te bevorderen)
o Participatieve => directe betrokkenheid van burger bij beleid (bv. petitietekening);
o Deliberatieve: democratische legitimiteit is niet resultaat van stemming maar van
debatten tussen goed geïnformeerde burgers (kunnen niet alle burgers zijn, dus een
paar goed geïnformeerde burgers gaan debatteren en deze uitkomst wordt voorgelegd
aan politiek) (bv. provincie Antwerpen: burgerbegroting) MAAR enkel hoogopgeleiden
kunnen meedoen dus dit is ook niet ideaal (eerder aanvulling van representatief stelsel
dan echt vervanging)
Meerderheidsdemocratie
o Art 53 GW (volstrekte meerderheid: helft + 1 van aantal stemmen, dus onthoudingen en
afwezigen tellen niet mee absolute meerderheid: helft + 1 van leden)
o Iedere burger heeft hier gelijke impact, elke stem weegt even zwaar door + zorgt ervoor
dat de individuele vrijheid van elke burger verzekerd wordt
Pacificatiedemocratie/consensusdemocratie
o Kan enkel tot stand komen als er consensus is binnen samenleving (bv bij samenleving
met maatschappelijke breuken of bij samenleving met serieuze minderheid)
o Bv. België: communautaire breuklijn: alarmbelprocedure: gevolg: voorstel gaat van
parlement naar ministerraad => beslist volgens consensus, niet zo in parlement, Libanon
Uitholling van meerderheidsprincipe
REGERINGSVORM (regering vs parlement)
Parlementair systeem: politieke samenhang en samenwerking tussen regering en parlement +
wetgevende macht wordt uitgevoerd door UM en WM (bv. België, Engeland, Duitsland)
o Politieke macht ligt bij regering (paradoxaal), ook al wordt deze niet verkozen + regering
beschikt per definitie over parlementaire meerderheid
o Regering is verantwoording schuldig aan parlement (of is samengesteld uit parlement)
o Macht ligt bij eerste minister (koning = eerder ceremonieel)
o Nadeel: parlement en regering = dezelfde politieke meerderheid => zwaartepunt = UM
Presidentieel systeem: afzonderlijke verkiezing van uitvoerende en wetgevende macht (bv. VS)
o President heeft niet noodzakelijk parlementaire meerderheid, zal steeds moeten
onderhandelen om beleid vorm te geven
o President moet geen verantwoording afleggen aan parlement
o Regering = verantwoordelijk tov president (nt volksvertegenwoordigers)
o Nadeel: kan tot patstellingen (dat het systeem vastzit) leiden
o Wel nog altijd checks and balances (bv Amerikaanse president = gn onderdeel van WM
MAAR kan wel veto stellen tegen wetsvoorstellen van congres)
Tussenvorm: Frankrijk
o President wordt rechtsreeks verkozen (grote democratische legitimiteit)
4