Onderwijs
Module 1 : algemeen kader
1. De organisatie van het Vlaamse onderwijs
Het Vlaamse systeem: overheid scholen en private onderwijsinstellingen, private is echter
uitzonderlijk
Tot 18 de eeuw: onderwijs gedomineerd door rooms-katholieke kerk monopolie, neutraal
onderwijs was onbestaand, alles was godsdienstig
Hierna: verlichting als reactie, rationalisme de rede werd de grondslag, men vond dat het onderwijs
breed toegankelijk, neutraal, utilitair en door de staat georganiseerd moest worden
De eerste stap door Maria Theresia: colleges vervangen door rijksscholen, kerk zag dit als aantasting
van haar monopolie
Na de Franse revolutie:
- kerk werd uit publieke leven verbannen
- universiteit Leuven werd gesloten en werden lagere en secundaire rijksscholen opgericht
waar er geen godsdienst werd gegeven
- Er ontstond onderwijsinspectie
Na nederlaag Napoleon:
- Willem I werd staatshoofd, wilde alle controle over het onderwijs
- richtte lagere, secundaire, en rijksuniversiteiten op, , de scholen van de gemeente bleven
bestaan maar moesten zich schikken naar het programma van de overheid
- scholen kregen voor het eerst een overheidstoelage ( betalen leraren, inrichten klas) dit is de
basis voor de eerst subsidiëring in ruil voor overheidscontrole
Door de sluiting van katholieke scholen ontstond er het monsterverbond: de katholieke eiste vrijheid
in het onderwijs en zochten toenadering tot de zuid Nederlandse liberale
Spanning tussen vrij en officieel onderwijs
In 1813 kreeg België een grondwet: de burgerlijke vrijheden werden vastgelegd : onderwijs is vrij
Iedereen kon nu een school oprichten, als gevolg hiervan gaven de publieke overheden het onderwijs
uit handen
Door het gebrek aan staatstoezicht daalde het niveau van het onderwijs, de meeste meesters hadden
geen diploma, er was geen leerplicht, studieduur verschilde van school tot school
1
,1842: nieuwe wet door overeenkomst katholieke en liberalen: elke gemeente moest een lager
gemeenteschool hebben, gecontroleerd door de rijksinspectie, de gemeente moest die school niet
noodzakelijk zelf inrichten mocht ook een bestaande katholieke school subsidiëren, godsdienst was
ook een verplicht vak
1854: conventie van Antwerpen: alle leerboeken mochten niets bevatten wat strijdig kon zijn met
godsdienst en leerkrachten en leerlingen werden verplicht de mis bij te wonen
De eerste schoolstrijd ( 1878-1884) en de verzuiling van de samenleving
Na de wet op het middelbaar onderwijs namen de tegenstellingen tussen katholieke en liberale op
onderwijsgebied toe
Aan de katholieke zijde domineerde de conservatieven, de liberalen: ultramontaanse stroming
De ultramontanen konden zich niet verzoenen met de grondwettelijke vrijheden en streefde naar het
herstel van de katholieke dominantie
De wet van 1842 werd vervangen door de tweede wet op het lager onderwijs ( 1879): Het vak
godsdienst werd geschrapt van het programma van de gemeentelijke scholen, gemeente mocht niet
langer een vrije school subsidiëren heftige katholieke reactie hierop: er werden honderden
nieuwe katholieke scholen geopend, ongeveer 35% stapte over naar het gemeentelijke naar het vrij
onderwijs ( van de katholieke)
De nieuwe wet (1884): elke gemeente mocht zelf kiezen of godsdienstonderwijs op het verplicht
programma komt, ouders mogen kiezen of hun kind deelneemt aan godsdienst,
In de vierde wet: wet-Schollaert (1895): voor het eerst subsidiëring voor vrije scholen vast gelegd
1914: leerplicht tot 14 jaar, kosteloosheid onderwijs tot dan
De tweede schoolstrijd (1950-1958) en schoolpact
1954: men ging contracten van leerkrachten in katholieke scholen niet verlengen, subsidie voor vrij
onderwijs verminderde drastisch
1957: NSKO (nationaal secretariaat van katholiek onderwijs) werd opgericht
Het tweede schoolconflict ging veel minder over ideologie maar over middelen: hoeveel scholen mag
de staat nog oprichten, hoe uitgebreid ogen de subsidies aan vrij onderwijs zijn?
1958: schoolpact:
- koppelt de noodzaak van een grotere toegankelijkheid van het secundair onderwijs aan de
vraag naar de uitbouw van de onderscheiden netten
- de wet is vandaag nog steeds van toepassing om het onderwijs te organiseren
- het vrij onderwijs kon genieten van zelfde subsidiering als gemeenteonderwijs
2
, - iedereen mocht zelf in de school kiezen of godsdienst of zedeleer te volgen, alle
leerkrachten werden door de staat betaalt
- Alle scholen overheidscontrole
- Voor alle netten golden dezelfde regels: alle leraren zelfde diploma vereisten, hetzelfde
minimum programma,.
- Er was vanaf nu ook een nieuwe vrijheid ( buiten vrijheid om een school op te richten), de
vrijheid van ouders om hun kind naar een school naar keuze te sturen, het financiële is geen
drempel meer want er werd geen inschrijfgeld meer betaalt en overheid voorziet geld voor
het vervoer naar de school als er geen school naar keuze in de buurt was
Schoolpact heeft voor meer vrede gezorgd tussen kerk en staat
Negatief: duur (subsidies, leraren loon, schoolbouw,), en grote concurrentie strijd tussen
katholieke en officiële scholen en rijksscholen
1988: schoolpact voor grootste deel opgenomen in grondwet
Wet-collard: rijksonderwijs mag op alle onderwijsniveaus uitbreiden
Onderwijsnetten en onderwijskoepels in Vlaanderen vandaag
Elk schoolbestuur behoord tot 1 van de 3 onderwijsnetten ( niet voor strikt privé scholen)
Binnen elk onderwijsnet zijn er 1 of meer onderwijskoepels
3 onderwijsnetten: OGO (officieel gesubsidieerd onderwijs) , GO! (onderwijs van de Vlaamse
Gemeenschap) En VGO (vrij gesubsidieerd onderwijs)
OGO en GO! Vormen samen het officieel onderwijs (worden georganiseerd door de overheid), VGO is
het vrij onderwijs (georganiseerd door particulieren)
OGO en VGO vormen het gesubsidieerde onderwijs ( ze krijgen toelagen en subsidies om hun
onderwijs te organiseren), GO! Werkt niet met subsidies maar krijgt een rechtstreekse donatie van
de Vlaamse Gemeenschap
3
, Onderwijskoepel: Go neemt ook de taken van onderwijskoepel op zich
Go is verplicht tot neutraliteit, OGO niet, dit leidde ertoe dat sommige gemeentescholen feitelijk
katholiek waren, wel is OGO verplicht de ouders te laten kiezen of hun kinderen godsdienst of
zedeleer volgen
Bij OGO: gemeentelijk onderwijs georganiseerd door gemeentebesturen of provinciaal onderwijs
georganiseerd door provinciebesturen, deze hebben de beslissingsmacht, het overkoepelend orgaan:
de gemeentescholen werken samen met OVSG, de scholen van de provinciën met POV
Bij VGO: de koepelorganisatie heeft niet de hoogste beslissingsmacht maar oefent wel veel invloed
uit op het besturen van de scholen, de beslissingsmacht blijft bij de lokale schoolbesturen, tot het vrij
gesubsidieerd onderwijs behoren ook confessionele en niet-confessionele scholen vb. israëlitische
scholen,..
Privé onderwijs (beschouwd als huisonderwijs) wordt niet gesubsidieerd door de overheid, vrij
onderwijs zoals VGO wel het zijn particulieren die scholen oprichten zonder winstoogmerk
Een scholengroep bevat minstens een basis, secundair, centrum voor volwassen onderwijs en
meestal ook leerlingenbegeleiding
2. De structuur van het Vlaams onderwijs
Secundair onderwijs: middelbare school was 3 jarige opleiding was bedoelt voor degene die niet tot
hun 14 de op school bleven vooral voor administratie, handel en nijverheid, het humaniora was een 7
jarige opleiding ( nadien 6 jaar) waarbij een opdeling was in het klassieke humaniora en de moderne
humaniora
4