Volledige samenvatting van de werkcolleges van het vak cognitieve psychologie I. Lesnotities, powerpoint,... zijn er in verwerkt! Deze samenvatting gaat enkel over de werkcolleges, niet de hoorcolleges (deze verkoop ik nog apart of in een bundel).
HOOFDSTUK 1: Experimentele methode en verslaggeving
1. Experimentele methode
- Hypothese:
➔ Te testen verklaring voor een fenomeen => we observeren iets, verzinnen een
verklaring en gaan die verklaring dan toetsen. Het kunnen toetsen is nodig om van een
hypothese te kunnen spreken!
➔ Wetenschappelijke idee: een hypothese falsifieerbaar moet zijn!
- Wat is falsifieerbaar?
➔ = Het moet mogelijk zijn om een observatie te doen die onomstotelijk aantoont dat uw
hypothese niet klopt! Maw het is een eigenschap van een wetenschappelijke of andere
theorie, indien er criteria kunnen worden aangegeven op grond waarvan de theorie
zou moeten worden verworpen. Maw kan je het nagaan?
➔ En hypothese moet falsifieerbaar zijn!
➔ Bv ‘Er bestaat een immateriële, almachtige God’ => niet falsifieerbaar. We kunnen
niet wetenschappelijk aantonen dat er geen immateriële, almachtige God is.
➔ Bv ‘Alle mensen zijn sterfelijk’ => niet falsifieerbaar. Het zou onomstotelijk bewijs
zijn als we een onsterfelijke mens vinden. Die persoon is pas onsterfelijk als die
oneindig leeft. We zouden dus moeten wachten tot na oneindig om dit te kunnen
falsifiëren. Dit kunnen we niet dus die vaststelling kunnen we niet maken.
➔ Bv ‘Alle mensen sterven voor ze 150 jaar worden’ => falsifieerbaar! Vanaf we 1
persoon vinden die 151 jaar is, is dit tegenbewijs voor deze stelling. De manier
waarop iets geformuleerd wordt, is dus een essentieel deel van de wetenschappelijke
methode. Dit beslist of iets falsifieerbaar is of niet.
➔ Bv ‘Agressie wordt veroorzaakt door frustratie’ => niet falsifieerbaar. Dit soort zaken
zijn niet rechtstreeks waarneembaar. De stelling die hier staat is niet onwaarschijnlijk
maar we moeten de agressie en frustratie vertalen tot iets waarneembaar (je kan
namelijk niet zeggen hij is 5 agressief en 3 gefrustreerd).
- Om hypotheses te kunnen testen, moeten concepten vaak geoperationaliseerd worden. Wat
is operationaliseren?
➔ Een vertaling maken van een niet rechtstreeks waarneembaar concept in termen van
iets dat wel waarneembaar kan zijn. Maw we gaan de meting definiëren van niet
rechtstreeks meetbare fenomenen.
➔ Een operationalisering is niet altijd valide.
➔ Bv frustratie = de gemiddelde hoeveelheid stress hormonen in het bloed de voorbije
dagen. Of het aantal uren file gespendeerd de afgelopen week.
➔ Het ligt niet vast wat een goede/slechte operationalisering is.
1
,- Statistische hypothesetoetsing
➔ In de experimentele methode onderwerpen we een hypothese aan een statische toets.
➔ Nulhypothese = het gevonden patroon kan verklaard worden zonder het verband dat
de hypothese voorstelt (het zou louter door toeval tot stand kunnen komen).
➢ Bv gemiddelde IQ van 20 mannen = 100, van 20 vrouwen = 110. Hieruit zou
je kunnen besluiten dat vrouwen slimmer zijn dan mannen.
➢ Als je hier dan een t-toets op uitvoert, bekomen we een p-waarde van .06
(>.05). Er is dus onvoldoende bewijs om de Ho (= er is geen verschil tussen
mannen en vrouwen) te verwerpen. We hebben 6% kans om een verschil van
die grootte-orde of groter te vinden als er in het echt geen verschil is.
➢ We hebben daarmee niet bewezen dat er geen verschil is.
➔ p-waarde = een statistische berekening die aangeeft hoe uitzonderlijk een resultaat is
en hoe consistent (= hoe betrouwbaar) het is, hoe kleiner de waarde, hoe
uitzonderlijker en consistenter het resultaat.
➔ Alternatieve hypothese = de nulhypothese valt niet vol te houden, dit patroon is te
onwaarschijnlijk als er in het echt geen verschil is (p < 0.5). Maar de alternatieve
verklaringen blijven mogelijk!
➔ Alleen het verschil tussen gemiddelden is onvoldoende om iets over de
waarschijnlijkheid te zeggen! Ook de spreiding, de groepsgrootte,... moet je
meenemen in uw berekening.
- Causaliteit
➔ Specifiek aan de experimentele methode = mogelijkheid om causale verbanden na te
gaan. Dit doen we door één of meerdere variabelen doelbewust te manipuleren. Alle
andere zaken gaan we zo veel mogelijk constant houden. Zo zijn verschillen tussen
condities enkel aan de gemanipuleerde variabele te wijten.
➔ Between subjects manipulatie = één groep die we aan één bepaalde conditie gaan
onderwerpen en een andere groep die we aan een andere conditie gaan onderwerpen.
Dus tussen personen.
➔ Within subjects manipulatie = alle proefpersonen gaan alle condities ondergaan.
Dus binnen personen.
➔ Aangepaste within subjects design = bv om te controleren voor volgorde/leer
effecten.
➔ Onafhankelijke variabele = gecontroleerd/gemanipuleerd door de onderzoeker zelf.
Bv. dosis cafeïne, geoperationaliseerd als geen vs één kop koffie in 2 condities.
➔ Afhankelijke variabele = de variabele die gemeten wordt door de onderzoeker. De
onderzoeker veronderstelt dat deze beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele.
De hypothese gaat altijd over een verband tussen de afhankelijke en onafh variabele.
Bv. zenuwachtigheid, geoperationaliseerd als afstand geijsbeerd op treinperron nadat
mensen één vs nul tassen koffie hadden gedronken.
2
, ➔ Verwarrende variabele = bijkomende variabele die samen met de onafhankelijke
variabele varieert en de afhankelijke variabele beïnvloedt.
➢ Bv. misschien ijsberen mensen die een tas koffie hebben gedronken niet meer
omdat koffie hun zenuwachtig maakt maar omdat ze moeten plassen. Volheid
van de blaas kan dan een verwarrende variabele zijn.
➢ Een verwarrende variabele werkt niet altijd in dezelfde richting dan de
onafhankelijke variabele => kan effect op de afhankelijke ook tegenwerken.
➢ Verwarrende variabelen kunnen we vermijden door:
➔ In een between subjects design: willekeurige verdeling van
proefpersonen tussen groepen. Dan minimaliseren we de kans dat er
eigenschappen zijn die in de ene groep die structureel verschillen van
eigenschappen van de andere groep!
➔ In een within subjects design: moeten we een willekeurige volgorde
van experimentele condities binnen het experiment per proefpersoon
aanpassen, alle participanten moeten de verschillende condities
afleggen in een andere volgorde (= counterbalancing).
- Voorbeeld:
➔ Je bent iemand die niks kent van studentenverenigingen en komt aan op Saint Vé.
➔ Observatie: studenten dragen vreemde hoofddeksels.
➔ Inductie: je geeft een verklaring waarvan u denkt dat ze aannemelijk is. Vaak
onderbouw je dat met eerdere wetenschappelijke inzichten maar dat moet niet, het kan
ook puur obv een redenering => het komt wellicht door hun drankgebruik want ik zie
iedereen met zo een raar hoofddeksel veel drinken. Mensen die veel drinken gedragen
zich raar dus misschien is dit een voorbeeld van zo vreemd gedrag.
➔ Deductie: je gaat die algemene regel vertalen naar andere concrete gevallen. Hier
gebeurt dus de hypothese formulering => Andere dronken mensen zullen ook
vreemde hoofddeksels dragen. (Als er een causaal verband is tussen drankgebruik en
dragen van rare hoofddeksels, moet je in andere contexten waar mensen ook veel
drinken, zien dat ze rare hoofddeksels opzetten).
➔ Toetsen (van de hypothese die opgesteld is bij deductie): we bekijken hoofddeksels
en alcoholgebruik op Aalst carnaval, een plaats met veel dronken mensen.
➔ Evaluatie: wat uit de toetsen komt, ga je terugkoppelen naar heel het proces van
inductie en deductie => uw vaststelling is ook op Aalst carnaval veel dronken mensen
vreemde hoofddeksels dragen maar dat ook nuchtere mensen ze dragen.
➔ Nieuwe observatie: beide onderzochte populaties behoren tot specifieke groepen.
➔ Nieuwe inductie: die hoedjes zijn misschien teken van hun lidmaatschap!
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur amkeweyens. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.