Samenvatting bij het vak 'Sociale Wetenschappen blok 2.3' op de pabo van de Hanzehogeschool Groningen. Het onderwerp van SOW blok 2.3 is ouderbetrokkenheid.
De samenvatting sluit aan bij de volgende theorie:
- Groepsplan Gedrag: H10 t/m H23
- Van leertheorie naar onderwijspraktijk: H5, H6
Samenvatting SOW blok 2.3
VLNO H5: Cognitieve psychologie en leren
In de jaren 60 kwam een omwenteling in de psychologie op, dit wordt later de cognitieve revolutie
genoemd. Hier werd gedacht dat het behaviorisme alleen onderzoek deed naar:
- De werking van het geheugen
- Het oplossen van problemen
- Opmars van de informatietechnologie
Het deed tekort aan het verklaren van complexe leer- en geheugenprocessen. Men wild weten wat
er in de ‘black box’ omging.
5.1: Bronnen van de cognitieve leerpsychologie
De cognitieve revolutie kwam mede voort uit de Gestaltpsychologie. Deze is gericht op de
waarnemen die de mens doet. Aanhangers hiervan waren:
- Wertheimer (1880-1943)
- Koffka (1886-1941)
- Köhler (1887-1967)
We streven als mens naar een Gute Gestalten, een kloppend geheel. De waarnemingen die we doen
zijn dan niet willekeurig maar vormen een bepaalde eenvoud in een ideale ordening. We kunnen
door die eenvoud een betekenis geven aan de waarneming. Wanneer we d.m.v. de waarnemingen
geen geheel zien vullen we dit zelf aan. Dat noemen we het pregnantieprincipe en is een voorbeeld
van een waarnemingswet.
De Gestaltpsychologie richt zich ook op mentale processen zoals denken, leren en onthouden. Het
zoeken van oplossingen voor problemen, die niet aan het toeval te danken zijn, is een voorbeeld van
trial-and-error. Deze manier van onderzoeken roept trial-and-error-gedrag op. Het moment waarop
de oplossing voor het probleem zich aandient, wordt inzicht genoemd.
Er zijn die karakteristieken voor dit soort experimenten:
- Aha-Erlebnis: het plotseling aandienen van het inzicht, de oplossing dient zich in zijn geheel
aan > er gaat een lampje branden!
- Transfer: de oplossing wordt in het geheugen opgeslagen zodat het in nieuwe, vergelijkbare
situaties weer ingezet kan worden
- Probleemsituatie: het kunnen bekijken van het probleem vanuit verschillende invalshoeken
Wanneer de bewerkte informatie in het langetermijngeheugen wordt opgeslagen kan kennis weer
opgeroepen worden als daar naar gevraagd wordt. Dit wordt de informatietheoretische benadering
genoemd. Omdat leren niet alleen gaat om informatie verwerken, maar ook om meta-cognitieve
aspecten zoals vaardigheden die een rol spelen bij voorbereiding, verwerking en regulatie. Deze
cognitieve stroming wordt ook wel de cognitivistische leerpsychologie genoemd.
5.2: Ontdekkend leren van Bruner
Bruner ziet de mens als een actieve informatieverwerker en ziet leren als intentionele, doelgerichte
activiteit waarbij het accent ligt op zelf ontdekken door de leerling. Bruner heeft hierbij onderscheid
gemaakt in drie verschillende representatievormen. Hierin staat declaratieve kennis in schema’s
waarbij de scripts de procedurele kennis bevatten.
,5.2.1: Drie representatievormen
Bruner maakt onderscheid in 3 vormen. Er wordt hierbij benadrukt dat dit geen fasen zijn die op een
bepaald moment in de ontwikkeling worden afgesloten.
1. Enactieve representatie: leren vind plaats door het handelend omgaan met concreet
materiaal, een object of handeling wordt begrepen door de handelingen die op zijn
uitgevoerd
2. Iconische representatie: leren vind plaats door middel van waarnemingen of grafische
voorstellingen, er wordt dan een beeld van de werkelijkheid geschetst
3. Symbolische representatie: leren vindplaats door middel van begrippen en symbolen, er
wordt meer losgelaten van de werkelijkheid, stelt in staat tot abstract denken
5.2.2: Zelfontdekkend leren
Burner vind dat het onderwijs in de vorm van een spiral curriculum moet worden vormgegeven. Een
kind gaat dan actief en zelfontdekkend met de leerinhoud bezig. Dit wordt zelfontdekkend leren
genoemd. In de leerinhoud komen kernbegrippen en key ideas steeds in een andere context terug.
De reikwijdte van deze begrippen wordt dan vergroot en de betekenis wordt verdiept.
Bruner ziet in het zelfontdekkend leren 3 positieve effecten:
- Begrippen, regels, principes en oplossingsstrategieën die door de leerling worden ontdekt,
worden beter onthouden.
- Extrinsieke motivatie zal plaatsmaken voor intrinsieke motivatie.
- Het zelf ontdekken van begrippen, regels, principes en oplossingsstrategieën zal transfer van
de verworven kennis en vaardigheden bevorderen.
Het zelfontdekkend leren is niet te vergelijken met het DIM-model omdat hier verschillende
leerprocessen en leerstrategieën in het spel zijn. Omdat later bleek dat zelfontdekkend leren niet
geschikt was voor iedereen is Bruner zelf op deze ontdekking teruggekomen. Niet alle leerlingen
waren in staat om zonder sturing, dus volledige zelfontdekking, te leren. Hij bedacht toen guided
discovery.
5.2.3: Begeleid zelfontdekkend leren
Ook guided discovery is gericht op taalontwikkeling, gericht op begripsvorming en categoriseren.
Belangrijk zijn in deze vorm van leren: samenwerking, communicatie en betekenisverlening aan
concrete ervaringen. Deze vorm van onderwijs kunnen we vanwege het begeleid ontdekken
beschouwen als een vorm van banend onderwijs.
Galperin behoort tot de aanhangers van het docentgestuurd onderwijs. Kudrjavcev en Matjuskin
behoren tot de aanhangers van het (zelf)ontdekkend leren, dus het vroegere probleemgestuurd
onderwijs.
5.3: Ausubel’s visie op het leren van begrippen
De tegenhanger van Bruner is Ausubel. Beide nemen afstand van de behavioristische leertheorie.
Volgens Ausubel leren kinderen volgens de assimilatietheorie. Deze theorie richt zich op het
ordenen, aanbieden en gebruik maken van instructiestrategieën.
, 5.3.1: Actief ontvangend en betekenisvol leren
- Ontvangend/receptief leren: de leerkracht biedt de leerinhoud in kant-en-klare vorm aan
- Ontdekkend leren: de leerlingen zoeken zelf de leerinhoud uit
- Betekenisvol leren: nieuwe kennis koppelen aan al beschikbare kennis
- Betekenisloos leren/rote-learning: uit het hoofd leren
Wanneer leerkrachten werken met ‘ontvangend leren’ en de kennis in kant-en-klare vorm
aanbieden, zorgen ze ervoor dat de bewerking (elaboratie) door de leerlingen in het
langetermijngeheugen kan worden opgeslagen en later kan worden gereproduceerd.
Wanneer leerkrachten werken met ‘betekenvol leren’ en de nieuwe informatie koppelen aan al
beschikbare kennis, bouwen de leerlingen een eigen subjectief gekleurd kennisbestand op.
Betekenisloze kennis wordt ook wel inerte kennis genoemd.
Volgens Ausubel heeft de betekenisvolheid te maken met de volgende factoren:
- De aard en opbouw van de leertaak en de leerinhoud
- De voorkennis ofwel de kwaliteit van de cognitieve structuur van de lerende
- De leerintentie van de lerende
- (De leeromgeving)
Een leeromgeving die voldoet aan de volgende kenmerken, kan een krachtige leeromgeving
genoemd worden:
- De omgeving is realistisch
- Er is variatie in de wijze waarop de leerlingen informatie kunnen verkrijgen
- De leerlingen worden uitgenodigd zelf actief te zijn
- Er moet voor leerlingen iets te kiezen zijn
- Er moet voor leerlingen ruimte zijn om hun eigen leerstijl te hanteren
- De leerlingen moeten zelf initiatieven kunnen nemen
- Er moet iets te experimenteren en ontdekken zijn
5.3.2: Ankerbegrippen en organizers
Ausubel beschrijft betekenisvol leren als een proces van assimilatie en verankering. Dit wil zeggen:
informatie wordt door elaboratie (bewerking) nieuwe kennis en wordt in het juiste kennisdomein
(schema) in de cognitieve structuur opgeslagen.
Een cognitieve structuur wordt ook wel een kennisstructuur genoemd. Door integratie van nieuwe
kennis ontstaat er een nieuwe kennisstructuur. De kwaliteit van een kennisstructuur wordt bepaald
door een combinatie van de hoeveelheid kennis en de manier waarop deze is opgeslagen. Je kunt pas
betekenisvol leren als de kennis aan een anker gekoppeld kan worden. Dit worden ankerbegrippen
genoemd.
Er zijn drie manieren van het koppelen van nieuwe kennis aan ankerbegrippen in een
kennisstructuur:
1. Onderschikkend: koppeling aan een bovengeschikt begrip
2. Bovenschikkend: koppeling aan een of meer ondergeschikte
begrippen
3. Nevenschikkend: koppeling aan begrippen in dezelfde orde
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kooistraesmee. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.