Alle examenvragen door de jaren heen gebundeld in een overzichtelijk document, per hoofdstuk. Telkens met een uitgebreid antwoord. Ikzelf was ruim geslaagd met het leren van de antwoorden op deze vragen (15/20).
Vragen en antwoorden strafprocesrecht
Hoofdstuk II De Strafvordering
1) Prejudiciële geschillen
Prejudiciële geschillen zijn gronden van schorsing van de strafvordering. Er
zijn vier verschillende prejudiciële geschillen mogelijk:
1. Prejudicieel geschil inzake betwistingen over de echtheid van een
geschrift: (art. 16 V.T.Sv)
Het strafproces wordt geschorst als het misdrijf verband houdt met de
uitvoering van een overeenkomst waarvan het bestaan ontkend wordt of de
uitlegging ervan betwist wordt en het bewijs afhangt van een geschrift dat
ontkend wordt door degene tegen wie het geschrift wordt aangevoerd. Er
moet een onderzoek naar de echtheid van het geschrift voor de bevoegde
burgerlijke rechter worden bevolen.
2. Betwistingen over zakelijke onroerende rechten: (art. 17 V.T.Sv)
Als de beklaagde zich beroept op een onroerend eigendomsrecht of andere
zakelijk recht dat van aard is om het karakter van misdrijf te ontnemen van
het feit dat aan de vervolging ten grondslag ligt moet de strafrechter de
strafprocedure schorsen om beklaagde toe te laten het geschil voor te
leggen aan de burgerlijke rechter. De rechter moet deze exceptie enkel
aannemen als deze voldoende ernstig lijkt, daartoe moet ze gegrond zijn
op en deugdelijk schijnende titel of feiten van bezit. Voorbeeld: een
vervolging wegens braak van afsluiting
3. Laster en lasterlijke aangifte: (art. 447 Sw)
Deze vordering wordt geschorst als het ten laste gelegde feit het voorwerp
is van strafvervolging of een aangifte waarover nog geen uitspraak is
gedaan. Er moet dus gewacht worden tot er een uitspraak is over de
juistheid of werkelijkheid van het feit dat het voorwerp is van de laster.
Voorbeeld: Prof laat publiceren dat je een dief bent, jij vervolgt hem voor
laster maar er is wel een strafvordering aanhangig voor diefstal. Dan zal
jou laster geschorst worden tot de definitieve uitspraak over de
schuldigbevinding aan de diefstal.
, 4. Afstammingsgeschillen:
Telkens als de afstamming betwist wordt kunnen de strafrechtbanken pas
uitspraak doen nadat de beslissing van de familierechtbank in kracht van
gewijsde is getreden. Dit geschil doet zich zowel voor als de afstamming
een constitutief element van het misdrijf is zoals bijvoorbeeld bij
oudermoord, dan wel als de afstamming een verzwarende omstandigheid
uitmaak bijvoorbeeld bij verkrachting.
2) Verval van strafvordering bij verdwijnen rechtspersoon
De strafvordering veralt in principe door afsluiting van vereffening, door
gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening (bv. Bij
fusie of overname) (art. 20, 1ste lid V.T.Sv.).
De strafvordering lastens een rechtsperson kan evenwel nadien nog
worden uitgeoefend in vier gevallen (art. 20,2de lid V.T.Sv.):
Indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de
ontbinding zonder vereffening tot doel heeft te ontsnappen aan de
vervolging;
Indien de rechtspersoon, overeenkomstig artikel 61bis Sv., door de
onderzoeksrechter in formele verdenking werd gesteld voor het
verlies van de rechtspersoonlijkheid;
Het Hof van Cassatie heeft beslist dat de strafvordering ook nog kan
worden uitgeoefend, a.h.w. a fortiori, indien de rechtspersoon voor
het verlies van de rechtspersoonlijkheid voor de strafrechter werd
gedagvaard;
Wanneer de rechtspersoon van de raadkamer doorverwezen is naar
de correctionele rechtbank.
Het Grondwettelijk Hof heeft, het feit dat de strafvordering vervalt door de
dood van de natuurlijke persoon maar in sommige gevallen toch kan
worden voortgezet na de ontbinding van de rechtspersoon, in
overeenstemming geacht met het gelijkheidsbeginsel.
3) Het strafrechtelijk gewijsde als verval van de strafvordering
Het gezag van het strafrechtelijk gewijsde is het gezag dat gehecht is aan
een eindbeslissing van de strafrechter waardoor definitief uitspraak wordt
gedaan over de strafvordering zodat een nieuw strafgeding wegens
dezelfde feiten en tegen dezelfde daders onmogelijk wordt.
Het gaat niet om het gewijsde opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek. Het
strafrechtelijk gewijsde is gesteund op een algemeen rechtsbeginsel en is
dus niet zoals het burgerlijk gewijsde opgenomen wettelijke regeling.
In tegenstelling tot het gewijsde van het Gerechtelijk Wetboek is het
strafrechtelijk gewijsde van openbare orde en moet het dus ambtshalve
door de rechter worden opgeworpen.
,Er moet aan vijf voorwaarden voldaan zijn om het strafrechtelijk gewijsde
te kunnen inroepen:
1. Er moet een beslissing ten gronde zijn die uitspraak doet over de
strafvordering:
Het gaat om de beslissing tot veroordeling, vrijspraak of ontslag van
vervolging
In beginsel enkel beslissingen van vonnisgerechten, maar ook de gevallen
waarin de onderzoeksgerechten eindbeslissingen nemen die met
beslissingen van vonnisgerechten overeenstemmen (opschorting van de
uitspraak van de veroordeling en internering)
Een beslissing tot onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid zijn geen
eindbeslissing, eveneens de beslissing tot seponering omdat deze uitgaat
van het OM en altijd kan worden herroepen.
2. De beslissing moet kracht van gewijsde verkregen hebben :
D.w.z. dat zij noch vatbaar is voor hoger beroep, noch voor verzet en noch
voor cassatieberoep.
3. Het moet gaan om een uitspraak gewezen in België:
In sommige gevallen verzet ook een in het buitenland gewezen vonnis zich
tegen een nieuwe vervolging in België, deze regeling is opgenomen in de
Shengenovereenkomst
4. De nieuwe vervolgingen moeten dezelfde persoon betreffen
5. Nieuwe vervolgingen moeten op dezelfde feiten steunen:
Dit wordt onaantastbaar beoordeeld door de feitenrechter die de identiteit
van het feit ten laste gelegde feit nagaat met dat van een vorige
veroordelingen herkwalificatie van de feiten verandert hier niets aan.
o Voortdurende en gewoontemisdrijven: slechts 1 vervolging mogelijk.
Nieuwe feiten na de definitieve veroordeling kunnen wel worden
vervolgd.
o Collectief misdrijf: nieuwe vervolgingen voor andere feiten gepleegd
voor de eindbeslissing mogelijk, maar der rechter moet bij de
straftoemeting rekening houden met de reeds uitgesproken straffen.
, 4) Termijnen verjaring van de strafvordering
Wat houdt de verjaring van de strafvordering in?
Dit houdt in dat ingevolge een bepaald tijdsverloop men niet meer een straf
kan uitspreken of een vervolging kan instellen (art. 21 V.T. Sv.)
De verjaring van de strafvordering raakt de openbare orde met als gevolg
dat:
- De beklaagde er niet kan aan verzaken
- De rechter deze ambtshalve moet onderzoeken en vaststellen
Bij het verstrijken van de verjaringstermijn mag de rechter niet het
bestaan van het strafbaar feit vaststellen, dit betreft immers een grond van
verval van de strafvordering.
1. Termijn van toepassing krachtens art. 21 V.T.Sv:
Artikel 21 SV.T.Sv bepaalt vooreerst dat voor misdrijven omschreven
in art 136bis Sw (genocide), 136ter (misdaden tegen de mensheid)
en 136quater (oorlogsmisdaden) de strafvordering niet verjaart.
Voor de volgende misdrijven bepaalt art 21 de volgende
verjaringstermijnen:
Overtredingen: 6 maanden
Gecontraventionaliseerde wanbedrijven : 1 jaar
Wanbedrijven: 5 jaar
Gecorrectionaliseerde misdaden: 5 jaar
Misdaden: 10 jaar
Uitzonderingen:
Limitatief opgesomde misdrijven: 15 jaar
Limitatief opgesomde misdrijven en misdrijven waarop de straf van
levenslange opsluiting gesteld is: 20 jaar
Merk op dat: Sinds potpourri II er een interne tegenstrijdigheid bestaat
ste
voor het misdrijf van artikel 376, 1 lid Sw, namelijk verkrachting of
aanranding van de eerbaarheid met de dood tot gevolg. Indien dit misdaad
wordt gepleegd op een minderjarige, geeft de wetgever 2 verschillende
verjaringstermijnen op:
ste
15 jaar in artikel 21, 1 lid, 2° VTSv
ste
20 jaar in artikel 21, 1 lid, 1° VTSv
De wetgever zal hierbij nog een keuze moeten maken. In afwachting
hiervan zal waarschijnlijk het meest gunstige regel worden toegepast.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur la123. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.